Deze pagina afdrukken

Varsselseweg 10, Oude Mettemaat -Akten, Verhalen en Gebeurtenissen

  • Akten, verhalen en gebeurtenissen:

     

     

    Uit 'Inventaris van het O. en N. Gasthuis Zutphen 1380-1841':

    ‘(730) Akte, waarbij Frans Jansen wegens een schuld van 600 carolusgulden aan het Oude en Nieuwe Gasthuis een half stuk land op de Gennep en de Mettenmaat, gelegen in het kerspel Hengelo, tot onderpand stelt, 1661, gelijktijdig afschrift. 1 stuk.’


     

    Uit de Hengelosche Markenboeken 1612-1825:

     

    Markenboek 1612-1690:  

    ‘Anno 1667 den 25 April hebben d’ Marckenrichteren d’ Drs. Diemen ende Baercken sambt de vorsseren Nijesinck, Tiller ende Dimmendaell met de Marckenrichteren van d’Hengelohsche marckt d’ heren Rauber ende Vhere drije marckenpaelen gesatt: d’eerste achter die Metthen maethe, die tweede tegen Groot Hieckinck over, die darde aende wech vande Varsseler Steghe uijtkomende, staende denselven tott laste van beijde respectieve Marckten.’

                                

    Markenboek 1691-1748:

    1743,          Berent aen de Mettemaete 1/4’

     

    Markenboek 1800-1830:

    1802, Na genomen sessie en oplezing van de namen der gewaarde geërfden hebben Markenrigters de eer aan de vergadering rapport te doen, dat zij ten gevolge hunne authorisatie hebben opgemeten de navolgende aangegraven gronden: (...) van Gerrit Langeler bij de Gennep 174 roeden groengrond 156 roeden horstgrond, bij de Mettemaat van de heer Wentholt aan den kamp voor het huis 182 roeden, tegen den Bosch 139 roeden, …(etc.) ‘  

    1811, Het welke in omvrage gebragt en daar over gedelibereerd zijnde hebben heeren Geërfden geresolveerd, deze aangegraven en opgemeten gronden aan de eigenaren tegen betaling te concederen, doch omtrend de grond bij de Mettemaat door den heer Wentholt aangegraven, opposeert zich ds. Hummelinck, oordeelende door die aangraving benadeeld te zijn en waar omtrend geresolveerd is dat die heeren daar over in eene minnelijke schikking zouden komen en wijders dat voortaan geen aangravingen zal mogen geschieden, dan na dat vooraf daartoe strictelijk consent verzogt en aan één der heeren Markenrigters is aangegeven.’

    1813,

    (…)

    Om dezelfde reden is ook nog het verzoek van Jan Bosman om een hoekje gronds naast het voorgaande te mogen aangraven gewezen van de hand.

    Is in ogenschijn genomen eene afgraving van een groot gedeelte gronds te zamen 2551 roeden aan het erve Waarle schietende tot aan de Mettemaat, zijnde de binnenzijde der wal met dennen bezaaid, is verstaan om vermits Markenrigters en Gecommitteerden geïnformeerd wierden dat den eigenaar van het erve Waarle opineerde deze grond niet behoeven te betalen, naar dien alle de daar doorlopende wegen los waren gelaten en de grond dierhalven niet konde geacht worden in bezit te zijn genomen.

    En het aan Markenrigteren en Gecommitteerden is voorgekomen, dat zoodanige afgravingen gegrond op dit sustinu gansch wederrregtelijk en strijdig met alle gebruiken en grondbeginselen in deze Mark geobserveerd wordende, moeten beschouwd worden, den administrateur der markenpenn. Te verzoeken den eigenaar van het erve Waarle onmiddellijk aan te schrijven, om zich binnen 14 dagen te declareeren, of hij voornemens is deze grond tegen de ordinaire prijs volgens taxatie van Markenrigters en Gecommitteerden aan deze Mark te betalen teneinde de opmeting en taxatie zoude kunnen geschieden met communicatie tevens, dat bij manquement van dien, al het opgegravene op order van Markenrigters en Gecommitteerden dadelijk ten zijnen kosten zal worden toe gemaakt, welk verzoek de Administrateur heeft aangenomen te executeeren.’

