Er op of Er onder1
Er Op of er Onder.
Uit het boek Er Op of Er Onder van Nederkoorn en Stork uit 1946 de volgende passages over Hengelo Gld:

Deze verhalen zijn reeds eerder geplaatst op de website:www.oldhengel.nl

HENGELO ONDER VREEMDE HEERSCHAPPIJ

• Overval op distributiekantoor

• Burgemeester en de zijnen duiken onder

• Eensgezinde bevolking weerstreeft de Germanen.

Daar midden in "de Graafschap"
Daar ligt een dorpje klein.
Waar ik eens ben geboren,
Waar ik het liefst wil zijn.
Dat heele kleine dorpje,
Dat mij het meest bekoort
Is Hengelo, mijn dorpje,
Mijn woon- en liev'lingsoord.


Zoo zongen wij, jong en oud, rijk en arm in de dagen van voor 10 mei 1940. Zoo, dat dit lied soms daverde door de straten. Toen was het een mooie tijd, waarin ieder zijn werk of ambacht, zoowel burger, boer of ambachtsman, met blijdschap en genoegen deed. Welke wanklank verstoorde echter het zoo vreedzame dorpsleven?

De eerste dagen na den prachtigen zomerschen morgen, waarop de Duitschers ons land verraderlijk waren binnengevallen, gingen rustig voorbij en werd in deze gemeente geen Duitsche soldaat bespeurd. Al spoedig zou echter blijken dat deze rust maar van korten duur was.
Midden mei d.a.v. kwam er al een geheele afdeeling Duitsche troepen, die in ons dorp moesten worden ingekwartierd, zoodat het met de rust was gedaan en het hoefgetrappel van de landbouwerspaarden plaats had gemaakt voor de hoefijzerschoenen van de Duitsche militairen.

Spoedig daarop waren de telefoonkabels langs onze wegen gelegd en werd op een gegeven moment, n.l. op 10 juli '41, hier de zoo "heerlijke" kabelwacht gelast, aangezien volgens de meening van een Duitschen Hauptman de kabel door saboteurs op verschillende plaatsen was doorgesneden. Vanaf een punt aan de Wichmondscheweg tot één kilometer in den omtrek moesten de bewonders van deze strook al hun lepels, messen en vorken inleveren.

De tweede grote kabelwacht volgde op 21 September 1941 en duurde tot 17 October 1941.

Ook zijn er bij deze kabelwacht soms aardigheden en rake typeeringen uitgedacht. Zoo werd b.v. door een der kabelwachters (de naam is nooit bekend geworden) op een der paaltjes, die voor de scheiding van ieder te bewaken kabelgedeelte in den grond waren geslagen, een aardige rebus geteekend met de navolgende beteekenis:" De doodsklok luidt voor Jan Bosch". (Jan Bosch was een van de alhier wonende beruchte N.S.B.-ers en werd na de bevrijding ingesloten in de jeugdgevangenis te Zutphen). Het paaltje met de rebus is als "corpus delicti" ten gemeentehuize gedeponeerd.

Wat deze kabelwacht heeft beteekend, kan niet met woorden worden gezegd, maar dat kan een ieder, die zulks aan den lijve heeft ondervonden, zelf het beste uitmaken.
De eerste bom, die uit een vliegtuig in deze gemeente naar beneden kwam, viel in November 1940 bij de boerderij "Het Riefel", doch deze veroorzaakte geen noemenswaardige schade.

Zoo gingen weken en maanden voorbij, totdat in de maand Augustus 1941 alhier bij de boerderij "De Rustenberg" aan den Varsselschenweg in de vroege morgenuren een 4-motorige Engelsche bommenwerper een noodlanding moest maken. Door de piloten werd nog geprobeerd het toestel in brand te steken, doch dit gelukte niet meer, zoodat dit toestel zoo goed als onbeschadigd in handen der Duitschers viel. De "Captain" van het vliegtuig werd gevangen genomen en na op het gemeentehuis aan een verhoor te zijn onderworpen, per auto weggevoerd. Bij dit vertrek was bijna het geheele dorp aanwezig om dezen Captain van de R.A.F. uitgeleide te doen.

