Beelden uit mijn kinderjaren.

Door Hermina Hiddink  (Mineken van Hesselink)                                                                             www.oudhengelo.nl

H. Dijkman Hiddink op latere leeftijd
Hermina Dijkman-Hiddink.


Het was een feestelijke dag toen ik geboren ben. De vlag wapperde van de toren en van veel scholen en winkels.

De vroedvrouw werd haastig door een buurman uit de kerk gehaald. Daar was namelijk een bijzondere kerkdienst aan de gang ter gelegenheid van het huwelijk van koningin Wilhelmina met prins Hendrik. Zo, wie nu goed thuis is in de Vaderlandse Geschiedenis kan precies uitrekenen hoe oud ik nu ben. (*7-2-1901) Hengelo Gld.

Ik bezat meteen al 3 zusjes en 1 broer, later kwam er nog een broertje als hekkensluiter bij. Mijn moeder was met hart en ziel boerin, altijd druk met de koeien, kalveren, kippen en biggen. Ook hield ze veel van bloemen. In de schaarse vrije tijd kon je haar in de tuin vinden.

 

Over de biggen hoorde ik later een mooi verhaal.
Moeder zat eens bij de motte, (vrouwtjesvarken) in 't varkenshok toen de keuntjes, (biggen) kwamen. Toen deed het moedervarken opeens een hap opzij en had een keuntje (big) te pakken. Het arme diertje ging aan het  krieten (krijsen), dat snap je.

Moeder gaf het grote varken een schop met de klomp, van schrik liet het haar prooi los. De arme big had een flink gat in zijn lijf. En wat deed mijn moeder?

Ze pakte het ongelukkige beestje op en droeg het naar de keuken. Ze schreeuwde ons toe:  Geef mien gauw een noalde en een droad." Dat deden we. Het ongeluksdiertje werd op de tafel gelegd en moeder naaide het bloederige gat netjes dicht als een geboren chirurg. Maanden later, het keuntje was toen een vet varken geworden, werd het geslacht. En wat bleek toen? Moeder had in der haast een beetje te diep genaaid, een stuk darm zat vast aan de buikwand. Het vlees en het spek smaakten er niets minder om.

Mijn eerste herinnering betreft mijn grootvader, die in een hoek bij de haard zat. Werken kon hij niet meer, vanwege zijn  reumatiek. Hij speelde graag met me en we waren gek met elkaar. Maar dat duurde niet lang.

Hiddink op hesselinkOpa en oma Hisssink op Hesselink. 

Op een dag was het donker in huis, want de blinden (luiken) waren voor de ramen; er kwamen veel in het zwart geklede mensen, buren en familieleden. Op dat moment begreep ik het allemaal niet, later vertelde moeder dat het opa's begrafenis was geweest. Ik was toen 3 jaar oud. (Hendrik Jan Hissink †4-2-1905) Mijn andere grootvader woonde in een ander dorp. Hij overleed toen ik 12 jaar was, in 1913 dat herinner ik me nog goed. Mijn grootmoeders heb ik nooit gekend.

De belangstelling van mijn vader ging meer uit naar de akkerbouw, naar de rogge, haver, mangels (voederbieten), aardappels ( in hoofdzaak voederaardappels ) en knollen. We hadden een gemengd bedrijf: half weiland, half bouwland.

Naast het huis stond de karnmolen, een rad waarin de hond liep. Dat stomme beest liep wat het lopen kon met de tong uit de bek. Maar hij bleef op dezelfde plaats, zijn inspanning diende alleen om het wiel te laten draaien. De  draaiende as bracht de karn in beweging en zo werd boter groot. Ik had altijd medelijden met de hond. Het duurde niet zo lang, toen werd het hele spul afgebroken; de melk ging voortaan in melkbussen naar de nieuwe boterfabriek in het dorp. En de hond ging met de VUT.

Op de plek waar eens de karnmolen stond verrees een nieuwe varkensschuur en een schuurkeuken. In die keuken stond een grote fornuispot, een open vuur en een bakoven.

