Aan dit artikel  van de website oudhengelo werkten mee:                                                             www.oudhengelo.nl
 H.M. Somsen:  onderzoek en foto's 
 H.M. Somsen:  website opmaak




 Naam:  G. Lenselink 
 Geboortedatum:  19-mei 1927 
 Geboorteplaats:  Hengelo E80 (Menkhorsterweg 2) (Riefelderkamp)
 Vertrekdatum:  07-01-1947  met de boot 'Tegelberg" /Aankomst 03-02-1947  Tandjong Priok .
 Gelegerd in:  
 Legeronderdeel:  
 Rang en functie:  Korporaal 2e klas artillerie 
Overleden:  
 Opmerkingen:

 

 

In overleg met de redactie van de Reklame schreef hij over zijn verblijf in Nederlands Indië.
Deze brieven heeft Willy Hermans ook al eens in: De Olde Kaste "geplaatst.

Reclame 22 feb 47
Brieven uit Indonesië.

Een onzer jongens, als soldaat in Indonesië, zond ons bijgaande eerste brief van een serie die hij ons heeft toegezegd voor ons blad.

Het valt niet mee, om weer te geven wat er in iemand omgaat wanneer hij de voor de eerste keer – en dan als soldaat – voet aan wal zet op Java.

Eerst krijg je een rommelige indruk van het geheel. Je mist de bekende Hollandse helderheid dadelijk. Immers, onverschillig waar je in ons eigen landje komt, dadelijk valt de helderheid en reinheid der bevolking op. Dat is in Indië anders.

Toen wij van onze boot ‘Tegelberg’ afstapten, zeulend onder de zware plunjezak, ging een geheel nieuwe wereld voor ons open. Wij werden op vrachtwagens geladen en langs de wegen van Priok en Batavia snorden wij voort naar onze eerste standplaats Meester Cornelis Complex aan de Berenlaan.

 Hoofdweg in Meester Cornelis Batavia Berenlaan Batavia. foto: Tropen museum

Welke soldaat van de 7 December-divisie kent niet de huizen aan die laan? Daar werden we wegwijs in onze nieuwe omgeving. Je zag met verbazing naar de hoge klapperbomen, die je zo dikwijls op foto’s gezien had. En de Chinese toko’s, die je eerst beschouwd had als vieze, onzedelijke zaakjes, werden al weldra tot een pleisterplaats voor de dorstigen. Immers, daar kreeg je stroop met ijs, wat een ware verkwikking is in de tropische hitte. De toko-houder aan de overkant van ons gebouw deed weldra goede zaken en stond onder de jongens al gauw bekend onder de populaire naam van “Ome Willem”. Het kwam zelfs zo ver, dat Ome Willem wel mee de rimboe in wilde trekken om ons steeds van limonade te voorzien. Doch dat is natuurlijk afgeketst, het zou te veel moeilijkheden medebrengen.

Jakarta tegenwoordig Jakarta tegenwoordig.

Plattegrond Jakarta Jalan Kesatrian 1
Detail uit de kaart van Jakarta ( Batavia) met de plaats van het" Meester Cornelis Complex", 
Jalan Kesatrian 1

Soldatenverblijf Meester Cornelis Complex aan de BerenlaanHet soldatenverblijf in het Meester Cornelis Complex aan de Berenlaan.

Op 18 November zijn we verder getrokken. In colonne zijn we verhuisd naar de huidige standplaats. Hoog op onze wagens raasden we over de slechte Indische weggetjes. De inlandse kinderen staken bij wijze van groet hun duim in de hoogte, onder luid geroep van “oke” en “rokko” (roken). Dat zelfs in dit land, waar de geurige tabak toch groeit, nog gebrek aan rookartikelen bestaat, is niet te snappen. Maar een feit is, dat elke inlander een “Players” of “Gold Flake” nog wel degelijk op prijs stelt.

Na een holder-de-bolder-tocht van een paar uren kwamen we aan in onze nieuwe woonplaats, prachtig gelegen temidden van bamboebossen, afgewisseld door sawah’s. Je zag karbouwen door de modder plensen, terwijl de boeren met hun reusachtig grote hoeden er achteraan zeulden. In de verte de toppen van de Salak en de Gedekh welke laatste weer neiging tot werken begint te vertonen.