De rest van de bemanning was verdwenen en via Steenderen ontsnapt, waarbij deze veel hulp had gekregen van de heeren Agterkamp en Besselink aldaar. Deze illegale werkers zijn kort daarop in verband met deze hulpvaardigheid door de S.D. gearresteerd en gefusilleerd.

Op 23 april 1942 viel in de wijk Dunsborg bij de familie Kremer een Duitsch jachtvliegtuig neer, waarvan vrijwel niets overbleef. De piloot wist zich met zijn valscherm te redden en kwam met enkele kwetsuren behouden op den beganen grond.

Bij een luchtgevecht op 10 Augustus 1942 werd een Engelsche bommenwerper afgeschoten, waarbij de 5 piloten n.l. J.A. Finlay, S.B. Goord, K.A. Smith, N. Dan en R.A. Ponton, met hun toestel jammerlijk om het leven kwamen. Nu rusten dezen op de Algem. Begraafplaats alhier sinds 12 Augustus 1942. (Gedurende de oorlogsjaren werden door den Burgemeester dezer gemeente, den heer F. van Hoogstraten, ieder jaar op den 10en Augustus in de vroege morgenuren bloemen op hun graven gelegd).

Op 26 Maart 1943 viel in den avond omstreeks 22.30 uur een bom in de wijk Varssel juist bij de boerderij, bewoond door de fam. H. Stoltenborg. De uitwerking hiervan was ontzettend. Het woonhuis werd als een kaartenhuis ineengedrukt, terwijl van de schuren en aanwezige boomen bijna niets meer te vinden was. De geheele familie werd onder het puin bedolven en de spoedig aanwezige hulpploeg moest dan ook 3 kinderlijkjes bergen. De heer Stoltenborg en zijn moeder werden zwaar gewond en overleden reeds kort daarna. De begrafenis van deze slachtoffers zal wel niemand ooit vergeten, omdat deze personen de eerste slachtoffers in deze gemeente waren, die door het ontploffen van een bom het leven verloren. De belangstelling op de Algemeene Begraafplaats was zoo enorm, dat niet alle aanwezigen tot de groeve konden worden toegelaten.

Vervolgens werden op 30 Juli 1943 2 Duitsche jagers neergeschoten, waarbij de toestellen geheel verloren gingen. Een toestel viel nabij de boerderij "het Vaalverink" in de buurtschap "Noordink" en drong geheel in den grond. De piloot hiervan werd dood aangetroffen in de buurtschap "Varssel", nog voorzien van zijn parachute, nabij de boerderij "Reerink" aldaar. Het andere toestel viel in de buurtschap "Dunsborg" bij de woning van Reugebrink en lag totaal versplinterd op den grond. Van den piloot die dit toestel bestuurde, werden slechts enkele ledematen, w.o. een hand, terugge­vonden.

Eenige dagen later werd de boerderij van P. Jansen op "Els" door een brandbom getroffen en ging geheel in vlammen op. De heer Jansen met zijn vrouw konden bijtijds hun leven redden.

Op 29 September 1943 werd in den namiddag omstreeks 4 uur de zoon van den landbouwer H. Momberg, wonende in den wijk Dunsborg alhier, n.l. Bernard Momberg, door den beruchten landwachter Kerkdijk, "de Hazelip", met nog een van zijn collega's, gearresteerd en in de cel achter in het gemeentehuis opgesloten. Wie beschrijft de schrik "der Zwarten", toen den volgenden morgen Momberg uit zijn cel verdwenen was en onder de bevolking een hoera opging. Een uitgebreid politie-onderzoek volgde hierop, dat evenwel zonder resultaat bleef, aangezien de bevrijders zich onder de politie en het secretariepersoneel bevonden, die gelukkig toen ongemoeid werden gelaten. Dit was een pracht staaltje van ondergrondsch werk.

Maanden gingen weer voorbij. Het brood werd er niet beter op en er kwam al spoedig bezoek van talrijke personen uit het Westen des lands om zich hier van voedselvoorraden te voorzien. Deze menschen werden hier op buitengewone wijze voortgeholpen.

