#Me Too in een zeventiende-eeuws Gelders dorp (Hengelo Gld)

www.oudhengelo.nl

door Alice Garritsen                                                                                                

Dit artikel (met andere illustraties) verscheen eerder in Gen., magazine voor familiegeschiedenis, jaargang 26, nr. 2, juni 2020, een uitgave van het CBG. Het is gebaseerd op mijn boek Een beerput die geen doofpot werd .

 

Dominee Henricus Rumpius kon zijn handen niet thuishouden en werd er in 1682 door zijn dienstmeid van beschuldigd dat hij haar zwanger had gemaakt. Voor zover bekend gaat het hier om het oudste geval van seksueel wangedrag door een kerkelijk ambtsdrager waarbij Justitie tot vervolging overging. De zaak kende alleen maar verliezers. 


Hengelo achterzijde kerk Achtiende eeuwse gravure FS.
Hengelo achterzijde van de Remigiuskerk. Achttiende-eeuwse gravure. Foto: coll. F. Schreuder.


Op 21 oktober 1682 liep dienstmeid Geertruij  Teunissen van het dorp Hengelo in de Gelderse Achterhoek naar Zutphen. Een afstand van vijftien kilometer. Dit om aan de ‘inspectoren’ van de classis Zutphen te vertellen dat dominee Henricus Rumpius, haar werkgever, haar zwanger had gemaakt. Deze classis was een van de regionale organen van de toenmalige Nederduitse Gereformeerde Kerk, de verre voorloper van de tegenwoordige Protestantse Kerk in Nederland, en inspectoren waren predikanten die speciaal belast waren met de controle op het functioneren van hun collega’s.

 

Zij boden Geertruij een luisterend oor en pakten de zaak zonder dralen op. Wilden ze een slachtoffer van seksueel misbruik niet in de kou laten staan? Wie weet, maar waarschijnlijk deed die overweging er nog niet toe. Het motief was eerder dat de eer, goede naam en faam van een ambtgenoot in het geding waren. Bij dat eerbegrip speelden in de vroegmoderne tijd met name seksuele gedragingen een belangrijke rol, omdat vooral die als eerbepalend werden gezien. Fatsoenlijke burgers – en zeker predikanten – behoorden ervoor te zorgen dat ze niet onder verdenking kwamen te staan van ontuchtige activiteiten. Reden genoeg dus om op onderzoek uit te gaan naar de handel en wandel van hun collega. Ook al was dat een hele stap.
Nog geen twee maanden later was Geertruij getrouwd met Harmen Rensink en hadden de heren al een berg werk verzet, zoals blijkt uit de ondervraging op 19 december door de eerste inspector, de Zutphense dominee Vlak.

N.H. Kerk consistoriekamer Aquarel. FS P1010774 Namenlijst predikanten
Consistorie  Remigiuskerk, aquarel. Collectie
F. Schreuder.
Naamlijst met alle Hengelose predikanten. Achter de naam van Henricus Rumpius staat 'ontzet'.  Nu is bekend waarom.
Boven hem staat de naam van zijn vader (mijn voorvader) en voorganger: een gerespecteerd man.  Foto: H.M. Somsen.

 

Vlak: ‘Wat is er waar van de rondzingende geruchten?’
Rumpius: ‘Die beschuldigingen zijn vals. Zoals dat mijn meid zou moeten kramen en dat ik naar Deventer zou zijn geweest om haar daar iets tegen te geven.’
Vlak: ‘Is het waar dat u Harmen Rensink aan Geertruij Teunissen hebt gekoppeld, en zeer sterk hebt aangestuurd op een huwelijk tussen die twee?’
Rumpius: ‘Nee, niet waar. Het is allemaal vals en gelogen.’
Vlak: ‘Maar er zijn getuigen die dat verklaard hebben.’
Rumpius: ‘Die getuigenissen zijn vals en meinedig.’
Vlak: ‘Waarom hebt u Geertruij bij u in huis gehouden en zelfs verstopt toen haar familie haar vrijdagnacht de 28e november kwam ophalen?’
Rumpius: ‘Ze wilde zelf blijven, ik heb haar niet opgesloten of verborgen.’
Vlak: ‘En u hebt die zondagavond haar familie uitgenodigd om een akkoord te sluiten.’
Rumpius: ‘Allemaal vals.’
Vlak: ‘Stel, de getuigenissen zijn inderdaad vals, hoe denkt u de wereld daarvan te overtuigen? Er zijn wel vier of vijf getuigen die er een verklaring over hebben afgelegd.’