    1818, Is door Markenrigter en Gecommitteerden in oogenschouw genomen, een opgemaakte uitweg achter De Bleek langs de weide van Harmen Pieper en over genomen het verzoek van Harmen Pieper en Garret Langeler, strekkende om te zamen voor gemeene rekening voor aan op den hoek dezer weide een deuker te mogen leggen, in den kortlings door denzelven naast den ouden, nieuw afgegraven dijk, leidende naar het erve Waarle ten einde het water van de Mettemaat en Waarle komende, door voornoemde deuker langs De Bleek af te leiden, met beding dat het aan H. Pieper vergund zoude zijn, de weg langs zijne weide op te maken en ten wederzijden te bepoten en aan G. Langeler om het gat op de hoek der dijk te doen op dijken leggen bepoten.’

    1819, In aanmerking genomen dat het van het grootste belang en eerste noodzakelijkheid is, om ter voorkoming van wanorde en bevordering eener goede en ongehinderde passage der wegen over de gemeene velden, de voortgaande ontginningen van woeste gronden, den vrijen toegang tot eens ieders eigendom niet belemmerd, maar veel eer de algemeene correspondentie korter en gemakkélijker gemaakt worde, is goed gevonden, eenige buurtwegen te reguleren door kielspit en andere te doen opmaken. En is alzoo uitgestoken de weg gaande uit het Dorp, achter De Bleek, aanvang nemende aan het einde van de allee voor de weide van Harmen Pieper en gaande langs het huis van Garrit Jan Wentink, het land van de erven de Gier enzoovoorts tot aan de Mettemaat. Voorlaatst genoemde erve is bevonden dat door Willem Demming een hoek gedeeltelijk was afgegraven, zonder daartoe behoorlijke aanvrage gedaan, veel min consent verkregen te hebben ofschoon ongeërfd zijnde, zoo is uit aanmerking hiervan, als uit hoofde dat door deze afgraving de weg langs de Mettemaat te veel benaauwd zoude worden, de Scheuter gelast den opgeworpen wal in te smijten, met interdictie om verder hiermede voort te gaan.’

    1820, Door de heer Wentholt is ter vergadering voorgebragt dat de weg die van het Dorp naar de Buurtschap Varsel gaat, te na aan zijn erve de Mettemaat was uitgestoken, waarom hij daartegen moest protesteeren, verzoekende dat zijn protest mogt worden aangetekend, zoo is voornoemden heer verzogt, zich dit wegens met de zoo even genoemde commissie te verstaan.’

                                                                                          

    Dunsborger- en Hattemermarkenboeken:                     

    1680, Op versoek van de heer Wentholt om een stuksken hietlants bij den Markenpael an de Mettemate en daar op de ware van sijn Goet Voegelink te mogen verleggen, sijn gecommitteert voorn. Heeren om sig daar over ’t informeren met voorgaande publicatie of daar iemant van de markt ook enige praejuditie bij mogte hebben, en als dan doen na gelegentheijt.’

    1728, De Heer Secret. Wentholt versoekt te mogen hebben omtrent een roede a tien langes de Mettemate te prijse als voren, het welk sijn WelEd. door de gesamentlijke Heeren Erfgenamen is toegestaan, soo nogtans dat hij er bij geen eijgenaar mogte worden gepraejudiceert.’

    1730, Het angegravene van de Heer Wentholt an de Mettemate word nogmaals geresolveert dat sal gemeten en vervolgens betaalt worden, in gevolge resolutie.’

    1732, Den 8. art. rakende het angegravene van de Hr. Secret. Wentholt an de Mettemate word alnog verstaan dat ingevolg vorige resolutie sal gemeten en vervolgens betaalt worden.’

    1778, De geërfdens hebben tegens gewone betaling volgens te doene opmeting g’accordeert aan de Heer Haesebroeck bij het Hemmeking te mogen afgraven een hoekjen vreegrond, daar te voren [reets] boomen gestaan hebben. Voorts aan de Heer Ontfanger Wenthold, om bij de Mettemathe een hoekjen veldgrond van dese markt tot reguliermaking van sekere aldaar aangelegde plantage mede te mogen aangraven.’