Plotseling, op 19 mei 1944, werd ons dorp in den namiddag omstreeks 1 uur opgeschrikt doordat een aantal personen een overval op het distributiekantoor alhier pleegde, dat gevestigd was in het gemeentehuis.
Er waren 6 à 7 personen hierbij betrokken, die allen lid der ondergrondsche beweging waren. Deze hadden reeds 1½ uur te voren de zaak in de Raadhuisstraat (waaraan het gemeentehuis staat) bespionneerd en waren onopgemerkt tegen 1 uur, het tijdstip waarop de ambtenaren naar huis gingen om hun middageten te gebruiken, tot het gemeentehuis genaderd. Toen er slechts 1 ambtenaar aanwezig was, gingen 3 van hen, hoewel het raam aan de voorzijde van het gemeentehuis wagenwijd open stond wegens het prachtige zomerweer, desondanks achter het gebouw de deur, die toegang gaf tot de cellen, binnen, nadat ze de concierge gedwongen hadden de binnendeur open te maken. (De concierge was juist bezig het door de arrestanten (zwarte handelaren) gebruikte eetgerei terug te halen). Hiervan maakten de overvallers gebruik om binnen te komen.

Bij het gestommel, dat toen plaats vond achter in het gemeentehuis (politiebureau), meende de nog aanwezige ambtenaar, dat deze personen gekomen waren om de 2 "zwarte Pieten" uit hun cellen te bevrijden en kreeg nog juist de kans de politie op te bellen in de meening, dat de cellen waren losgebroken. Drie der overvallers begaven zich hierop direct naar de kluis op de secretarie en dwongen den aanwezigen ambtenaar met revolver de kluissleutel af te geven, wat eerst na veel moeite gelukte. Inmiddels was de politie, n.l. de groepscommandant der Marechaussee, Sminia, ten tooneele verschenen, juist op het moment dat de kluis geopend was. De in het gemeentehuis aanwezige wachtpost zag deze komen, waarop de heeren de wijk naar buiten namen. Rondom het gemeentehuis werd door den Groepscommandant en de overvallers herhaaldelijk geschoten, met het gevolg. dat de heer Sminia terug moest en op handen en voeten over de straat kroop om aan te landen op het aan de overzijde der straat staande postkantoor om de overige manschappen der politie te alarmeeren. De kogels vlogen hem toen links en rechts om de ooren, zoo zelfs, dat deze dwars door de ruiten van het postkantoor en dwars door het gebouw gingen. Ook de ruiten van het gemeentehuis vertoonden eenige kogelgaten. Tijdens dit vuurgevecht hadden de overvallers, die op fietsen waren, gelegenheid (één hunner zelfs met een lekke band) de wijk te nemen, zoodat bij aankomst van de versterkingen de "heeren" verdwenen waren. Een achtervolging leidde tot geen resultaat. Toen tegen 2 uur des namiddags de overige secretarieambtenaren weer verschenen, bleek de heer Van der Peijl in de kluis te zijn opgesloten, waarop deze dadelijk uit zijn benarde positie werd bevrijd.


Zoo mislukte deze overval, die kennelijk bedoeld was om bonkaarten voor ondergedoken personen te bemachtigen, jammerlijk door bovengenoemde omstandigheden.

Reeds dadelijk na het bekend worden van dezen overval in Doetinchem was bijna de geheele marechausseebrigade van daar in Hengelo aanwezig om een onderzoek in te stellen, later om pl.m. half vier gevolgd door ambtenaren van de S.D. Deze konden dan ook geen resultaat meer boeken en moesten onverrichterzake, na een aantal personen te hebben verhoord, weer afdruipen.

