Verhalen

 

Aaltje Bannink laat zich niet verleiden (1674)

                                        
Door Alice Gerritsen                                                                                                                       www.oudhengelo.nl

In het voorjaar van 1674 begint de rust in Hengelo (Gld) enigszins weer te keren. De Franse bezetters zijn uit de Achterhoek verdreven. Zo’n anderhalf jaar waren ze er heer en meester. De bewoners zijn berooid en bestolen achtergebleven. Er heerst honger, en Aaltje Bannink heeft drie kindermonden te voeden. Je zou dus verwachten dat ze de etenswaren die de zoon van de dominee haar aanbiedt, met beide handen aangrijpt. Maar dat is niet het geval.

Jan Bannink en zijn vrouw Aaltje Hillebrants wonen even ten zuidoosten van Hengelo (Gld), op een boerderij met de naam Kinkelerije. Deze ligt hemelsbreed niet ver van de toenmalige pastorie. En vaak loopt men hemelsbreed, want men doorkruist simpelweg de velden via een karrenspoor: hek open, hek dicht. Wie achteraan loopt, is de hekkensluiter.

Op een avond, het is al donker, komt domineeszoon Henricus Rumpius de boerderij binnenstappen. Vanonder zijn rok haalt hij een doek tevoorschijn met daarin ‘roggemeel, twee rijmen spek en enige eieren’. Hij vraagt Aaltje die aan te pakken en met hem mee te gaan naar de voormalige pastorie midden in het dorp. Die staat leeg sinds het gezin van de dominee is verhuisd naar een nieuw onderkomen aan de Ruurloseweg. In dat lege huis wil hij ‘zijn wille’ met haar doen. Haar man zal er niets van merken, zo garandeert hij.
Wat moet het voor Aaltje verleidelijk zijn geweest om er op in te gaan. Maar ze is sterk. Henricus staat niets anders te doen dan af te druipen.
Aaltje zal zo rond de 32 jaar oud zijn geweest, Henricus 19.

Niet de enige
Later probeert hij het nog een paar keer. Bij zijn laatste poging valt hij haar zelfs om de hals, kust haar en belooft ‘een schepel boekweit’ te brengen. Weer weigert Aaltje. Hengelo kan trots op haar zijn: een vrouw in de zeventiende eeuw die zich niet alleen tegen een man teweer durft te stellen, maar zelfs tegen de zoon van de dominee, van een notabele! Wat mij betreft heeft ze voor haar moed een straatnaam verdiend. Maar … die blijkt er al te zijn ?.
Aaltje Bannink is niet de enige vrouw die door deze zoon van dominee Theodorus Rumpius is lastiggevallen. Als Henricus later – hij is dan inmiddels zelf predikant in Hengelo - op deze verleidingspogingen wordt aangesproken, doet hij het af als ‘lacherij’. Hij was nog maar een kind, zo zegt hij, nog geen 12 jaar oud! Hoe kun je zoiets dan als kwaadaardig betitelen?
Maar Justitie gaat hier niet in mee en laat Aaltje ondervragen.

Aaltje Banninkstraat                                   De Banninkstraat in Hengelo (foto: Frans Geurtsen, fotobewerking: Joost van Ommen)