    1824, (…)

    Hierna hebben zich Gecommitteerden begeven naar den weg die door den heer Wentholt naar de Mettemaat gebruikt wordt, en waarover zijn H.W.Geb. zich op de jongste vergadering heeft beklaagd in eene slegten en onbruikbaren toestand zijnde, en waaromtrent die examinatie en desnoods het herstel aan Markenrigter en Gecommitteerden is opgedragen. Op de plaats zaam gekomen zijnde hebben Gecommitteerden bevonden dat gemelde heer door het nemen van eenen kleinen omweg zeer gevoeglijk de Mettemaat kan bereiken, doch dat door het dijks wijze aanleggen van eenen weg langs een goed van de Hervormde Diakonie van Hengelo verbeteringen konden worden gemaakt, zoo hebben gecommitteerden met goedvinden van den Heer Wentholt bepaald, dat vooreerst voor rekening van de Mark geen verbetering aan den weg zullen gemaakt worden doch dat bij de Diakonie van Hengelo aanzoek zal worden gedaan om voor dezelver rekening mits tegen het goed van het plantsoen op den dijk, eene dijk voorlangs derzelver eigendom aan te leggen.’

    1824, Door den heer Wentholt andermaal gedoleerd zijnde over den slegten weg van Schooltink naar de Mettemaat in het verleden jaar aan de gecommitteerden opgedragen, met bijvoeging dat, van het herstel van dien weg door de Diaconie van Hengelo hetgeen zich gecommitteerden bij gelegenheid van een Inspectie in loco op den 17 Maart l.l. voorgesteld hadden nog niet had plaats gehad, zoo hebben de geErfdens na hierop gehad te hebben het berigt van de Gecommitteerden goed gevonden dezelve te authoriseren, zulks doende bij dezen om alnu dien weg voor rekening van de Mark in behoorlijke order te [doen] brengen.’

    1825, De gecommitteerden rapporteren vervolgens dat zij ter voldoening aan de resolutie van de geErfden van den 3 Augustus des vorigen Jaars, zich hadden onledig gehouden met het hersel van den weg op de Mettemaat, waarover door den Heer wentholt was gedoleerd, dat zij, en in het belang van gemelde Heer en in dat van de Mark met goedvinden van dien Heer aan dien weg een eenigzints andere rigting hadden gegeven, en wel zoodanig dat denzelven thans zijn aanvang neemt tusschen den kamp van Derk Wolters en van der Diaconie van Hengelo, en van daar in regte Lijn op het hek aan de Mettemaat, zijnde doorgaans hooge heide, die met weinig kosten tot een voegzamen weg kan worden aangelegd, waarmeede reeds een aanvang gemaakt was.

    De geErfdens hebben het verrigte van de Gecommitteerden goedgekeurd en dezelve verzocht dien weg zoo dit doenlijk is te doen afwerken. ‘


     

    1768 ORA 0217-653
    (transcripties door J.D. Lettink en S. Postma)

    Op den 10den junij 1768

    (in de marge: Registratie en decreet tot accordatie en approbatie der te doene toedeelinge van ’t goed Mettemate g[e]n[aam]t onder Hengelo, in Noordijk.

    In margine stond Exhibitum den 8sten junij 1768.
    Bij deze gestelt in handen van de;
    D[octoren] A. Francken en W. Sertorius Meiling om te dienen van advijs.
    Actum ut supra.
    Was geteekent:
    G. van Hasselt, Stadholder.

    Weledele gestrenge heeren!