De fornuispot werd gebruikt om aardappels in te koken voor de varkens. Een schep gekookte aardappels, daarbij een schep meel, in hoofdzaak bestaande uit roggemeel van eigen verbouw met wat vismeel, een plons water er bij en klaar was 't menu voor de krulstaarten, die stortten de slobber in de voerbakken van Bentheimer zandsteen. ln dezelfde fornuispot werd ook de was gekookt in sodawater, dat gebeurde zo eens in de 4 weken.

Uit die fornuispot ging het wasgoed in een grote houten tobbe om de soda er uit te spoelen en vervolgens in een soort van wasmachine. Onder die machine werd een vuurtje gestookt van hout en harde turf en dan maar draaien. Dat was een zwaar en vervelend werk. Mijn oudste zuster legde altijd haar catechisatieboekje in de buurt en verenigde zo het nuttige met het aangename.

Als de was klaar was ging het op de bleek en lag daar een dag en werd zo nodig nat gehouden met water uit de pomp, gieters vol. Het nu heldere wasgoed werd over de heg gehangen om te drogen.

Daarna kreeg de bonte was een beurt. Als we op maandagmorgen begonnen was het karwei op woensdagavond klaar, als tenminste het weer  meewerkte.


01 Hesselink 2015 foto T Sanders  Boerderij Hesselink, Menninkweg 3 in 2015. Foto T. Sanders.


In 1925 kregen we een nieuw voorhuis dat door een zogenaamde brandmuur was af gescheiden van het achterhuis. Op de grote zolder werden waslijnen gespannen en toen waren we minder afhankelijk van het weer.

Nu gaan we weer terug naar de schuurkeuken met de grote schouw of bozum. De  bakoven werd door moeder gebruikt om ons brood te bakken, wit brood en voor de feestdagen ook krentenbrood.

Eerst werden in die oven enkele takkenbossen verbrand tot de oven heet genoeg was, dan werd de as er zorgvuldig uitgeveegd. In die tussentijd had moeder het deeg gekneed en laten rijzen en de broodjes gevormd. Met behulp van een schoep met een lange steel gingen de broodjes de oven in, op de vloer. De ijzeren ovendeur ging potdicht en na verloop van tijd waren de broden gaar. Wat smaakte een snee eigen gebakken wegge met echte boter er op toch heerlijk. We smulden ervan!

Toen vestigde een bakker met een kruidenierswinkel zich in de buurt en toen kwam helaas de bakoven alleen nog bij hoogtijdagen in gebruik. Een keer per week gingen we met de kruiwagen naar de winkel om de wekelijkse boodschappen in te slaan. De eieren van onze kippen dienden als betaalmiddel.

Boven het open vuur hing een grote zwartgeblakerde ketel aan een "haolketting". Het vuur werd aangehouden met behulp van een zware ijzeren "blaospiepe".

Op oudejaarsdag werd het vuur extra gestookt om de Nieuwjaarskoeken te bakken. Voor het vuur lag dan een groot blok eikenhout. Daar rustte het koekijzer op. Dat ding had 2 lange poten, een recht­ hoekig gedeelte met figuren er op en kon net als een nijptang worden geopend en gesloten. Met een stukje spek werd de binnenkant vet gemaakt, daar werd een schepje koekdeeg over gesmeerd, de bek werd gesloten en boven het vuur verhit. Dan was de koek gauw gebakken, de koek er uitgehaald en snel om een stokje opgerold. Dat was vingerblazers werk. Zo werden de kniepertjes gebakken. Als het koud weer was werd de voorkant van je lijf heet en de rug steenkoud. Maar gezellig was het wel, zowat het hele gezin kwam er aan te pas. Op ongeveer dezelfde wijze werden de hartvormige wafels gebakken.