Toen, zo staat in de stukken ‘stelde de predikant zich aan als een razend mens’. Dominee Vlak kreeg niet de kans zich nader te verklaren. Rumpius gromde iets als ‘dorsten naar onschuldig bloed’, en dat Vlak partijdig was, waarop hij woedend het huis uitliep.

December 1682
Niet veel later, op 23 december, schorste de classis dominee Rumpius van het bedienen van het Heilig Avondmaal. Hij voelde zich daardoor zo in zijn wiek geschoten dat hij nog net voor het kerstreces naar de plaatselijke wereldlijke rechter stapte en een zaak tegen zijn dienstmeid begon - de aanval is per slot van rekening de beste verdediging. Hij klaagde haar aan wegens laster. Dat had hij beter niet kunnen doen, want daardoor kwam de bal pas echt aan het rollen. Er werden getuigen gehoord en er ging een beerput open: in totaal bleek hij negen vrouwen te hebben lastiggevallen.

#MeToo avant la lettre, of beter #MeToen
Door veel gedraal en getraineer door betrokkenen volgde de uitspraak pas ruim drie jaar na de aanklacht: in juli 1686. Geertruij werd daarin schuldig bevonden en veroordeeld. Die veroordeling hield in dat ze moest verklaren dat de predikant haar niet bezwangerd had en ook niet had ‘uitgetrouwd’, dat ze alle beschuldigingen had gelogen, dat ze hem niet anders kende dan als een eerlijk man, en daarom ook zou bidden om vergiffenis. Ook kreeg ze een boete van vijftig goudguldens ‘ten profijte van de diaconie’. Geertruij reageerde verontwaardigd op deze uitspraak en ging prompt in hoger beroep bij het Hof van Gelre. Ook zij had dat beter niet kunnen doen.

Oktober 1684
Jacob Hasebroek, de Zutphense advocaat die Geertruij pro deo bijstond, had daarnaast nog een andere functie: die van advocaat-fiscaal van het Landdrostambt Zutphen, een functie die vergelijkbaar is met die van officier van justitie. In die hoedanigheid klaagde hij Rumpius op 14 oktober 1684 aan vanwege overspel – toen nog strafbaar. Weliswaar niet van overspel met Geertruij, maar met Anneke Lenderink. Met haar verpoosde de voorganger zich tijdens een feestje in het groen bij de waterput.
Daarmee was de predikant nu in twee rechtszaken verwikkeld. Bijzonder is hier de dubbele pet van Hasebroek. Hij was zowel advocaat van de ene partij als aanklager van de andere.
Naast de kwestie van het seksuele wangedrag door een kerkelijk ambtsdrager speelde in deze zaak nóg een actueel onderwerp. De predikant beklaagde zich er meermaals over dat advocaat Hasebroek Geertruij gratis bijstond. Dit terwijl hijzelf zijn raadsman het volle pond moest betalen. Maar daar had Hasebroek wel een weerwoord op: ‘Het kan toch niet zo zijn dat zij doordat ze arm is, geen mogelijkheid heeft zich tegen een machtige tegenstander te verdedigen?’

