Beekstraat 6
Beekstraat 6, De Keet - Akten, Verhalen en Gebeurtenissen
-
Akten, verhalen en gebeurtenissen
Het bewogen leven van Gradus Scholten
(door Wim Maas, Hennie Demming en Judith Lettink; artikel is in 2015 verschenen in 'De Olde Kaste')
Dit is het verhaal over het leven van Gradus Scholten uit Hengelo. Een bewogen leven, dat hem niet alleen in aanraking bracht met justitie maar hem ook bracht tot in de verste uithoeken van Nederland.
Afkomstig van Wichmond
Gradus Scholten was de oudste zoon van Johannes Hendrikus Scholten en Henrica Volmer. Deze in 1781 te Groenlo geboren Johannes Hendrikus Scholten huwde in 1819 op 38-jarige leeftijd te Steenderen met de uit Doesburg afkomstige, 23-jarige, Hendrica Volmer. Hun eerste kind, een dochter genaamd Tonia, werd enkele maanden later, in februari 1820, geboren. Het gezin woonde toen in het dorpje Wichmond, gelegen binnen de gemeente Warnsveld, grenzend aan Hengelo. Hier werd ook zoon Gradus geboren, op 23 augustus 1821. Na zijn geboorte verhuisde het gezin met de ouders van Henrica, Garrit Volmer en zijn vrouw Catharina Hendriks, naar de buurgemeente Hengelo. Hier gingen zij wonen in het buurtschap Noordink, op huisnummer 262a. Tegenwoordig de Lankhorsterstraat, ter hoogte van de Nieuwe Nachtegaal.Het gezin breidde in Hengelo verder uit. Achtereenvolgens werden geboren: Maria (1823), Hendrika (1825) en Gerrit Jan (1827). Van Maria is bekend dat zij in 1864 te Doesburg trouwde met de weduwnaar Jacobus Janssen. Ook Hendrika trouwde pas op latere leeftijd. Zij was al bijna 33 jaar toen zij in Rheden in de echt werd verbonden met de 29-jarige Gerrit Gerbrands. Lang heeft dit huwelijk niet geduurd want reeds in augustus 1865 overleed Hendrika Scholten, slechts 39 jaar oud. Hun oudste zus Tonia huwde eveneens pas op latere leeftijd. Zij was 38 jaar oud toen zijn in 1858 te Steenderen trouwde met de 14 jaar jongere Albert Timmermans.
Hun ouders zouden van dit alles overigens maar weinig meekrijgen. Sterker nog, zij zouden hun kinderen nauwelijks zien opgroeien. Toen het jongste kind Gerrit Jan nog maar één jaar was, overleed vader Johannes Hendrikus Scholten in 1828, nog geen 47 jaar oud. Zijn vrouw kwam er alleen voor te staan met een gezin van vijf jonge kinderen tussen de een en acht jaar oud. Dat was financieel natuurlijk nauwelijks te bolwerken en hoogstwaarschijnlijk daarom trouwde zij in juni 1830 – zij was toen 34 jaar oud – met de circa 32-jarige Garrit Jan Twaal, bijgenaamd Waarle. Haar ‘geluk’ was echter maar van korte duur. Nog datzelfde jaar vertrok Garrit Jan Twaal als remplaçant in de schutterij uit Hengelo. Henrica Volmer bleef, zwanger van hem, wederom alleen achter met haar kinderen. In 1831 beviel ze van een dochter, die op 13 november 1832 overleed. Garrit Jan Twaal keerde jaren later nog wel terug naar Hengelo, maar hij heeft nooit meer op het adres van zijn vrouw en haar kinderen gewoond. Hij overleed 64 jaar oud op 17 april 1863 in het buurtschap Varssel.
Henrica Volmer overleed op 13 oktober 1832, pas 36 jaar oud. Haar kinderen, inmiddels in de leeftijd van vijf tot twaalf jaar oud, bleven ouderloos achter. Zij kwamen onder de hoede van hun grootmoeder Catharina Volmer-Hendriks en tante Antonia Volmer. Met hen verhuisden de kinderen, uitgezonderd Maria, in 1834 naar Bekveld, huisnummer 254a – tegenwoordig Beekstraat 6. Hier ook groeide Gradus op, totdat hij op 15-jarige leeftijd zijn eerste stappen in de wijde wereld zette.