In zulke ogenblikken zie je inderdaad de overweldigende schoonheid van het landschap. Aan de ene kant van de weg de zacht glooiende sawah’s met het jonge groen van de pas uitgepote rijst, als een beeld van de zich herstellende landbouw; aan de andere kant in de diepte de woeste kali, die zich een weg baant naar de zee.

We werden gelegerd in huizen, veelal samengesteld uit riet en bamboe. Het is niet bepaald een luxe, zo’n huis, maar het is waterdicht en luchtig. En van de kou heb je hier gelukkig geen last, al kan het ’s morgens toch behoorlijk fris zijn. Als je tegen half zes je blik met water uit de put omhoog haalt (pompen of kranen zijn onbekend) kan je het kippenvel op je armen komen te staan. Maar voor een Hollander is zoiets nog wel eens lekker. Tegen half zeven blaast “Kokkie” voor het eten en wordt de broodmaaltijd met hete thee naar binnen gespeeld. Daarna gaat de dagtaak beginnen. Dat is voor iedereen lang niet hetzelfde. De chauffeurs zorgen dat de wagens blijven lopen en steeds rijklaar zijn. De monteurs – altijd even vet en smerig – zorgen dat eventuele mankementen worden hersteld. Van de kanonniers (wij zijn de veld!) gaat een gedeelte met de kanonnen aan het prutsen en een ander gedeelte gaat op patrouille. Trouwens, van die patrouilles is niemand vrijgesteld, tenzij de zieken. Onze commandant is van mening dat iedereen in staat moet zijn om patrouilledienst te doen.

De volgende keer zullen we eens met zo’n patrouille op pad gaan. ’t Is wel eens interessant die te volgen. Het is nu half 11 en dan bedtijd. Ik zal maar weer eens op mijn brancard gaan liggen met de klamboe over me heen. Als je dat ding niet had, was je hier ongelukkig.

Welterusten en tot de volgende keer!

         G.L., korp. 2e kl. artillerie

Reclame 22 mrt 47

Brieven uit Indonesië 2)

De Patrouille

Met een ruk schrik ik wakker… Er is geschuifel in mijn kamer. Door de open deur zie ik een gestalte afgetekend tegen de hemel. Meteen zie ik aan de pet, dat het één van onze eigen jongens moet zijn. ’t Is half vier, vier uur aantreden bij het wachtlokaal voor de nachtpatrouille”, zegt de wachtcommandant. Met een grom geef ik antwoord. Dat is waar ook, gisteravond had ik aanzegging gekregen om met de nachtpatrouille uit te rukken. Hoe kunnen ze toch zo honds zijn, denk ik bij mezelf, terwijl ik het muskietennet wegschuif, om een mens zo uit zijn dromen te halen. Ondertussen heb ik de lamp aangestoken en me aangekleed. Wassen is er vannacht niet bij, want je breekt de benen als je naar de mandiput moet.

Even het geweer controleren, houders nazien en vullen, patroonband omhangen en dan stap ik de Indische nacht in. Het is nu heerlijk buiten. De duizenden insecten maken een sjirpend geluid, waarvan je oren al na vijf minuten gaan tuiten. Verder is het stil, geen zuchtje voel je om je oren. Hier en daar zie in de andere kwartieren nog licht, waar anderen zich gereed maken voor de nachtelijke tocht. Er staan al enkelen bij het wachtlokaal. Om vier uur precies stelt de patrouille van twaalf man zich op, achter elkaar. Op gedempte toon geeft de kapitein het commando “Voorwaarts mars” en langzaam, zonder al te veel gerucht te maken, zet de kleine troep zich in beweging. Voorop de sergeant van de K.N.I.L., die al een heel ervaren patrouillist is. Hij heeft immers vanaf de Jappen-capitulatie al gepatrouilleerd. Ook de binnenlanden van Celebes zijn voor hem niet vreemd meer. Buiten het kamp wordt het opletten. Het is een voortdurend loeren tussen het struikgewas en in de hoge klappers. Een enkele keer wordt halt gehouden, wanneer iemand iets verdachts meent te bespeuren. Zo trekken we een paar uur.

Tegen zes uur steken we de kali links van de weg over en gaan de echte rimboe in. We willen tegen half zeven, als de zon op gaat, in de dichtstbijzijnde kampong zijn. Dat wekt daar het meeste opzien, als de inlanders reeds bij hun ontwaken “Belanda’s” in hun woonplaats zien. Over glibberige sawah-dijkjes gaat het verder. Zo nu en dan hoor je een plons en een gedempte vloek, als er een zo gelukkig is geweest van het dijkje af te schieten en met een voet in de glibberige sawah-modder belandt.
soldaat over sawah dijkje foto Hugo Wilmar 1947 Soldaat in 1947 over een sawah dijkje. Foto: Hugo Wilmar.

