Klik hier voor Latijnse begrippen in doop- en trouwboeken
Klik hier voor Termen in doop- trouw en begraafboeken
Verklarende woordenlijst
A B C D E F G H I J K L M N O P Q R S T U V W X Y Z
Aalte
Gier.
Aanbrengkohier
In ieder dorp wordt in het aanbrengkohier, (floerenkohier) aangetekend van wie de grond is, welke huurpacht ervoor betaald wordt en waar de grond ligt.
Achtentwintig
Zilveren geldstuk van 28 stuivers, ook Fries, florijn, klapmuts of goudgulden. 1601 tot 1849.
Adiunct
Toegevoegd aan.
Admortizare of admortizatio
Het toe-eigenen van vermogens door de kerk.
Aelde
Oude.
Aeldes, altoes
Van oudst, zo als altijd.
Affdoen
Betalen
Sall affdoen ses gulden.
Zal zes gulden betalen.
Aff te maken
Te voorzien van.
Aflaat
Aflaatbrieven is in 1562 afgeschaft wegens misbruik, maar in de middeleeuwen het schenken van goederen voor zielenheil bij naderende dood of ziekte.
Afrekn
Afrastering.
Aghterwesen
De vordering.
Ahin
Aan.
Akkervrede, ook wel ploegvrede
Het gaf de poorter, stadsbewoner, de vrijheid om het land buiten de poorten van de stad te bewerken en te oogsten.
Albereijts
Reeds.
Allodia
Erfelijke bezittingen, mv. Allodiën.
Allodium
Een vrij goed (grond), dat de Koning schonk aan zijn trouwe dienaren. Er rustte geen enkele verplichting op t.a.v. de schenker.
Alltit
Altijd.
Almende
Gemeenschappelijke gronden van de mark, ook wel centraal almende of gouw, meervoud gouw- almende.
Alzemalck
Allemaal.
Ambachtsman
Vroeger rentmeester van het klooster.
Ampassiëment
Verhindering, wegens verkoop.
Amortisatie
Vrijmaking van goederen uit de dode hand, bij schenking van goederen aan de kloosters na het overlijden.
Anbeginne, van anbeginne
Vanaf het begin, aanvang.
Ancilla (Lat.)
Dienstmaagd, dienstmeisje, jonge vrouw
Ancomende
Aanstaande – dagen, dingen, personen.
Angelavet
Plechtig beloven.
Angelavet den selve to achtervolgen.
Heeft plechtig beloofd deze belofte na te volgen.
Angeleijt
Aangewend. Aanwenden.
Angenomen
Op zich nemen.
Angenomen dit selve aender erffgenaemen aldaar to referen.
Heeft op zich genomen dit aan de geërfden mee te delen.
Angestorven, angestorven goet
Geërfd, door erfenis verkregen.
Angetagen, vant angetagen
Nabij gelegen.
Anschott
Aanwas. Aandeel in de verkoop van de grond.
Anspraicke
Aanspraak.
Ansihen
Aangezien.
Antotasten
Aanpakken.
Aoverstepken
Bankje tussen prikkeldraad in om gemakkelijker over te kunnen stappen.
Apenbaer vercopt
Openbaar verkocht.
Apenen
Openen.
Arffgenoten
Erfgenamen, geërfden van markgenootschap.
Armerekeninge
Maaltijd met bier en wijn, na een jaarlijkse bijeenkomst van de kerkenraad (vergadering), koste op 1-1-1680, fl. 30,--
Atzing
Het onthaal van de heer, reis en verblijf kosten, de formule was, “voer en nagel” geven voor dier en mens.
Aveelzaad
Winterraapzaad, voor winterknollen.
Aver
Over.
Zeggende dat he aver die virten darlich 34 jaren opt goet gewoint heft….
Zegt dat hij over die 34 jaar dat hij op dit goed woont ….
Avergevens
Ingediend, een verzoek.
Averheeren
Gezaghebbers.
Averkomen
Overeengekomen.