    Geeven met schuldigen eerbied te kennen J.B. ten Behm Wentholt ontfanger der convoijen en licenten binnen Arnhem; Peter Wentholt burgemeester der stad Groenlo, en J. C. van Hasselt burgemeester der stad Zutphen, in huwelijk hebbende vrouwe A.L. Wentholt, hoe dat in der suppl[ian]ten respective ouders en schoonouders boedel en nalaetenschap zig bevind seker erve en goed, genaamt de Mettemate, in den Kerspel Hengelo, Buurschap Noortdijk kennelijk gelegen;
    Dat den eersten suppl[ian]t met alle sijne broeders en susters is geconvenieert , om dat erve en goed uit den ouderlijken boedel bij magescheid over den geheelen boedel en naelaetenschap van deselve haere ouders op te rigten, in sijn partage aan te neemen tegens eene summa van agt duisend guldens, en dus eene hogere, als het zelve bij eene publicque veilinge op den 29sten octob[er] 1767 binnen Zutphen gehouden gelijk te sien uit het bijgaende extract sub A. heeft kunnen gelden.
    En vermits sig onder de kinderen van der suppl[ian]te ouders meergemelt bevind E.T. Wentholt, en deselve in dat geene, ’t welk nae aftrek soo van een daarin gevestigt capitael en interesse, sig ongeveer vierduisend ses honderd guldens bedragende, als andere lasten en schulden uit dit Erve moetende voldaan worden, mogt koomen over te schieten, mede proportione soude geregtigt weesen;
    Dan vermits de slegte conduites van voorz[egde] E.T. Wentholt sodaenig sijn geweest, dat niet alleen alles, het geene uit haar vaders nalaetenschap haar was aangedeelt, had verkwist, maar dat ook soo door haar moeder, als haar drie suppl[ian]ten selve tot voorkominge van prostitutie, al vrij importante sommen, en dus considerabel meerder als deese haare portie (die nae aftrek als bovengemeld zeer gering en niet noemenswaardig zal zijn) kan bedraegen, zijn uitgeschoten en betaalt, en dit tot haere beterschap egter alles te vergeefs sijnde geweest, haar suppl[ian]ten moeder en schoonmoeder eijndelijk genecessiteert is geworden om deselve bij testamentaire dispositie nae verkregen octrooij en consent van de heeren Staaten deeser provincie niet alleen te exherederen , maar ook alvoorens in een verbeterhuis te confineren , sulks dat tot curateuren over deselve de suppl[ian]ten sijn aangestelt, welke ook tot hier toe genoegsaam op haar eigen kosten, en alsoo tot haeren werkelijken schaaden deselve hebben moeten onderhouden en verplegen, gelijk dit alles breeder kan consteren uit de stukken alhier annex sub B en C.
    Soo is het dat suppl[ian]ten, dewijl het aan de eene zijde niet anders dan betaemelijk is dat hij eerste suppl[ian]t allesints daarmeede speciaal ten aansien der geconfineerde werde geassecureert , en aan de andere sijde alle de geinteresseerdens hare portien aan den eersten suppl[ian]t tegens de gemelte somme hebben gecedeert , behalven dat in effecte de geconfineerde geen het minste regt tot voorschr[even] erve en goed is hebbende; in derselver qualiteit als curateuren over deselve voor soo veel noodig en dienstig ten fine van securiteit en voorkominge van alle chicanes , die de een of ander, hoe ongegrond ook, mogten willen maeken, seer ootmoedig versoeken, dat die te doene toedelinge aan hem eerste suppl[ian]t van ’t erve en goed Mettemaete, invoegen gemelt door u w[e]l]e[d]el gestr[engen] ten opzigte der geconfineerde E.T. Wentholt moge worden geaccordeert en geapprobeert.

    ’t Welk doende was getekent
    J.B. ten Behm Wentholt
    P. Wentholt

    (in de marge: decretum geregistreert)

    Op voorstaande requeste is gedecreteert als volgt:
    Het hooge landdrosten gerigt der Graafschap Zutphen met advijs van onpartijdige regtsgeleerden gesien, geleesen en geëxamineert hebbende tegenstaande requeste met de daarbij geappliceerde documenten sub A, B en C accordeert en approbeert om redenen in het request breder vermeld die daar bij verzogte en te doene toedeelinge aan den eersten suppliant van het erve en goed Mettemate, in deezen landdrosten ampte, Ker[spel], Hengelo, buurschap Noortdijk kennelijk geleegen, ten opsigte van de geconfineerde E.T. Wentholt.