Burgemeester en ambtenaren duiken onder.
De Duitsche maatregelen werden met den dag erger, zoodat er op 19 September 1944 bericht kwam, dat de gemeente 500 manschappen moest leveren voor het uitvoeren van werken bij de O.T. De burgemeester weigerde dit bevel uit te voeren en ging als gevolg daarvan op 20 September onderduiken. Zijn voorbeeld volgden op 21 September de gemeente-secretaris de heer H.C. Arends, de gemeente-ontvanger, de heer J.M. Ruesink, alsmede het geheele secretariepersoneel, n.l. de heeren G.H. Morsink, G. Potman, W.J.A.Ch. de Vries, J.J. van der Peijl, de controleur van de werkverruiming en steunverlening, de heer J.W. de Vries, alsmede de volontair ter secretarie, de heer A.B. Horstink, zodat de gemeente op dat tijdstip stuurloos achterbleef.

Al spoedig werd toen een N.S.B.-burgemeester met de benoodigde landwachters aangesteld om hier orde op zaken te stellen. Het was de heer J. Visser, burgemeester van Valburg. Burgemeester Visser nam zijn intrek met zijn mannen in de burgemeesterswoning. Toen wrnd. burgemeester Visser met den wrnd. gemeentesecretaris Schaaf kort hierop op het gemeentehuis kwamen, vonden zij, dat het bevolkingsregister verdwenen was. Met alle "hens aan dek" werd in het gebouw van onder tot boven gezocht, evenwel zonder resultaat. Het mooiste van alles was, dat het bevolkingsregister zich toch in het gemeentehuis bevond. Er werd toen aan de bevolking een formulier voorgelegd, waarop ieder gezinshoofd en alleenwonend persoon de juiste gegevens inzake zijn gezin of persoon moest invullen. Dat hier allerlei namen op ingevuld werden van personen, die in het geheel niet bestonden, bleek dan ook wel spoedig. Om een voorbeeld te noemen. Een van de ingevulde formulieren droeg de onderteekening van "Aorend Peppelenkamp", een naam zeker wel bekend aan Herman van Velzen. Zoo bleek de bevolking in deezen dan ook prachtig samen te werken, zoodat de N.S.B.-ers geen juiste gegevens in handen hadden. Hierop werd gedreigd zelfs met inbrandsteking van het dorp, indien er niet zou worden gegraven. De ingezetenen moesten hiervoor wel zwichten. Ook kwamen er veel "gezonde zieken" in deze gemeente voor, die zich op die manier onttrokken aan de O.T. Ook dient te worden vermeld het vele werk van de "goeie" ambtenaren op het O.T. kantoor, die soms heele partijtjes arbeidskaarten lieten verdwijnen. Op het graafwerk zelf lieten zich de menschen liever bijna bevriezen dan te werken. Zoo werd in alle opzichten gesaboteerd op een manier, die respect afdwingt.

Ook hier sabotage ondanks alles.

Op donderdag 22 Februari 1945 werd ons dorp des avonds omstreeks 6 uur opgeschrikt, toen al het distributiepersoneel tusschen 6 en 12 uur in arrest werd gesteld als verdacht van het verstrekken van bonkaarten aan onderduikers. Ze werden allen op de ontvangerskamer te gemeentehuize opgesloten waarna een ieder op zijn beurt aan een verhoor werd onderworpen op de secretariskamer door den wnd. secretaris Schaaf, in het bijzijn van de 2 burgemeesters Visser en Bouwman en een aantal landwachters. Den volgenden dag werden ze allemaal naar de trouwzaal gedirigeerd en aldaar opgesloten, om des avonds deze verblijfplaats weer te verwisselen voor het ontvangerskantoor. Op 24 Februari d.a.v. kwam de vrachtwagen van de Hengelosche Engrosslachterij voor en bracht al het personeel naar het Huis van Bewaring te Zutphen.

De huiszoeking, die ten huize van diverse leden van het distributiepersoneel werd verricht, leverde niets op, zoodat het personeel al spoedig daarop weer uit zijn gevangenschap werd ontslagen, het laatste op 25 Maart kwam Mej. Bruin aan de beurt.

Ook werden verschillende plaatsgenooten, notabelen en landbouwers in de cellen ten gemeentehuize opgesloten wegens het weigeren om het een of ander te doen, o.m. het werken voor de O.T.
Zoo werd op 8 Maart 1945 de directeur der Coöp. Zuivelfabriek, de heer J.C. Geertsma gevangen gezet en na huiszoeking in zijn woning weer op vrije voeten gesteld wegens gebrek aan bewijsmateriaal. Voordien had het hoofd der Chr. school in het dorp, de heer J. Dorgelo, al kennis met de cel gemaakt in verband met de bovenvermelde distributieaffaire.