Twee verklaringen
Het is inmiddels 1683 als de rechter aan Aaltje vraagt wat er in 1674 precies is gebeurd. Alles wat iemand in zo’n geval verklaart, wordt genoteerd en later uitgewerkt. Dat kan een dag duren. Vervolgens leest de rechter deze schriftelijke verklaring aan de ondervraagde voor en die laatste tekent daarna voor akkoord. Met zijn handtekening verklaart de ondervraagde tevens onder ede dat het verslag waarheidsgetrouw is.
In dit geval heeft die voorlezing en ondertekening niet plaatsgevonden, want Aaltje is in de tussentijd naar Ruurlo afgereisd om haar ziek geworden moeder te verzorgen. Dat heeft de rechter althans onderaan de tekst genoteerd.
Twee dagen later is Aaltje kennelijk alweer terug uit Ruurlo, want dan wordt ze nogmaals verhoord, maar dit keer op verzoek van de dominee. Het verslag hiervan heeft ze wel ondertekend. Dat deed ze met een ‘mark’, een door haar getekend symbool, want Aaltje kan niet schrijven.
In de tekst staat dat de rechter zijn verslag wel degelijk aan Aaltje en haar man heeft voorgelezen, maar dat ze nogal schrok van wat hij had opgeschreven.
Aaltje: ‘Er stond niet wat ik verteld had. Hij had van alles weggelaten en … toegevoegd. De rechter heeft het gebeurde wel tien keer groter gemaakt dan het in werkelijkheid was. De dominee was destijds nog maar een kleine jongen, moet u bedenken. Het was alleen maar een beetje ‘kinderwerk en lacherij’. Dát heb ik verklaard, maar dát hoorde ik in het verslag niet terug. Daarom heb ik geweigerd de eed af te leggen. Toen heeft de rechter me onder druk gezet en gedwongen om te tekenen. Ik moest wel drie keer ‘grijnen’.
De onderrechter nam het nog voor me op. Hij zei: “Dat zijn oude dingen die achter ons liggen.” De rechter reageerde geïrriteerd: “Waarom verdedigt u dat ongewassen personage.” Hij doelde daarmee op de dominee. Toen ben ik weggegaan.
Later die dag vroeg de rechter me opnieuw om de eed af te leggen. “Doe het voor mij”, zei hij. Maar ik heb het niet gedaan.’

handtekening Aaltje Bannink‘Dijet is het marck van Aelteijn Bannijnck’ Het mark is blauw omcirkeld.

De werkelijke waarheid
Maar wat is hier de werkelijke waarheid, wat is er echt gebeurd? Door wie is Aaltje onder druk gezet? Door de rechter of door Henricus Rumpius? Heeft de rechter er een onsje meer van gemaakt? Dacht hij op deze manier een mooie verklaring tegen de dominee te hebben? Want hij is de schandalen waardoor de plaatselijke kerkgemeente geplaagd wordt, meer dan zat. Bovendien: de hogere rechter in Zutphen vertrouwt hem en zal dit verslag daarom ook wel zonder Aaltjes handmark voor waar aannemen. Dus … was Aaltje wel naar haar zieke moeder in Ruurlo?
Of is ze bezweken onder de druk van de dominee? Rumpius is immers fanatiek voor zijn ‘eer, goede naam en faam’ aan het vechten. En ook: hij was destijds 19 jaar. Spreek je dan nog van kinderwerk?
Of, een derde mogelijkheid: Aaltje geneert zich voor wat er is gebeurd. Tijdens de voorlezing is haar man er immers bij?

Naar Zutphen
Begin 1684 wordt Aaltje gedagvaard om bij het (hogere) landdrostengerecht in Zutphen een verklaring te komen afleggen. Een dagvaarding houdt in dat je verplicht bent te verschijnen. Doe je dat niet, dan kan dat een behoorlijke boete opleveren. Aaltje verschijnt echter niet.
Maar na een tweede oproep reist ze op 4 maart wel naar Zutphen, samen met haar man. In die tijd een hele reis.
Haar wordt gevraagd: ‘Waarom bent u de vorige keer niet gekomen?’
Aaltje: ‘Ik moest vlas hekelen voor mijn landheer [de eigenaar van hun boerderij]. Bovendien was mijn kind erg ziek, zo ziek dat het de dag erna gestorven is.’
Helaas kunnen we dit laatste niet controleren.