Een lijk in de koestal
De eerste zelfstandige schreden van Gradus Scholten waren vooralsnog dicht bij huis. Hij vertrok in 1839 naar Toldijk in de gemeente Steenderen waar hij als knecht ging werken bij de weduwe Keuper. Hier werkte en verbleef hij enige jaren, waarna hij terugkeerde naar Hengelo in oktober 1841. Waarschijnlijk is hij daar weer bij zijn oma ingetrokken in het huis op Bekveld. Na enkele jaren vertrok hij in mei 1844 – hij was toen 20 jaar oud – wederom uit Hengelo. Nu ging de reis naar Zelhem, waar hij als boerenknecht ging werken bij de familie Garritsen-Wijman. Lang zou hij daar echter niet blijven…Op zondag 27 oktober 1844 werd Hengelo opgeschrikt door een gruwelijke moord. Rond het middaguur vond Jan Willem Abbink in de koestal op de deel het ontzielde lichaam van zijn 19-jarige nicht Janna Heisterboom. Janna was het enig kind uit het huwelijk van de klompenmaker Harmen Heisterboom (1793-1869) en Janna Memelink (*1795). Bij haar geboorte op 14 november 1823 was haar moeder in het kraambed gestorven. Haar vader hertrouwde een klein jaar later in Hengelo met Janna Hesselink (1798-1869). Zij kregen vijf dochters, genaamd Aaltjen (*1825), Hilleken (*1828), Jenneken (*1831), Harmina (*1835) en Harmiena (*1838). De familie Heisterboom woonde op ‘de Oude Nachtegaal’, tegenwoordig Lankhorsterstraat 21, later vertrokken ze naar Bekveld. Janna Heijsterboom groeide hier min of meer op met Gradus Scholten, haar buurjongen van twee huizen verderop aan de Lankhorsterstraat. Op haar vijftiende, in mei 1839, vertrok Janna Heisterboom naar haar oom Jan Willem Abbink en tante Aaltje Memelink aan de Beekstraat op nummer 2, waar ze in dienst kwam als meid. Daarnaast woonde en werkte op dit adres ook de drie jaar oudere Hengelose Derkjen Klein Wesselink.
Het echtpaar Abbink was die bewuste zondagochtend in oktober om negen uur vertrokken naar het dorp waar zij in de plaatselijke kerk de dienst bijwoonden. Janna Heisterboom was alleen in huis achtergebleven. Toen Jan Willem Abbink en zijn vrouw drie uur later, zo rond het middaguur, thuiskwamen, vond hij het door messteken toegetakelde lichaam van zijn nicht Janna in de koestal. Ook was in de keuken een kast overhoop gehaald en stond de koffer van Janna Heisterboom open. Het eerste vermoeden was dat het om een roofmoord ging, maar bij nader inzien bleek er toch geen geld verdwenen te zijn. De geruchtenstroom in het dorp kwam hierna al snel op gang. Het duidde namelijk, zo schreef burgemeester Wilt Adriaan Wilbrenninck aan de procureur op iets anders ‘n.l. alles op "gekrenkt liefdesgevoel" welke tot een overdreven woede zou zijn overgeslagen’.
Burgemeester Wilbrenninck – die op die zondag niet in Hengelo aanwezig was – werd pas om vier uur in de middag van de moord op de hoogte gesteld door Jan Ellenkamp uit Hengelo. Hij was op dat moment bij zijn schoonvader in Hackfort, ongeveer anderhalf uur verwijderd van het plaats delict. Dat weerhield hem er echter niet van om direct de leiding op zich te nemen. Jan Ellenkamp werd meteen teruggestuurd naar Hengelo met de mededeling dat de veldwachter het onderzoek naar de moord moest voortzetten. Tevens kreeg die de opdracht het lichaam uit de koestal te halen en op de deel op stro te leggen en er een wacht van drie personen bij te zetten. De burgemeester haastte zich daarna – 'hoewel hij dien dag niet wel was’ – ook terug naar Hengelo, waar hij zich de volgende ochtend bij Abbink thuis op de hoogte stelde van de situatie. Daarna vertrok hij ‘omdat hij geen schrijfbehoeften bij zich had’ met Jan Willem Abbink naar het gemeentehuis waar een proces-verbaal werd opgemaakt. Diezelfde dag nog maakten twee buurmannen van Jan Willem Abbink – de 40-jarige strodekker Teunis Hiddink en de 56-jarige landbouwer Teunis Bruijl – hun opwachting bij de burgemeester om het overlijden van Janna Heisterboom officieel te melden. De overlijdensakte kon in hun bijzijn worden opgemaakt. Ondertussen was de jacht op de moordenaar al in volle gang. En daarmee kwam Gradus Scholten, de oude buurjongen van Janna, weer in beeld.