Toen ik 5 jaar was ging ik naar school. Van moeder kreeg ik een mooi hoedje van wit stro met een blauw lint en een toefje bloemen. Wat was ik daar blij mee! De juffrouw van de eerste klas stond in de deur om de nieuwe kindertjes op te vangen, ze heette juffrouw Tonsbeek.

Ze wees de jongens een plekje aan de kapstok in de gang om de pet op te hangen, de meisjes een plekje voor de hoedjes. Mijn prachtige hoedje kwam helemaal in een donker hoekje terecht. Was dat even jammer, het beviel mij niets. De volgende morgen hing ik mijn hoedje lekker in 't midden van de kapstok, zo kon iedereen het goed zien.

Ik had van thuis een mooie griffeldoos mee gekregen, want we schreven natuurlijk op een lei. Een sponzendoos hoorde er ook bij, een gekleurd blikken doosje met een tussenschot. Aan de ene kant zat er een sponsje in, aan de andere kant een droog lapje; allebei nodig voor 't schoonmaken van de lei.

leesplankje

 

Lezen zal ik wel geleerd hebben van het leesplankje van Aap, Noot, Mies, Wim, Zus, Jet, Teun, Vuur, Gijs, Lam, Kees, Bok, Weide, Does, Hok, Duif, Schapen.

De eerste vier klassen leverden voor mij weinig moeilijkheden op. Door eindeloos opdreunen werden de tafels in onze hoofden geheid. Maar in de 5e klas kregen we van die nare sommen met verhalen, bijvoorbeeld: Jan kan een tuin omspitten in 5 dagen, Piet in 3 dagen. Als ze samen beginnen, na hoeveel dagen zijn ze dan klaar? Dan had je sommen over een vat met 2 kranen en een weg van A naar B en ga zo maar door. Het ging mij boven de pet.

Met taal had ik minder moeite, al was het foutloos schrijven lang niet eenvoudig. Je schreef toen roode koolen maar ook steenkolen; een flesch moest zoo, een mens weer anders; in de bosschen loopen beren, maar bossen stroo, maar 't ergste was de en den. Zo moest zijn: van den hoed, maar van de pet.

Ondanks mijn slechte rekenen hoefde ik niet te blijven zitten en ging over naar de 6e klas.

Op het schoolplein in ‘t speelkwartier en 's middags na de boterhamschool deden de meisjes: touwtje springen, hinkelen, boompje verwisselen, kaatseballen (sommigen konden het zelfs met 4 ballen) of bikkelen (daar gebruikten we sikkebotjes voor).

De jongens speelden petjebal, hoepelen en zelfs voetballen. De voetbal was een grote prop papier met een eind touw er omheen. Knikkeren deden we allemaal graag.

Elke maand was er een keer markt, dan kregen we van moeder geld mee om te versnoepen: 1 of 2 centen, soms een stuiver en een enkele keer zelfs een dubbeltje. We  mochten na de boterhamschool het dorp in lopen. Op de markt stonden kramen met snoepgoed. Wat was het dan moeilijk om je keus te bepalen. Katjesdrop of centimeterdrop, zoethout, toverballen (die telkens een andere kleur kregen als je er op sabbelde), spek  (van suikergoed). Er was zelfs een kraam met sinaasappels. De Joodse verkoper verkondigde luidkeels: "Tien voor een dub." Maar ja, zoveel geld hadden we meestal niet.

Ik herinner me nog dat ik met een vriendinnetje een bakkerswinkel binnenliep. Zij bestelde:  Voor een cent witte en bruine beuntjes in 2 toetjes". Die beuntjes waren kleine harde suikerboontjes, witte en bruine, die moesten apart in 2 zakjes.

Om 3 uur 's middags ging de school uit. We liepen dan, samen met een vast koppeltje, het dorp uit, een flink eind over de harde weg (de grinte) en dan rechts af een zandweg in. Bij regen was het een modderpoel. Gezellig, zo samen.