Ze wordt een derde keer gedagvaard, nu voor 18 maart. Maar op 17 maart, de dag ervoor, klopt de dominee bij Aaltje aan de deur. Hij heeft een brief bij zich.
‘Deze brief komt van de rechtbank’, zo zegt hij, en leest hem voor. Er staat in dat ze morgen niet in Zutphen hoeft te verschijnen. Rumpius voegt er nog aan toe: ‘Ik sta voor alle hinder en schade in.’
Aaltje antwoordt echter kordaat: ‘Maar ik ga wel.’
Op 18 maart gaat ze inderdaad naar Zutphen. Bij de rechtbank aldaar wordt haar gemaand om de waarheid te spreken. Dit ‘op poene van verlos van ziel en zaligheid’. Doet ze dat niet, dan zal ze als straf haar ziel en zaligheid kwijtraken. Dan leest de Zutphense rechter voor wat de Hengelose rechter destijds heeft opgeschreven, en vraagt: ‘Klopt dat?’
‘Ja, dat klopt’, antwoordt ze.
De rechter vraagt dan: ‘Heeft dominee Rumpius u na dat verhoor dronken gevoerd met brandewijn of andere sterke wateren en u zo misleid om een andere verklaring af te leggen?’
Aaltje geeft geen antwoord. Dat zegt genoeg.

Meer over deze vroegere Hengelose predikant valt te lezen in mijn boek ‘Een beerput die geen doofpot werd’. Kijk voor meer informatie op: alicegarritsen.blogspot.com/p/een-beerput-die-geen-doofpot-werd.html

Eerdere versies van dit artikel verschenen in:
De Olde Kaste, tijdschrift van de Oudheidkundige Vereniging Hengelo (Gld) 2021-01

OTGB – Oostgelders Tijdschrift voor Genealogie en Boerderijonderzoek 2021-2

Website opmaak voor www.oudhengelo.nl  H.M. Somsen

St. Steffenrieën, een traditie uit de 19de eeuw

Door Willy Hermans


“Sint-Stephanus, 2e Kerstdag 1901. Tegen den avond komen een viertal ruiters van elders ons dorp in, ‘St. Steffenrijden’. Een oud gebruik, vroeger ook hier in zwang, thans niet meer. In gestrekten draf gaan zij verder en onze jongelingschap, de ruiters onder hen, ziet ze spijtig na. In troepjes van 5, 10, 15 man, slenteren de laatsten het dorp door, de herbergen in en uit, onpleizierig, sollend, landerig. Jonge mannen van hetzelfde slag, uit andere plaatsen. Loopen er ook en drinken er eveneens…’t Is heerlijk weer, maanlicht, kalm en vredig. Geheimnisvolle kerstnacht…
Maar in de nabijheid der helverlichte drankhuizen gaat die stemming weg. Daar joelt en tiert, drinkt en… vecht men. Inwoner en vreemdeling zijn handgemeen en het slot is een tafereel van bebloede koppen en gebroken jeneverflesschen. 
Heden ging het hier weer bijster toe. Velen liepen builen en schrammen op. Had daar de politie, anders zo attent, niet tegen kunnen waken? We wenschen geen jacht naar geruchtmakende processen-verbaal, maar een ernstige vermaning, op zijn tijd gedaan, kan veel kwaads voorkomen.”
St. Steffan rijders
 St. Steffenrijders. In veel landen wordt 2e Kerstdag "Stephansdag"genoemd. St. Steffen betekent "de gekroonde".

 Hendrik te Winkel is er helemaal klaar mee (1683) 

www.oudhengelo.nl

Door Alice Garritsen

Mijn voorvader Hendrik te Winkel is een van de getuigen in de kwestie Henricus Rumpius, de zaak die Hengelo (Gld) vanaf 1683 een aantal jaren uit de slaap houdt. Met eigen ogen heeft hij gezien hoe deze Hengelose predikant een vrouw lastig valt. Zijn getuigenis wordt hem echter niet in dank afgenomen.

Hendriks achtergrond
Geboren in Ruurlo trouwt Hendrik, die dan nog Hendrik Teunissen genoemd wordt, in 1664 in Hengelo (Gld) met de weduwe Hendersken ter Stege. Ook zij is in Ruurlo geboren. Ze is blijven wonen op de boerderij die ze met haar overleden man Derk Wiemelink bestierde: Wiemelink, Hesselinkdijk 1 in de Hengelose buurtschap Noordink.
In die tijd kent men nog nauwelijks vaste familienamen. Vaak duidt men iemand aan met de naam van de boerderij waarop hij woont. Zo gaat Hendrik al snel nadat hij bij Hendersken ingetrokken is, door het leven als Hendrik Wiemelink. In 1676 zegt Hendrik de pacht van die boerderij op en verhuist met zijn gezin naar ‘t Winkel, Winkelsweg 1 in de buurtschap Dunsborg.
Daardoor heet hij niet lang daarna … Hendrik te Winkel.