Daar is het kampong-gebied. Afgesloten door een hek van bamboe liggen daar de huisjes. Ze zijn gebouwd van een soort gevlochten riet. Hier en daar kringelt een rookwolkje door een openstaande deur. We zijn juist op tijd. De bevolking is net bezig te ontwaken. Doch nauwelijks zijn we de eerste huisjes voorbij, of daar komt alles naar buiten, en staan ze met verwonderde ogen te staren naar het kleine troepje blanke mensen, die hun vroege morgenrust al komen verstoren. Langzaam trekken we er doorheen. “Op deze tijd moet je er net zijn”, zegt onze KNIL-gids. “Als er nou verkeerde elementen tussen zitten, voelen die zich toch niet veilig en gaan wel weer verderop, omdat ze zien dat de soldaten hier kort in de buurt zitten.”

Na een kwartier komen we op een open plaats waar besloten wordt rust te houden en ons ontbijt te nuttigen. Aan beide kanten van deze plek wordt een wacht geplaatst en allen gaan op de hurken in het natte gras zitten om te eten. Als wacht heb je nou een prachtig vergezicht. Over de bijna eindeloze vlakte van sawah’s hangt een waas van dampen. In de verte zie je nevels over Java’s blauwe bergen hangen, die straks plaats zullen maken voor de verzengende zonnestralen. Dan zal alles weer fel groen zijn. Dan trekt de karbouw weer moeizaam zijn ploeg door de modder, terwijl de tani (boer) er langzaam achteraan zeult. Als hij maar zijn padi op tijd kan oogsten en ze aan den man brengen, is hij tevreden.

Over de dijkjes sukkelen nu de inlanders met hun draagstokken waaraan de zware manden met vruchten hangen. Ananas, manggi’s, bananen, manden vol worden op deze manier naar de pasars gesleept. Ongelooflijk handig zijn ze er mee.

loopbrug Een loobrug van bamboe stokken.  

Ik word afgelost. Nou een paar sneden brood met corned-beef naar binnen gespeeld, en verder gaat het weer, langs een omweg naar ons kamp terug. We passeren nog een kampong, waar we over een kleine kali moeten. Alleen een bamboe-stok ligt erover. Hij zwiept vervaarlijk als onze KNIL-man als eerste de overtocht waagt. De eerste drie komen goed aan de overkant. Dan onze kapitein. Hij is nogal dik en zwaar. Ik verbijt mijn lachen al, als ik zie wat er komen en gaat. En jawel, twee passen op de zwiepende ‘brug’ en onze ‘rooie’ zeilt naar onderen. Moordgezicht. Met een plons verdwijnt het gevaarte half onder water. Ik zie het ingehouden lachen der anderen. En in plaats dat hij nou dadelijk naar de andere kant loopt, gaat hij ook weer terug. We hebben hem maar even een handje geholpen en hij is dan ook veilig en wel aan de andere kant gekomen. De rest kwam er nogal vlot over. Nog drie kwartier en zijn weer binnen. Voor de rest van de morgen behoeven we niets meer te doen dan ons op te knappen en te gaan maffen.

         G.L.

Reclame 24 mei 47

Brieven uit Indonesië 3)

Met verlof naar Bandoeng

Als een soldaat bij een groot-Majoor wordt opgeroepen, is er meestal iets niet in orde. Toen het mij dan ook zo verging, was het eerste wat ik mij afvroeg: “Wat zou ik hebben uitgehaald?” Maar toen we bij hem binnenstapten en stuk voor stuk model in de houding sprongen, zagen we wel, dat het met overtredingen niet zo’n vaart had gelopen. “mannen, deze week kunnen er van ons zes man naar Bandoeng naar het verlofcentrum de Rustende Strijder, en nu had ik jullie daarvoor uitgekozen, tenminste als jullie willen!” Het klonk als een donderslag bij heldere hemel. Wat een buitenkansje! Dat het dan ook grif geaccepteerd werd, behoeft geen betoog. Er eens een week helemaal uit te zijn! Je kende zoiets niet meer. Verlof dat was immers een woord dat alleen in Holland voorkwam. En dan hoe vaker hoe liever.