    Aldus geadviseert binnen Zutphen den 10den junij 1768 bij de doctoren A. Francken en W.S. Meiling
    -------------------------------------------------

    Hertaling van bovenstaande door S. Postma:

    10 juni 1768

    De verzoekers, Johan Barthold ten Behm Wentholt (1719-1787), zijn broer Peter Wentholt (1722-1809) en hun zwager Johan Coenraad van Hasselt (1708-1778), die getrouwd is met hun zuster Arnoildina Lucretia Wentholt (1714-1793), verklaren, dat zich in de nalatenschap van hun ouders en schoonouders (Johan Ludolf ten Behm Wentholt (1689-1746) en Hendrika Reiniera van Essen (1693-1767)) het erve en goed ‘De Mettemate’ in het kerspel Hengelo, buurschap Noortdijk bevindt.

    Johan Barthold is met z’n broers en zusters overeengekomen, dat er een boedelscheiding over de nalatenschap van hun ouders zal worden opgesteld. Daarbij zal hij De Mettemaat uit de ouderlijke boedel overnemen voor een bedrag van 8.000 gulden. Dat bedrag is meer dan hiervoor geboden werd op de openbare veiling van 29 oktober 1767 in Zutphen. Zie het hierbij gaande extract A.

    Ook hun zuster Elisabeth Teodora Wentholt (geb. 1717) heeft recht op haar deel van de erfenis. Na aftrek van een kapitaal met rente en andere lasten en schulden die op dit erf rusten zal een bedrag van ongeveer 4.600 gulden ter verdeling overblijven.

    Maar Elisabeth Theodora heeft slecht gedrag vertoont. Niet alleen haar vaders erfdeel heeft ze verkwist. Ook de vrij grote, door haar moeder en de verzoekers voorgeschoten bedragen, zijn er doorheen gegaan. Dit geld, dat aanzienlijk meer was dan haar aandeel in de erfenis, was bedoeld om haar ervan te weerhouden in de prostitutie te gaan. Het is echter allemaal tevergeefs geweest. Na verkregen toestemming van de Staten van Gelderland, heeft hun moeder zich genoodzaakt gevoeld om haar niet enkel te onterven, maar ook al eerder op te laten sluiten in een verbetergesticht. Daarbij zijn de verzoekers aangesteld tot haar curatoren. Tot nu toe hebben die haar, tot hun nadeel, op eigen kosten moeten laten onderhouden en verplegen. Dit blijkt uit de bijlagen B en C.

    Enerzijds is het gepast, dat de eerste verzoeker (Johan Barthold) ten opzichte van de opgeslotene wordt gevrijwaard. Anderzijds hebben alle erfgenamen hun aandeel, tegen het genoemde bedrag, aan hem afgestaan, behalve de opgeslotene. Maar die heeft in principe geen enkel recht meer op het bedoelde erve en goed.
    Ter voorkoming van tegenwerking door de een of ander, hoe ongegrond ook, vinden de verzoekers het, in hun hoedanigheid als curatoren, belangrijk om zeer deemoedig te vragen, dat de toewijzing van het erve en goed De Mettemaat aan de eerste verzoeker zoals vermeld, door u edel gestrengen, ten aanzien van de opgesloten Elisabeth Theodora Wentholt, wordt goedgekeurd en toegestaan.

    Op dit verzoek is als volgt beslist:
    Na het zien, lezen en onderzoeken van het bovenstaande verzoek met de daarbij gevoegde documenten A, B en C, heeft het Hoge Landdrostgericht van de graafschap Zutphen, met advies van onpartijdige rechtsgeleerden, en om redenen als in het verzoek vermeld, de daarin verzochte toewijzing van het erve en goed De Mettemaat aan de eerste verzoeker, ten aanzien van de opgesloten E.T. Wentholt, goedgekeurd en toegestaan.



    1768 ORA 0217-653
    Op den 19den augustus 1768

    (in de marge: ‘Exhibitie eener magescheidinge, ten fine van protocoll[atie] en registrature per claus[ulas] concern[entes] onder Hengelo. Geregistreert’)

    Coram de heer Gijsbert van Hasselt, stadholder.
    Gerigtsluiden Warnerius van Ouwerkerk en Gerrit Geerligs.