Waarvan Hendrik getuige is
Het is 17 september 1683. Samen met een aantal andere mannen heeft Hendrik die dag voor de dominee een voorraad turf uit het Gooise veen opgehaald. Zo zal Henricus Rumpius er in de winter warmpjes bij zitten. Het is een dag hard werken, maar ’s avonds worden de mannen op de pastorie aan de Ruurloseweg (die ter hoogte van de huisnummers 28-30 stond) daarvoor rijkelijk onthaald. Er is ruim eten voorhanden, en wijn, bier en brandewijn in overvloed. Ook hun vrouwen mogen aanschuiven. Tot laat in de nacht is het een vrolijke boel.

Het begint al licht te worden als Hendrik te Winkel zich er eindelijk toe kan zetten om naar huis te gaan. Voordat hij vertrekt, wil hij eerst de predikant nog bedanken voor de genoeglijke avond. Hij kan Rumpius echter niet vinden. Maar na een tijdje ziet hij hem: buiten in de struiken bij de waterput, samen met Anneken Klein Lenderink. De dominee heeft zijn armen om haar heen geslagen en kust haar. Hendrik hoort haar roepen: ‘U bent onze pastoor, onze leraar, u behoort zulke dingen niet te doen’. Maar dat is voor Rumpius geen reden om te stoppen.
En Hendrik ziet daarna nog veel meer. Later zal hij hierover door Justitie meerdere keren worden ondervraagd.   

 
Waterput in het groen.


De reacties op zijn getuigenis
Anneken ontkent alles: ‘Als ik schuldig zou zijn aan wat de boeren hebben verklaard, dan zal ik mijn leven lang geen kind ter wereld brengen.’ Pikant detail: later zal blijken dat Anneken op dat moment zwanger was, of … door de predikant zwanger is geraakt, want acht maanden na de feestelijke avond ziet haar eerste kind het levenslicht.
Ook Annekens familie roert zich. Haar man Arend zegt dat Hendrik te Winkel ‘een onbezonnen verklaring’ over zijn vrouw heeft afgelegd. Haar schoonmoeder Trijne die op boerderij Grote Holte woont (Holterkampsweg 1, buurtschap 't Gooi), begint wild om zich heen te roepen dat Hendrik een mensenmoordenaar en een eerdief is, en dat hij de duivel achterna zal gaan. Dat maakt Hendrik zo kwaad dat hij een advocaat in de arm neemt en wegens laster een rechtszaak tegen haar begint.
Ook Henricus Rumpius zelf zit niet stil. Hij bedient zich van de methode ‘de aanval is de beste verdediging’, en stookt Annekens moeder Hilleken Klein Lenderink en zusje Berentien op om een oude koe uit de sloot te halen. Het leek nooit van belang, maar nu opeens verklaren beide vrouwen dat Hendrik te Winkel vijf jaar eerder, in de herfst van 1678, stenen achterover heeft gedrukt. Destijds had hij een partij stenen van de eigenaar van zijn boerderij gekregen om daarmee een schoorsteenpijp op zijn huis te zetten. Na de klus waren er nog zo’n driehonderd over.
‘Die stenen heeft hij in zijn stal onder het stro verborgen’, zo verklaart Hilleken. ‘Daarna heeft hij ze verkocht, het honderd voor veertien stuiver, en ze ‘s nachts terwijl zijn knecht sliep, op de stortkar geladen, en weggebracht. Hendrik heeft ons destijds te verstaan gegeven er met niemand over te praten. Lang heb ik me daaraan gehouden, maar de huidige aanvallen op onze dominee gaan me zo aan het hart, dat ik nu toch met dit verhaal naar buiten kom.’
En niet in het minst natuurlijk: ook de eer van dochter Anneken is in het geding.