De volgende avond om 5 uur werden we per eigen wagen weggebracht naar Polonia (vlakbij Batavia) waar de Staf van onze Brigade gelegerd is. En vandaar zijn we ‘s avonds om 7 uur weer vertrokken (nu in een convooi) naar Tjibinong, dat even voor Buitenzorg ligt. Het is onnodig, hier een relaas te geven van de reis op die gammele drietonner over de wegen, waar de gaten van de Jappen-tanks nog in zitten.

Genoeg zij, dat we ’s avonds bestove en moe te Tjibinong aankwamen, vanwaar we dienzelfde nacht om half vier zouden reizen. Die nacht in Tjibinong zullen we niet licht vergeten. Op dat moment wensten we, dat we maar thuis gebleven waren. We moesten ‘slapen’ in een legertent. Maar dat is toch niet erg, zult u zeggen. Neen, dat is zeker niet erg, maar als je met een deken om in het natte gras moet kruipen, terwijl geen klamboe je beschermt tegen de muskieten, dan is het wel erg. We waren dan ook blij toen het sein: “Opbreken” klonk en weer in de auto konden kruipen. Niemand van ons had geslapen.

Full-speed suisden we daarop door de stad Buitenzorg. Vanaf de hooggelegen weg zag men twinkelende lichtjes in de benedenstad. Door de Chinese buurt en dan het open terrein in. Hier, waar de huizen geen bescherming meer boden, voelde je dat het aanmerkelijk kouder was geworden. De weg steeg voortdurend. Na een half uur zaten we gewoon te rillen. De gascapé’s werden voor de dag gehaald en aangetrokken. Ondanks dat hadden we het kippenvel op onze armen.

Langzamerhand begon het lichter te worden. Als slakken kropen onze auto’s tegen de steile hellingen. Je zag de contouren van de machtige bergen in de omgeving, die anders slechts vanuit een wazig blauwe verte kunnen worden waargenomen. En toen de zon opkwam, zag je de omgeving in al haar grootheid. Ravijnen, waarvan je de bodem niet kon zien. Aan de overzijde de wanden van de Gedeh, waartegen de sawah-plateau’s als geplakt zaten. De motoren gierden nog eens een hoogte op en de top van de Poentjak (een zijtak van de Gedeh) was bereikt. Wat een werk moet het geweest zijn een dergelijke weg aan te leggen. Hulde aan de Hollandse pioniers, die dit volbrachten. Ondertussen kronkelden we alweer naar beneden en bereikten na een uur het stadje Tjiandoer, waar werd gerust. Hier werden enige boterhammen verorberd en om elf uur werd weer gestart in de richting Bandoeng. De rest van de reis verliep behoorlijk vlot, zodat we tegen 2 uur de verlofstad bereikten, nadat we eerst nog Tjimahi gepasseerd waren.

De Rustende Strijder

ontspanningsoord de rustende strijder te Bandoeng foto pinsterest
Ontspanningsoord  "de Rustende Strijder" in Bandoeng. Foto Pinsterest.

Bandoeng foto Hedwich de Vriesjpg
Bandoeng. Foto: Hedwich de Vries.

Een heerlijk oord voor de mannen, die na 7 maanden bijna niets dan rimboe gezien te hebben, hier eenskonden bekomen. Want bandoeng is de meest Europese stad van het verre oosten. Wat een heerlijk gevoel was het, die buitenwijken te zien met op zijn Hollands gebouwde woningen. Het doet denken aan Apeldoorn. Ruim en open. Alles helder en schoon. Geen bedelaars die de hele dag om je heen zwerven. Geen brancard waar je op slapen moest, maar een heerlijk bed met lakens en een dikke kapokmatras. Geen klamboe nodig tegen de lastige muskieten.

Bragaweg Bandoeng foto Pinsterest
Bragaweg in Bandoeng. Foto: Pinsterest

Na ons opgefrist te hebben, zijn we eens lekker gaan eten (ook Hollands!) en daarna zijn we de stad eens ingewandeld. Overal zag je lichtreclames, gezellige etalages met een overvloed van spullen (duur!). restaurants, café’s en hotels. Hier en daar dansmuziek ! Het deed haast overdadig aan: zo van een militaire buitenpost neergezet te worden in één van de mooiste steden van ons Indië. We zijn eens gezellig met zijn drieën in een cafeetje gaan zitten en hebben een lekker flesje limonade gedronken. Wat een weelde zoiets.