Van de landbouwers willen wij noemen E.J. Maalderink, H.J. Heerink, H. Momberg en A. Cortumme, die samen in 1 cel werden gestopt wegens het niet verrichten van werkzaamheden voor de O.T. Gelukkig heeft dit slechts een nacht geduurd, doch toen kwamen weer andere personen aan de beurt. Hier heerste toen een ware terreur en namen als Jacobi en Schaaf zullen nog jaren in onze herinnering blijven voortleven.

Op 15 Februari 1945 werd burgemeester Visser vervangen door burgemeester Alphons Bouwman, burgemeester van Budel en vroeger bekend als de voorvechter van de kleine boeren "Actie Bouwman", die naar zijn zeggen een einde zou maken aan de slappe houding, die hier heerschte ten opzichte van O.T.-werken.

De bevrijding.
Gelukkig heeft de ambtsperiode van Bouwman niet lang geduurd, want na 6 weken, n.l. op 1 April 1945, den eersten Paaschdag, kwam de bevrijding voor deze gemeente en wel uit de richting Ruurlo en Zelhem te omstreeks 3 uur in den namiddag.

In de Spalstraat en Ruurloscheweg vielen nog eenige schoten, waarbij nog een paard werd geraakt en een boom in de Spal­straat voor het Tramstation G.T.M. finaal werd afgeschoten, terwijl hier en daar glasruiten sneuvelden. Verder liep alles naar wensch.

Keijenburg zwaar getroffen.
Toen ons dorp van vijanden gezuiverd was, ging het richting Keijenburg. Daar was nog een aantal Duitschers aanwezig om de munitie-opslagplaats, die was opgeslagen in het gebouw van den A.B.T.B. aldaar, te bewaken.

Toen de eerste Engelsche tank dan ook in zicht kwam, namen de Moffen de beenen, op één manschap na, die daarop het gebouw in de lucht liet vliegen en daarbij ook zelf het leven verloor. De gevolgen waren ontzettend. De woning van den zaakvoerder, den heer Van Uum, werd totaal weggevaagd, evenals de woning van den heer A. Willemsen, die achter genoemd gebouw stond. De huizen in de omgeving werden grootendeels zwaar beschadigd.

De echtgenoote van Van Uum met 2 van zijn kinderen werden onder de puinhopen bedolven en allen kwamen jammerlijk om het leven, evenals de echtgenoote van den heer H.J. Seesing, benevens haar 15-jarige broertje, die juist bij haar gelogeerd was, alsmede de echtgenoote van den heer H.W. Ankersmit. Zoo waren de laatste minuten voor hun bevrijding nog zeer noodlottig voor de Keijenburgsche ingezetenen.

Dat de bevrijding een feestdag was, behoeft geen betoog. De vlaggen werden uitgestoken en een ieder, die Oranje had, tooide de borst ermee.

Nog enkele bijzonderheden.

Nu rest ons nog een beeld te geven van de verliezen, die onze gemeente heeft geleden aan menschenlevens en woningen, gedurende de 5 bange oorlogsjaren. De namen van de reeds bij het begin van den inval gesneuvelde uit deze gemeente afkomstige militairen zijn:

Ten gevolge van de oorlogshandelingen werden in deze gemeente:
4 boerderijen en 1 middenstandswoning totaal verwoest;

5 boerderijen, 3 middenstandswoningen en 4 arbeiderswoningen zwaar beschadigd

46 boerderijen, 6 groote huizen, 40 middenstandwoningen en 14 arbeiderswoningen licht beschadigd, in totaal dus 124.

Gezien het bovenstaande mogen wij constateeren, dat ook Hengelo (Gld) niet van het oorlogsgeweld is verschoond gebleven, doch zeer zeker zijn tol heeft betaald."

 

Artikel geplaatst door: H.M. Somsen, nov 2018