Nog een rechtszaak
De stoom komt Hendrik te Winkel inmiddels uit de oren. Hij is er helemaal klaar mee. Na dat gescheld van Trijne op Grote Holte nu ook dit nog! Hij laat het er niet bij zitten en begint ook een rechtszaak tegen Hilleken en haar dochter Berentien.
‘Alsof ik stenen zou hebben ontvreemd’, roept Hendrik tijdens de zitting, ‘hoe durven ze zoiets te beweren over een eerlijk iemand als ik. Kunnen ze dat dan bewijzen?’

Als de vrouwen door de rechter worden ondervraagd, verklaren ze eerst dat ze beiden vasthouden aan hun eerdere getuigenis.
Maar dan maakt Berentien een enigszins terugtrekkende beweging door eraan toe te voegen dat ze niet zeker weet of die stenen wel
allemaal van de boerderij-eigenaar waren.  ‘We zijn op verzoek van de pastoor goedwillig naar dat verhoor gekomen, en weten beiden eigenlijk niets ten nadele van Hendriks goede naam en faam te zeggen. We kennen hem niet anders dan als een eerlijk man.’En zo kwam de aap uit de mouw.
De eigenaar van de boerderij zal later verklaren dat Hendrik de overgebleven stenen mocht houden. De uitkomst van beide rechtszaken kennen we niet.

Hof van Gelre, Arnhem (Jan de Beijer (1703-1780)


Nabuurschap
Hendrik en Hilleken zijn buren. Hun boerderijen Klein Lenderink (nu Wevershuis geheten, Winkelsweg 3) en ‘t Winkel liggen slechts zo’n 200 meter van elkaar. Zouden zij elkaar vanaf dat moment nog gegroet hebben? Elkaar geholpen hebben bij het oogsten of bij andere piekmomenten in een jaar, bij ziekte of overlijden, zoals het nabuurschap verlangt?
Voor Hendrik te Winkel is de zaak Rumpius nog niet voorbij. In 1687, vier jaar na het incident bij de pastorie, wordt hij nog een laatste keer door Justitie opgeroepen. Die keer moet hij helemaal naar Arnhem om er bij het Hof van Gelre zijn verklaring te herhalen. Het overspel van de predikant met Anneken wordt door dat Hof echter uiteindelijk niet in behandeling genomen. Dit wegens gebrek aan bewijs.

De complete kwestie Rumpius staat beschreven in mijn boek: Een beerput die geen doofpot werd.

Dit verhaal verscheen eerder in:
-          De Olde Kaste, tijdschrift van de Oudheidkundige Vereniging Hengelo (Gld) 2021-04
-          OTGB (Oostgelders Tijdschrift voor Genealogie en Boerderijonderzoek) 2022-01

 

De tweede Hengelose beeldenstorm (1677)

Door Alice Garritsen                                                                                                        www.oudhengelo.nl

In 1517, alweer vijf eeuwen geleden, gaf Luther in het Duitse Wittenberg het startschot tot de Reformatie door 95 stellingen op een kerkdeur te spijkeren. Met dit document uitte hij kritiek op de toenmalige Rooms-Katholieke Kerk. Een groeiend aantal mensen vond dat het er te veel om pracht en praal ging. Ook vond men de structuur van die Kerk te hiërarchisch. En je kon er veel te gemakkelijk je zonden witwassen.

De Hengelose Remigiuskerk
Het nieuwe geloof verspreidt zich gaandeweg. De Nederduits Gereformeerde Kerk ( De latere Nederlandse Hervormde Kerk) verdringt de Rooms-Katholieke. Vanaf 1596 worden in deze contreien de pastoors ontslagen die het katholieke geloof niet voor het gereformeerde willen verruilen. Vanaf dat jaar moet ook korte metten gemaakt worden met het rooms-katholieke erfgoed. Alle paapse ( Papen is een ander woord voor rooms-katholieken)  objecten moeten uit de kerk verwijderd worden. Alle paapse veren moeten worden afgeschud. Dus vernielt men gezagsgetrouw beelden, altaar en andere zaken. Voor afgoderij is geen plaats meer. Deze actie kennen we onder de naam Beeldenstorm.
Niet lang voor dat jaar 1596 is in Hengelo de allereerste gereformeerde predikant aangetreden. Hij zal nog met eigen ogen de fresco’s gezien hebben die de kerk veel later rijk blijkt te zijn. Niet lang na zijn komst moet hij ze echter laten overschilderen.