Eens waren we net buiten het dorp, toen kwam ons een boer met een stortkar achterop. Dat was een buitenkansje! We riepen allemaal om 't hardst: “Meugen wie met varen?" De boer zei niks. Een eindje liepen we achter de kar aan. Ik was kwaad op die onbekende boer, die gunde ons niets. Ik klauterde over het bret en stond in de kar. Goed voorbeeld doet goed volgen, in een ogenblik stonden we allemaal op de kar. De boer zei niks, maar gaf het paard een tikje. Toen ging dat beest op een drafje lopen, dat was prachtig. Zo kwamen we vlug, veilig en voordelig thuis. Dat dachten we! Maar ineens stuurde de boer het paard linksaf een zandweg in. We schrokken; waar kwamen we terecht? We schreeuwden allemaal: "Hu,hu, wie wilt er af". Het paard sukkelde op een drafje verder, wij hobbelden mee en de boer zei niks. Met de moed der wanhoop klauterde er een over het achterbret en sprong op de weg. Met een plof viel hij in 't zand. Om de beurt volgden we het voorbeeld. Toen de kar leeg was keek de boer achterom, zag langs de weg op verschillende afstanden een kind overeind krabbelen en hij lachte. Wat heb je toch een gekke mensen in de wereld!

In 't voorjaar speelden we in 't lange gras langs de bermen van de weg. We maakten er een huisje van met een kamer, keuken, slaapkamer en w.c.  De wegwerker veegde met een lange bezem geregeld de paardenvijgen van de weg de berm in. Maar dat mocht de pret niet drukken. Hij droeg een pet, van voren stonden de letters H.E.K.  Wat dat toch betekende? "Hummelo-Enschedese Kunstweg". Maar de man was niet vriendelijk tegen ons; dat we met ons spelen het gras vertrapten dat hij mocht hooien voor zijn koe, dat beseften we niet.

Bij het eerste huis buiten het dorp stond een grote, oude perenboom, in de herfst vol kleine peertjes, "kuttelperen" zeiden we. We mochten de afgevallen vruchten oprapen en opeten. Na schooltijd was het een ren wie 't eerst bij die boom was. Veel lekkers was er niet aan maar we verslonden ze graag. Als kind vind je nu eenmaal het fruit van een ander veel lekkerder dan van thuis.

Toen ik de 6e klas doorlopen had (rekenen bleef tobben) zei mijn vader: "Je moet nog maar een jaartje op school blijven, want met je zussen en je broer kunnen we het werk wel aan".

Ik moest vroeger veel te vroeg van school, met 11 jaar liep ik al achter de ploeg. lk vond er niets aan, want mijn vriendinnen gingen allemaal van school af. Ik zat in de 7e klas met nog een knaap die onderwijzer zou worden. Ik kon met rekenen helemaal niet tegen hem op, voor de rest ging het wel. Maar veel plezier had ik niet en was blij toen ik van school ging.

Een heel nieuw leven wachtte mij, werken op de boerderij. Een buurman zei: "Ik dacht dat je wel onderwijzeres zou worden" maar ik antwoordde  "Nee hoor, ik wil later trouwen". Ik had nog nooit van een getrouwde juffrouw gehoord.

 

*Noot van de redactie:
Hermina Hiddink trouwde op 28 maart 1930 met Jan Hendrik Dijkman.

Meester J.H. Dijkman begon zijn 1e baan in Hengelo Gld waar hij Hermina Hiddink leerde kennen, zijn laatste baan in 1962 was in Zelhem, waar ze ook begraven zijn.

jonge j.h. Dijkman J.H. Dijkman N.5 055 Dijkman Hiddink
J.H. Dijkman in Okkenbroek J.H. Dijkman in Zelhem Grafsteen N5.055  in Zelhem.
Foto. W. Simmelink

 

Lees meer over de boerderij op; boerderij Hesselink op deze website of over het werk op deze boerderij in  het verhaal van Hermina; mijn leven op de boerderij Hesselink.

Digitalisering voor oudhengel.nl : E. Somsen Lieverdink
Opmaak en foto's coll.: H.M. Somsen