Kaart 13B5 uit het Veldnamenboek.
<1550 'Afgespleten van 98 HENGEL. Den Langencamp met den cleynen kempken, so dat om die hoffstat Tackencamp gelegen; noch omtrent 8 molder saetlants, gelegen in den Goischen enck, die 4 tuschen erffnis Ellerdinck ende Banninck, die ander 4 over den wegh, met den eenen eynde streckende tegen Hoenkinck op den Hoghen wegh, uut den goede Bruynrinck gespleten ende tot Zutphenschen rechten opgedragen bij Johan van Seyst tot behoeff van ...' (etc.)
1576 'Tanckinckamp v g:'
1612 'Tackinckamp met Herders landt 8-'
1616 'Tackinckamp 8-'
1629 '17-5-0 Tackinck kamp 16-0-'
'Tackinck kamp 2-8'
1650 'Tacken camp, weduwe Everwijns, Arnhem (eigenaar) 153-2-6'
1656 'Tackincamp, de weduwe Everwijns 27-6-0'
'Reijnt Egginck op Tackencamp, Berndtgen sijn huesfre:, Henrick sijn soene getrouwt, Trijntgen sijn vrouwe, bij hem inwoende Willem sijn soene, die soene Jan, die maegt Jan gnt:
'Garret Takkenkamp en zien dogter Derse, Hermen Bluemink d.k.'
1655 ‘Hengeloe. Die visite heefft in Hengelo haren aenvanck genomen van den crusenboom dewelck scheidet die Hengelsche ende Hattemer Marcke, ende is bevonden datt die lake tusschen den Egginck ende Lenderingh weijde aen wederzijde moett 1675 ‘De Griffier Engelen als landtheer vant goet Tackencamp klaegt dat Hendrick ten Holte sich verlust heeft een huijsken of caterstede t setten achter sijnen camp op Barninckbrinck ende versoeckt dat hem mach aengesegt worden met de timmeringe op te holden ende het getimmer af ’t breken, of dat hij andersints sal tegens hem met middelen van recht moeten procederen.’ 1726 ‘Als eerstelijk op den 1e art. des voorgaanden Jaar Holtings rakende de remotie van het huijs op ’t Bekvelt tegens het Erve Tackencamp geset en op het gerapporteerde, dat boven dien ondernomen is van het vele daar an te graven, ook gehoort de jnstantien die van wegens de Heer [RaedsHeer] van Hasselt zijn gedaan, dat de remotie van het voors. huijs eenmael agtervolgens vorige resolutie mogte worden werkstellig gemaakt. In de marge: Remotie van ’t huijs op ’t Bekvelt en ’t insmeijten van het afgegravene. ‘ 1740 ‘Door de Hr. Griffier J. van Essen aen de Hren. Erfgenamen voorgedragen sijnde dat bij aenkoop aen sig hadde gebragt den Tackenkamp dat de vorige eigenaren de gemeente tegens dat land voor een groot gedeelte hadden bepaet soo nu was weg gehouwen dat hij wel genegen was desselfs allee langes het AverEnk lopende ook langes den Tackenkamp uit te trecken, dat hij sustineerde daer toe beregtigt te zijn ook bovendien niemant bij dus dane patinge gejintresseert, dog dat het selve niet had willen doen, souden voor af hier van kennis aen de Hren. Erfgenamen te hebben gegeven en derselver consent versogt, hebben de Heeren Erfgenamen versogt de Heeren Markenrigteren als mede de Heer Rigter Almaras over het selve land voor af in ogenschijn te nemen. ‘ |
1741 ‘Den 7 art. van vorigen Jaerholting hebben de Heeren Markenrigters gerapporteert dat het land langes den Tackenkamp in ogenschijn hadden genomen en niet bevonden dat ijmand bij [die] versogte patinge eenig nadeel quamen te lijden en dien volgens aen de Heer Griffier van Essen kan worden geaccordeert. En hebben de Heeren Erfgenamen hetselve dan ook bij desen geaccordeert. ‘
1847 'Afgebroken en niet herbouwd'. Bron Bevolkingsregister.
Bron ECAL.