Mijn leven op de boerderij Hesselink

Door Hermina Hiddink (Mineken van Hesselink).                                                                         www.oudhengelo.nl



H. Dijkman Hiddink op latere leeftijd
Mineken van Hesselink (H. Dijkman-Hiddink).

#Me Too in een zeventiende-eeuws Gelders dorp (Hengelo Gld)

www.oudhengelo.nl

door Alice Garritsen                                                                                                

Dit artikel (met andere illustraties) verscheen eerder in Gen., magazine voor familiegeschiedenis, jaargang 26, nr. 2, juni 2020, een uitgave van het CBG. Het is gebaseerd op mijn boek Een beerput die geen doofpot werd .

 

Dominee Henricus Rumpius kon zijn handen niet thuishouden en werd er in 1682 door zijn dienstmeid van beschuldigd dat hij haar zwanger had gemaakt. Voor zover bekend gaat het hier om het oudste geval van seksueel wangedrag door een kerkelijk ambtsdrager waarbij Justitie tot vervolging overging. De zaak kende alleen maar verliezers. 


Hengelo achterzijde kerk Achtiende eeuwse gravure FS.
Hengelo achterzijde van de Remigiuskerk. Achttiende-eeuwse gravure. Foto: coll. F. Schreuder.


Op 21 oktober 1682 liep dienstmeid Geertruij  Teunissen van het dorp Hengelo in de Gelderse Achterhoek naar Zutphen. Een afstand van vijftien kilometer. Dit om aan de ‘inspectoren’ van de classis Zutphen te vertellen dat dominee Henricus Rumpius, haar werkgever, haar zwanger had gemaakt. Deze classis was een van de regionale organen van de toenmalige Nederduitse Gereformeerde Kerk, de verre voorloper van de tegenwoordige Protestantse Kerk in Nederland, en inspectoren waren predikanten die speciaal belast waren met de controle op het functioneren van hun collega’s.

Heibel bij het hek van Olburgen tussen mannen uit Toldijk en Hengelo

door Alice Garritsen www.oudhengelo.nl

 

Als er vroeger ruzie was en één van de betrokkenen moest zijn agressie kwijt, dan kwam de houten stok die een man gewoonlijk bij zich droeg, goed van pas. In de archieven liggen voorbeelden genoeg. Interessant wordt het als er een voorvader bij betrokken was. En helemaal als zijn tegenstander ook voorfamilie blijkt te zijn. Zoiets gebeurde in de zomer van 1679 bij het hek van Olburgen.

Samen naar Arnhem
Op een dag is een groepje mannen uit Toldijk en Hengelo (Gld) samen naar Arnhem gereisd. Onder hen mijn Toldijkse voorvader Peter Pennekamp en de Hengelose Theodorus Rumpius, een voorbroer.
Peter wordt ook wel Peter Jansen aan ’t Veen of Peter op ‘t Holtslag genoemd. Hij is boer of, zoals men toen zei, bouwman. Rumpius heeft in Hengelo een kroeg annex brouwerij. Daarnaast is hij chirurgijn en barbier. Hij is een zoon van de gelijknamige Hengelose predikant, en getrouwd met Aaltjen Eggink, dochter van Willem Eggink, de kerkmeester aldaar.   

 Beelden uit mijn kinderjaren.

Door Hermina Hiddink  (Mineken van Hesselink)                                                                             www.oudhengelo.nl

H. Dijkman Hiddink op latere leeftijd
Hermina Dijkman-Hiddink.


Het was een feestelijke dag toen ik geboren ben. De vlag wapperde van de toren en van veel scholen en winkels.