Op water en brood
Wanneer Gradus Scholten als verdachte van de moord op Janna Heisterboom werd opgepakt, is niet duidelijk. Wel dat hij van de moord werd verdacht. Dat staat ook te lezen in een krantenartikel van 13 mei 1845 waarin wordt medegedeeld dat hij was uitgebroken uit het ‘arresthuis’ te Zutphen, waarin hij was opgesloten als verdachte van de moord op Janna Heisterboom ‘welke gruweldaad hij steeds hardnekkig ontkent heeft’. Met een ijzeren werveltje, dat was bevestigd aan het binnenvenster van zijn cel had hij onder het getraliede raam een gat gemaakt ‘ternauwernood groot genoeg om iemand door te doen kruipen’. Daarna had hij de lakens en strozak aan elkaar gebonden ‘en aan de ijzeren tralien van het raam van het gevangenvertrek bevestigd’. Zo was hij naar buiten gekropen en had zich daaraan laten zakken ‘tot op korten afstand der straat’ waarna hij was ontkomen. Dit vond plaats in de nacht van 10 op 11 mei 1845.Lang heeft hij echter niet kunnen genieten van zijn vrijheid, want een dag later werd Gradus opgepakt op een boerenerf in Baak en weer overgebracht naar de gevangenis in Zutphen. Het lukte hem niet nog een keer de gevangenis te ontvluchten, want op 19 december 1845 verscheen er een bericht over Zutphen in de Nieuw Amsterdamse Courant dat vermeldde dat Gradus Scholten ‘die zich sedert eenige geruimen tijd alhier in hechtenis heeft bevonden’ niet langer als verdachte werd beschouwd in de moordzaak Janna Heisterboom en op last van het Hof van Gelderland uit gevangenschap werd ontslagen. Helemaal vrij van zorgen was hij echter nog niet, want een nieuwe gevangenisstraf dreigde vanwege de uitbraak in mei van dat jaar. Negen maanden cel plus een geldboete van 5 gulden 78 en een halve cent, zijnde een bijdrage in de proceskosten, dat was het vonnis van de rechtbank op 7 januari 1846. Hoogstwaarschijnlijk werd deze straf verrekend met de tijd die hij daarvoor onterecht in de gevangenis had gezeten – niet bewezen was immers dat hij schuldig was aan de moord op Janna Heisterboom – waardoor hij onmiddellijk werd vrijgelaten. Dit valt op te maken uit het feit dat Gradus Scholten op 12 januari 1846 werd ingeschreven in het bevolkingsregister van Hengelo.
Daarmee was het criminele boek voor Gradus Scholten nog niet dichtgeslagen. In Hengelo, trok hij in bij zijn tante Antonia Volmer en oom Bernardus Jansen in het huis op Bekveld, waar hij al eerder had gewoond onder de hoede van zijn inmiddels overleden grootmoeder. Het was opnieuw maar van korte duur. Op 5 februari 1847 werd hij opgesloten in de gevangenis van Hoorn. In totaal zeventien maanden zou hij hier achter slot en grendel verdwijnen: drie maanden gevangenisstraf voor ‘feitelijke mishandeling’ en veertien maanden voor ‘eenvoudige diefstal’. Gezien de lengte van deze laatste straf moet hij op dat moment al een recidivist zijn geweest. Hij werd tot deze gevangenisstraf veroordeeld door het Hof van Arnhem op 28 november 1846.
Het was niet ongebruikelijk om iemand die een langere straf gekregen had, voor een deel van die straf naar een andere gevangenis over te plaatsen. Vaak was dat dan een gevangenis die relatief ver van de eigen omgeving was gelegen. Hoogstwaarschijnlijk had hij die vergrijpen in Hengelo en omgeving gepleegd. Hierheen keerde hij toch weer terug toen hij op 7 mei 1848 vrij kwam. Hij trok opnieuw bij zijn oom en tante in, maar opnieuw slechts tijdelijk. Hij verruilde zijn vertrouwde omgeving in de Achterhoek en vertrok naar de andere kant van het land, naar Zeeland.
De wijde wereld in
Wanneer Gradus Scholten naar Zeeland vertrok, is niet bekend. Daar geeft het bevolkingsregister van Hengelo geen uitsluitsel over. Ook is niet bekend waar hij daar heeft gewoond of wat hij er heeft gedaan. Wel weten we dat hij er niet lang is geweest, want in 1853 duikt hij in een ander deel van Nederland op, namelijk op Texel.Hier trouwde hij op 12 mei 1853 – hij was toen 31 jaar oud – met de 30-jarige Grietje Bogaard van Texel. Gradus verdiende bij zijn trouwen de kost als arbeider. Met Grietje kreeg Gradus drie kinderen. De oudste, Hendrika, werd geboren in Eierland op Texel in 1854. Zij trouwde hier op 24-jarige leeftijd te Oude Schild met de in Waaldenburg geboren eilandbewoner Johan Arnold Barhorst. Het tweede kind, de in 1857 geboren Marretje Scholten verhuisde naar het vasteland waar zij in 1888 te Nieuwer-Amstel trouwde met de eveneens 30-jarige Rotterdammer Pieter Jacob Buijs. Het derde kind van Gradus Scholten en Grietje Bogaard was eveneens een dochter, genaamd Jantje. Evenals haar oudste zus bleef ook zij op het eiland wonen. Zij huwde er in 1884, op 25-jarige leeftijd, de in 1854 te Den Burg geboren Texelnaar Gerbrand Zoetelief.
Gradus Scholten ten slotte zou het Waddeneiland na zijn omzwervingen door Nederland niet meer verlaten. Hij overleefde zijn vrouw Grietje Bogaard, die op 24 februari 1870 op 57-jarige leeftijd overleed. Gradus stierf enkele jaren later op Texel, op 20 januari 1874 op 52-jarige leeftijd. Hoe het hem op het eiland vergaan is, is niet bekend. Maar hopelijk heeft hij er na zijn roerige Achterhoekse jaren met zijn gezin de rust gevonden.
1871 Memorie van successie van Antonia Jansen-Volmer waarin te lezen valt dat zij haar helft nalaat
aan haar nichtje Gerritje Elizen en echtgenoot Hendricus Eugelink. Bron Gelders Archief.