    Compareerde mr. Jan Hendrik van Hasselt, in qualiteit als volmagtiger van de heer en mr. Jan Barthold Wentholt ontfanger der convoijen en licenten binnen Arnhem, en vrouwe Reinira Adriana Wilbrenninck, kragt volmacht voor burgemeesteren, schepenen en raeden der stad Arnhem, op den 10den augustus deeses jaars 1768 ad hunc actum meede specialiter gepasseert, alhier vertoont en geleesen; en extradeerde sodaane finale magescheid, als op den 17den junij 1768 tusschen voorschr[even] mr. Jan Barthold Wentholt, en desselfs susters en broeder, over de moederlijke nalaatenschap is ingegaan en geslooten, met versoek, dat het selve met relatie tot de goederen, daarbij aan voors[egde] mr. J.B. Wentholt toegedeelt, en bestaande booven en behalven de lheengoederen, het erve en goed Groot Jebbink en de weijde Vogelenslag, beide ten Zutphensen rechten releverende van den huijse Hemmekink, en drie scheepels gesaaij de Heikenkoelen genaamt, een weijde het Geurken en twee stukken bouwland den Flierbos en het Jufferen Stuk genaamt, dan nog de Kaeterstede Klein Jebbink, mitsgaders Gelinks akkermaete, en eindelijk het erve en goed de Mettemaete, alle in deesen landdrosten ampte, kerspel Hengelo kennelijk geleegen, per clausulas concernentes mooge worden geregistreert en geprotocolleert, om te strekken als nae regten. S.A.L.

    Volgt de g’exhibeerde magescheidinge per claus[sulas] concern[entes]
    (in de marge: ‘magescheidinge geregistreert’)
    Kennelijk en openbaer sij hier mede, hoe dat op heeden dato ondergeschreven tussen mr. Jan Bartholt Ten Behm Wentholt ontfanger der convoijen en licenten binnen Arnhem pro se, en so veel nodig of dienstig, als volmagtiger van sijn ehevrouwe Reijnira Adriana Wilbrennink, luid acte voor de magistraet der stad Arnhem op den 26 meij 1768 gepasseert, mr. Pieter Wentholt burgemeester der stad Groenlo, en commies van de Finantie der graefschap Zutphen, beneffens sijn ehevrouwe Helena Cornelia Verspijk, vrouwe Arnoldina Lucretia Wentholt beneffens haer eheheer mr. Johan Conraedt van Hasselt burge-meester der stad Zutphen.
    Voorts vrouwe Helena Catharina Wentholt douariere Knuth geadsisteert in desen met de heer en mr. J. R. Wentholt, en laestelijk mr. Jan Hendrick van Hasselt in qualiteijt als volmagtiger van de heer Sebastiaen Cornelis Meijers luitenant onder de cavallerie ten dienste deser landen, en sijn ehevrouwe Wilhelmina Grada Geertruit Wentholt, vermogens acte gepasseert op den 11 julij 1767 voor den auditeur militair des guarnisoens van Zutphen en twee officieren.
    Te saemen respectivelijk kinderen, schoonkinderen en ergenaemen van wijlen de heer en mr. J.L. ten Behm Wentholt in leven burgemeester der stad Groenlo en secretaris van die edele mogende heeren Gedeputeerde Staeten ‘s graefschaps Zutphen, en vrouwe Henrica Reinira van Essen, in leven ehelieden, over den boedel en nalatenschap van de laestgemelte, soo sij met de dood heeft koomen te ontruimen, so leen als allodiael, niets daer van uitgesondert, ten overstaen van onderbenoemde en daer toe versogte magescheidsvrienden, is ingegaen en gesloten volgens finael magescheid.

    Art. 1
    Waerbij aenvankelijk de condividenten verklaeren den inventaris, etc.