                                      G.L. Korp. II-Artillerie

 

Reclame 31 mei 47

Brieven uit Indonesië 4)

Terugblik

2 Mei 1946

Op alle grote stations in Nederland ziet men jongelui met handkoffers. Er heerst een geest onder allen, die men onder de gewone reizigers niet aantreft. Zij zoeken elkaar en vragen: “Waar moet jij naar toe?” En als ze er één treffen, die naar dezelfde plaats moet, wordt de kennismaking verstevigd.

Wat is er dan toch aan de hand?

Wel. De eerste dienstplichtigen na de bevrijding moeten opkomen om weer een leger te gaan vormen. Extra treinen zijn ingezet naar alle delen van het land, waar kazernes gevestigd zijn. Deze dag komen al deze gebouwen weer vol te zitten met jonge kerels, die nu in de naaste toekomst het weerbare deel van ons volk gaan vormen.

Enkele weken later treft ge ze weer op de stations, maar nu allen in uniform gestoken, terwijl ze voor de eerste keer met verlof gaan. Het beeld in de treinen is weer bijna vooroorlogs, al is nu dan het vroegere uniform vervangen door khaki Engelse of Canadese kleding.

Ze ploffen neer in de coupés op de houten banken met de zucht: “Die hebben we weer gehaald.” En dan denken we aan de stralende gezichten van vader, Moeder en meisje, die hen straks zullen zien als soldaat. Om zo door eigen woonplaats te flaneren, terwijl de houding bewijst, dat ze in die paar weken “militair” zijn geworden. Maar ze zijn weer terug van verlof, dan wordt er weer aangepakt.

De training gaat verder. Ze leren schieten, carrier-rijden, handgranaten gooien. Waarom toch dit alles en waarom toch zo’n snelle opleiding? En het antwoord staat in de dagorder van de generaal: “… om klaar te zijn voor een moeilijke, doch grootse taak in het Verre Oosten…”

2 Mei 1947Ergens in een kamponghuisje op een buitenpost vinden we hem weer. Hij, die een jaar geleden opkwam om kennis te maken met het soldatenleven. Op zijn door de tropenzon gebruind gezicht komt een glimlach bij de herinnering aan het afgelopen jaar. Er is veel gebeurd. Meer dan een half jaar zit hij nu al in de Oost. En dan denkt hij terug aan de woorden van de dagorder: “Een moeilijke, doch grootse taak..”(..).. of vader moeten stellen.

Moeilijk voor degenen die hadden gedacht om daadwerkelijk te kunnen voortgaan met het scheppen van een eigen levenspositie.

Moeilijk ook voor degenen, die achterbleven, daar zij vaak hun liefste bezit, in man, zoon of verloofde zagen vertrekken naar den vreemde, waar ontelbare gevaren hun zouden wachten.

Moeilijk, ja hard en wreed, was het voor degenen, die achterbleven, toen zij, na slechts enkele maanden van afwezigheid, het bericht ontvingen, dat hun geliefde zijn leven had moeten geven bij de uitoefening van zijn plicht.

Laten wij in eerbied hen gedenken, die het grootste offer brachten, dat van hen gevraagd kan worden. Maar stond er in de dagorder ook niet woord: groots? Is dit woord dan ijdel gebruikt? Neen, zeker niet, lezer(es).

Want overal in dit mooie land, waar de Nederlandse soldaat komt, herstelt zich het normale leven. De boer spant zijn karbouw weer voor de ploeg en bebouwt weer zijn sawah’s, die straks zijn rijke rijstoogst zal opleveren.

De rubberfabrieken beginnen weer te draaien en zullen aanstonds weerde producten afleveren op de wereldmarkt, waar nog zulke grote tekorten gedekt zullen moeten worden.

De irrigatie-werken worden hersteld, de wegen weer berijdbaar gemaakt. De vrouwen bakken weer hun wereldberoemde sarongs. Zij verrichten hun werk weer met ambitie, omdat zij weten, dat er nu weer hoop is voor de toekomst.

Groots ook voor ons? Ja!

Omdat wij het mogen zijn, aan wie het gegeven is mede te werken aan dit herstel. Wie zo de taak van de soldaat in Indië ziet, zal toe moeten geven, dat het toch niet “voor niets” is, dat wij hier naar toe moesten gaan.

                            G.L., Korp. II Artillerie


 

 

 

Back to top