April 1685
De classis Zutphen volgde in de tussentijd haar eigen pad. Op basis van dezelfde getuigenissen als die de rechtsgeleerden bestudeerd hadden, nam zij een heel ander besluit. Dit niet voordat zij de predikant ruim de kans had gegeven zich tegen de aantijgingen te verdedigen. Rumpius bleef ontkennen, echter zonder dit met bewijzen te staven. Na de schorsing van het Heilig Avondmaal had men hem inmiddels ook tijdelijk van al zijn andere werkzaamheden ontheven. De beschuldigingen aan zijn adres waren zo fors dat de classis in april 1685 geen andere uitweg zag dan hem te ontslaan.
Tegen dit ontslag ging Rumpius bij de Gelderse Synode in hoger beroep. Maar voor het zover was, stelde hij de classis voor dat hij zijn appèl zou intrekken als de classis hem een nieuwe standplaats zou geven. Helaas voor hem lieten de betrokken predikanten zich niet chanteren.

Augustus 1686
De Synode van Gelre ging in 1685 wel overstag, althans gedeeltelijk. De provinciale kerkvergadering draaide het ontslag terug, maar hield zijn schorsing in stand. Tijdens de volgende Synode – augustus 1686 – probeerde Rumpius ook die schorsing van tafel te krijgen. Daartoe diende hij een rekest in waarin hij ‘ootmoedelijk’ verzocht zijn schorsing op te heffen en hem weer ‘in zijn vorige dienst te herstellen’. Ook zou hij graag het traktement over de voorbije periode uitgekeerd willen zien. Hij had immers ‘getriomfeerd’ in zijn zaak tegen Geertruij, want zij was een maand eerder veroordeeld.
De gezamenlijke predikanten van de Synode gingen er eens goed voor zitten. Alle stukken werden erbij gepakt en voorgelezen. Alle ‘debatten en contradebatten van wederzijdse partijen’ werden aangehoord. Na ‘rijpe deliberatie’ van alles wat overwogen moest worden, concludeerde de vergadering uiteindelijk, ‘in de vreze des Heren’, dat de classis ‘geen genoegzame reden had.

Bij de NH kerk VDHet plein bij de Remigiuskerk. Foto: coll. Velthorst -Diersen.

Roggemeel, spek en eieren

Dominee Henricus Rumpius is een zoon van een voorvader aan mijn vaderskant. Minstens negen vrouwen viel hij lastig. Een van hen was Aaltje Bannink-Hillebrants, een voormoeder aan moederskant. Ze was een jaar of 32 toen de 19-jarige Rumpius op een avond in 1674 bij haar op de deur klopte. Zodra Aaltje open had gedaan, haalde hij een doek tevoorschijn met daarin roggemeel, twee rijmen spek en enige eieren. Hij vroeg haar dit aan te pakken en met hem mee te gaan naar een leegstaand huis in de buurt. Daar wilde hij met haar ‘zijn wille doen’. Haar man zou er niets van merken, zo garandeerde hij. Het moet voor Aaltje verleidelijk zijn geweest hierop in te gaan, want ze had het niet breed en er waren drie kindermonden te voeden. Maar ze was sterk. Henricus droop af. Later probeerde hij het nog enkele keren. De laatste keer viel hij haar zelfs om de hals, kuste haar en beloofde een schepel boekweit te brengen. Opnieuw weigerde ze. Ik ben trots op hoe ze zich staande hield in een situatie die we tegenwoordig als #MeToo zouden betitelen.

Bronnen
Voor de reconstructie van deze zaak is gebruikt gemaakt van zowel kerkelijke als gerechtelijke archiefstukken die zich bevinden in respectievelijk Erfgoedcentrum Achterhoek en Liemers (ECAL) in Doetinchem, Erfgoedcentrum Zutphen en het Gelders Archief in Arnhem. In totaal zijn ruim 7000 pagina’s aan documenten doorgelezen.

Janspoort1742

De St. Janspoort gevangenis in Arnhem waarin Geertruij enkele maanden opgesloten zat.
Geschilderd in 1742 door Jan de Beijer. Bron: Wikipedia.

 

Website opmaak voor www.oudhengelo.nl   H.M. Somsen