    Post multa alia: clausula concernens
    Art. 3
    Dat voorts bij desen euwig en erfelijk aen den heer eersten condivident boven en behalven de lheengoederen het erve en goed Groot Jebbink en de weijde Vogelinkslag gelegen onder Hengel beijde ten Zutphensen regten releverende van den huise Hemmekink cum appertinentus, t’sij van getimmer op genoemde goed Groot Jebbink staende, ’t sij andersints van wat aert of natuur hetselve soude mogen wesen welk een en ander bij hem heer eersten condivident als oudste soon der familie en dus successeur feudal sijns vaeders verblijft, genoten en gepossideert wordt, worden toegedeelt 1o drie schepels gesaij gelegen dwars voor de allee van gedagte erve en goed Jebbink bekent onder de naam van de Heijkenkoele mitsgaeders een weijde het Geurken genaamt met de boomen daer inne en op staende, en twee stukken bouwlands genaemt den Flierbos en ’t Jufferen Stuk sijnde te saemen allodiael goed en gehoorende onder Groot Jebbink meergemelt 2do de katerstede Klein Jebbink gelegen in ’t kerspel Hengelo, buurschap Gooij met sijne onderhorige hof, weij en bouwlandt voorts opgaende bomen en akkermaels gewassen, mitsgaeders Gelinks Akkermaete so als ’t selve door Derk Jansen bouwman op Klein Jebbink wordt gebruikt, door den heer en vrouw eerste condividenten uit den boedel aengekogt op den 29 sten october 1767 en waarvan de betaelinge reets is geschiet.
    3tio het erve en goed Mettemate, in den Kerspel Hengelo buurschap Noordijk gelegen, met alle sijne ap en dependentiën, regten en geregtigheden, sonder eenige de minste uitsondering en sulks mede als een vrij en allodiael goed, ook onbeswaert en niet belast dan met ordinaire heeren lasten en schattingen ook gesuivert van verpondinge tot over den jaere 1767 incluis, etc.

    Post alia
    Aldus dese waer van vijf eensluidende gemaekt sijn gededingt en gesloten ten overstaen van mr. Joh. Schrassert en Christoffel Huisman, als magescheids vrienden in Zutphen den seventienden junij 1700/agt en sestig.

    Was nevens neegen in rood, en een in swart lack opgedrukte cachetten, geteekent.

    J.B. ten Behm Wentholt
    P: Wentholt, H.C. Wentholt geboren Verspijk
    J.C. van Hasselt
    A.L van Hasselt geboren Wentholt
    H.C. Wentholt douariere van Knuth
    J.R. Wentholt
    J.H. van Hasselt q:q:

    Joh: Schrassert )
    C. Huijsmans ) als magescheidsvrienden


    1768 ORA 0217-653

    Op den 27sten augustus 1768

    (in de marge: “Verband van het erve en goed de Mettemaete onder Hengelo, in Noordijk,voor den ontfang der convoijen en licenten binnen Arnhem, ter s[omma] van 20.000 g[u]l[de]ns. Geregistreert”

    Mr. Herm[an] van Santbergen, p.t. stadholder.
    (de heer mr. A. ab A. van Lamzweerde
    Gerigtsluiden ( en
    ( Rutger Hissink.

    Compareerde mr. Jan Henrik van Hasselt, in qualiteit als volmachtiger van de heer en mr. Jan Barthold Wentholt, ontfanger der convoijen en licenten binnen Arnhem, en vrouwe Reinira Adriana Wilbrennink, ehelieden, kragt volmagt voor burgemeesteren, schepenen, en raeden der stad Arnhem, op den 10den augustus deeses jaars 1768 ad hunc actum meede specialiter gepasseert, alhier in judicio vertoont en geleesen, en deede verband van het erve en goed de Mettemaete, in deesen landdrosten ampte, kerspel Hengelo, buurschap Noordijk geleegen, voorschr[even] mr. J.B. Wentholt eigendommelijk toestendig, met alle sijne ap- en dependentiën, ten behoeven van de Generaliteit, voor de administratie van den ontfangst van de convoijen en licenten binnen Arnhem, van hem heer J. B. Wentholt voornoemt, met speciale submissie van het selve verband aan het regt of effect van een legael verband, voorts judicature en parate executie van de heeren raaden van de Admiraliteit tot Amsterdam, alles voor en ter concurrenter summa van twintig duisend guldens, ook ingevolge geimpetreerde en geabtineerde permissie of authorisatie van de heeren Staaten deeser provintie, verleent in april deeses jaars 1768, om te strekken als naa rechten, de super stipulanda, S.A.L.

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

                                 

Laatst aangepast op vrijdag 27 april 2018 21:45