Twee voorvaders met een 'different' 

                                                                                                                    www.oudhengelo.nl

Dit artikel verscheen eerder in De Olde Kaste, uitgave van de Oudheidkundige Vereniging Hengelo (Gld) 2019-2

Door Alice Garritsen

Oudejaarsdag 1749. Het is een mooie winterdag, dus de Hengelose Henricus Eggink besluit zijn dochter Theodora in Steenderen te bezoeken. Zij is daar de uitbaatster van het huis waar de Zwaan uithangt, oftewel café De Zwaan. Hij treft er Esken Huetink. Die woont iets buiten dat dorp en is er tijdens zijn ommetje na het middagmaal even neergestreken om rustig een pijp te roken. Beide mannen zijn zo rond de 65 jaar oud. Ze kennen elkaar en raken aan de praat. Op een zeker moment neemt het gesprek een minder prettige wending. Volgens de stukken krijgen de mannen een different, een meningsverschil.

Ook Henricus Eggink heeft een café. Een herberg met aanzien, want het is van oudsher de plek waar de heren van de Marke van Hengelo neerstrijken na hun jaarlijkse vergadering in de kerk. En er voor een aardig bedrag verteren. Dat was ook al zo in de tijd dat zijn oom Theodorus Rumpius junior het café bestierde.

Van Henricus zelf zijn in het dorp geen sporen meer te vinden. Waar zijn café stond, is niet bekend, al weten we dat het in de buurt van de kerk geweest moet zijn. Maar daar waren destijds zo veel herbergen. Wel kunnen we nog een glimp opvangen van zijn grootvader aan moederskant, de predikant Theodorus Rumpius senior. Zijn naam prijkt op het naambord dat hoog in de Remigiuskerk hangt. Boven die van diens zoon Henricus, ook predikant, en eveneens een oom van Henricus Eggink. Over deze laatste oom werd thuis echter niet veel gesproken.



Namenlijst predikanten Naamlijst zoals die hangt in de Remigiuskerk te Hengelo (Gld).
In de linkerkolom staan op de zesde en zevende plaats de beide predikanten Rumpius.

Naast het bier dat hij brouwt en de brandewijn die hij tapt, heeft Henricus op latere leeftijd meerdere beurdersbaantjes. Veel belastingheffingen worden in die tijd verpacht oftewel aanbesteed. Zo is hij ook de pachter van de armenoortjes. Dat houdt in dat hij alle deuren langs gaat, de armenoortjes bij de mensen int en afdraagt aan de kerk. Dat doet hij niet alleen in Hengelo, maar ook in Steenderen. Het gaat om een soort belasting waarmee de arme inwoners worden ondersteund. Een oortje is een munt: het woord leeft nog voort in de uitdrukking ‘het laatste oortje versnoepen’.

Financieel kent Henricus zijn ups en downs. De laatste jaren vooral downs. Een trieste neergang. Zeker voor iemand van wie beide grootvaders destijds in de Hengelose Quote 500, de lijst rijkste inwoners, nog op plaats twee en drie prijkten.

Esken Huetink is een van de diakens van de Steenderense kerk. In die hoedanigheid heeft hij de verantwoordelijkheid voor de armenoortjes in die plaats. Dit jaar heeft hij lang moeten wachten op de afdracht van het door Henricus opgehaalde geld.

Op een gegeven moment raakt zijn geduld op. In september stapt Esken naar de rechtbank in Hengelo en vraagt aan de rechter om Henricus te manen het geld snel af te dragen. Dit op straffe van een verdere rechtsgang. Henricus reageert met te zeggen dat hij niet onwillig is te betalen als de anderen (de andere pachters) dat ook zullen doen. Tja.

Terug naar 31 december 1749, ’s middags zo rond half twee, in café De Zwaan te Steenderen. Na de gebruikelijke uitwisseling van beleefdheden en gemeenplaatsen moet Henricus wat van het hart. Het zit hem nog steeds niet lekker. Hij voelt zich nogal in zijn kuif gepikt door de gerechtelijke stappen die Esken en zijn medediakenen hebben genomen en zegt tegen hem: ‘Gij had dat zo sterk niet moeten zo doen’. Oftewel: moest dat nou, zo’n zwaar middel inzetten door mij voor zoiets voor het gerecht te slepen?

Esken reageert met: ‘Ik doe het voor de armen’. Het blijken zijn allerlaatste woorden te zijn. Meteen daarop glijdt zijn pijp uit zijn mond en valt hij dood uit zijn stoel. Een aanwezige getuige heeft Esken nog vastgegrepen en tot Onze Vader gebeden. Dat hielp echter niet, want, zoals deze later verklaart: ‘dat (Esken) zo dood was gebleven’.

Waarschijnlijk vanwege het aan Eskens dood voorafgaande different is dit gebeuren voor Justitie aanleiding geweest enkele getuigen te horen. Gelukkig maar, want anders hadden wij dit verhaal niet gekend. Zoals viel te verwachten, is Henricus volledig vrijgepleit van eventuele doodslag.

Genealogische noot

Henricus Eggink is rond 1685 in Gendringen geboren als zoon van predikant Johannes Eggink en Eva Rumpius. Beiden zijn afkomstig uit Hengelo. Hij trouwt met Mechteld Gielink. Later hertrouwt hij in Hengelo met Hermken Jansen. Hij is na 1652 overleden.

Esken Huetink is ook rond 1685 geboren, maar dan in Steenderen. Hij trouwt er met Reijndje Jansen, en later met Judith Mentink.

De familietakken van beide voorvaders komen samen als in 1868 te Steenderen mijn overgrootouders Arend Gerhard Garritsen (1840-1910) en Tonia Johanna Hartman (1847-1911) trouwen.