De vroedvrouw werd haastig door een buurman uit de kerk gehaald. Daar was namelijk een bijzondere kerkdienst aan de gang ter gelegenheid van het huwelijk van koningin Wilhelmina met prins Hendrik. Zo, wie nu goed thuis is in de Vaderlandse Geschiedenis kan precies uitrekenen hoe oud ik nu ben. (*7-2-1901) Hengelo Gld.

Ik bezat meteen al 3 zusjes en 1 broer, later kwam er nog een broertje als hekkensluiter bij. Mijn moeder was met hart en ziel boerin, altijd druk met de koeien, kalveren, kippen en biggen. Ook hield ze veel van bloemen. In de schaarse vrije tijd kon je haar in de tuin vinden.

De dood van schoenmaker Hendrik Storteler (Hengelo Gld)

door Alice Garritsen.                                                                                              www.oudhengelo.nl

Een eerdere versie van dit artikel verscheen in OTGB - Oostgelders Tijdschrift voor Genealogie en Boerderijonderzoek 2020-2. Een kortere versie staat in mijn boek 'Een beerput die geen doofpot werd; 1682-1688 het ontslag van dominee Rumpius'. een Beerput die geen doofpot werd


Het zal je toch gebeuren. Word je als chirurgijn bij een patiënt geroepen, begint een van de aanwezigen daar je uit te schelden. Op jouw beurt laat je dat niet over je kant gaan, en dan opeens … overlijdt de ruziezoeker. Het gebeurde in Hengelo (Gld) op 15 juni 1687.

Die dag zijn in het huis van de molenaar een paar schoenmakers schoenen aan het maken voor molenaar Coop Hermsen alias Coop Muller en zijn vrouw Jantien Boeink alias Gotink. Die schoenmakers zijn Hendrik Storteler (ook geschreven als Stortelaer) uit Zelhem en zijn knechten Derk te Bockelaar en Wijnand Schreurs.

Terwijl ze aan het werk zijn, schiet de molenaarsknecht zichzelf per ongeluk met hagel inhet been. De molenaar laat meteen chirurgijn Theodorus Rumpius roepen. 

oude stander molen 1825 Möldersfluite
Molen De Olde Kaste in Hengelo Gld.
Bron: Beeldbank Cultureel Erfgoed.
 Kaart uit 1825 met daarop de plaats van de molen.

Twee voorvaders met een 'different' 

                                                                                                                    www.oudhengelo.nl

Dit artikel verscheen eerder in De Olde Kaste, uitgave van de Oudheidkundige Vereniging Hengelo (Gld) 2019-2

Door Alice Garritsen

Oudejaarsdag 1749. Het is een mooie winterdag, dus de Hengelose Henricus Eggink besluit zijn dochter Theodora in Steenderen te bezoeken. Zij is daar de uitbaatster van het huis waar de Zwaan uithangt, oftewel café De Zwaan. Hij treft er Esken Huetink. Die woont iets buiten dat dorp en is er tijdens zijn ommetje na het middagmaal even neergestreken om rustig een pijp te roken. Beide mannen zijn zo rond de 65 jaar oud. Ze kennen elkaar en raken aan de praat. Op een zeker moment neemt het gesprek een minder prettige wending. Volgens de stukken krijgen de mannen een different, een meningsverschil.

Ook Henricus Eggink heeft een café. Een herberg met aanzien, want het is van oudsher de plek waar de heren van de Marke van Hengelo neerstrijken na hun jaarlijkse vergadering in de kerk. En er voor een aardig bedrag verteren. Dat was ook al zo in de tijd dat zijn oom Theodorus Rumpius junior het café bestierde.

Van Henricus zelf zijn in het dorp geen sporen meer te vinden. Waar zijn café stond, is niet bekend, al weten we dat het in de buurt van de kerk geweest moet zijn. Maar daar waren destijds zo veel herbergen. Wel kunnen we nog een glimp opvangen van zijn grootvader aan moederskant, de predikant Theodorus Rumpius senior. Zijn naam prijkt op het naambord dat hoog in de Remigiuskerk hangt. Boven die van diens zoon Henricus, ook predikant, en eveneens een oom van Henricus Eggink. Over deze laatste oom werd thuis echter niet veel gesproken.