Baafmis
Feestdag van St. Bavo op 1 oktober, ingaan van de pacht, beging van de herfst.
Baljuw
Hoofd van het baljuwschap, vertegenwoordiger van de graaf, wachter, ambtenaar in graafschap, regent, schout, rechter, drost, hoofd van de schouten.
Baede
Bode.
Baeven
Boven.
Balde
Spoedig.
Bamisse, bamis
Feestdag van St. Bavo op 1 oktober, ingaan van de pacht, beging van de herfst.
Bandijken
Grote dijken die onder de rechtsban van een hertog of graaf vielen.
Bank
Oer– leem– klei- of zandbank, ondoordringbare laag in de grond waar het water op blijft staan.
Bannen
Grond op basis van gemeentegrenzen, met een eigen bestuur en had de taak sloten schoon en diep te houden.
Banwouden
Wouden, bossen die tot het domein van een graaf of koning behoorden en waarin o.a. het recht op jacht alleen was toegestaan aan de eigenaar en verboden gebied was.
Becraftigen
Bekrachtigen.
Bedarven
Behoeven.
Bedekt zaad
Met kaf, zie spelt, tarwesoort.
Beden
Onvrijwillig geld of geschenken geven aan de graaf, dikwijls voor het verkrijgen van zekere rechten of voorrechten, grafelijke beden.
Bedeschuldige
Diegene die de bede, geld, moest betalen aan de grondheer, ook wel schotboortige genoemd.
Beddekast, bedstee
Een verplaatsbare houten bedstede in de vorm van een kast waarin half zittend geslapen werd. Met deurtjes afgesloten slaapruimte in het woongedeelte.
Beempt, bemte, siet
Laag, plaggenland, hooiweide.
Beestenschatting
Belasting heffing over het aantal dieren.
Beestenweydens
Oppervlakte maat ca.2,5 ha. Een koe heeft per jaar een bepaalde hoeveelheid weiland nodig om voldoende voer te krijgen.
Befruchte
Afgerasterde.
Begenadicht
Veroordeeld tot.
Beheltlicken
Behouden.
Behoorlicken
Zoals het behoort, gebruikelijk is.
Belhamel
Gecastreerde ram (schaap) uit een schaapskudde, van een bel voorzien als leider van de kudde. Zie ook schellen.
Belhemer Guederen
Bezittingen, goederen van het klooster Bethlehem.
Belmundig
Verlies van het hofrecht bij horige boeren.
Bemte, beempt, siet
Laag, plaggenland, hooiweide.
Benaediget
Begenadigt.
Beneficium
Een goed (grond), dat de koning schonk aan zijn dienaren als leengoed. Een dergelijk goed bleef van de koning.
Beneficia
In leen gegeven landerijen.
Bescapen tienden
Een nauwkeurig aangegeven aantal tienden die na 1357 overging in geldpacht.
Besichtongen
Bezichtigen (schouwen) in loco (ter plekke).
Beijdersijts
Van beide kanten.
De paelen sullenn beijdersijts becosticht worden.
De palen worden beiderzijds bekostigd. De palen worden door ons samen betaald.
Bespijringhe
Belemmering.
Betaelt
Betalen.
Bevoecht
Bevoegd.
Niet en bevoecht uuit off in te wegen.
Men mag er niet doorheen.
Biesten
Beesten, vee.
Bifang
Iit het Oud Duits, bevangen, eingefangen, omsloten. Stuk woeste grond, bievank, bijvang, nieuwe ontginning.
Blek, blik
Land dat net boven het water uitsteekt, veenplas van side (laag), laag gelegen nat grasland.
Bloedtiend
Een oud recht, waarbij als het tiende gedeelte van de opbrengst voor de tiendheer was. Het tiendrecht is van kerkelijke oorsprong. De rechten kwamen in handen van wereldlijke heren: men kon de rechten van tiendheffing kopen en was men tiendheer. Het rustte op de producten van de akker, maar ook op die van de veehouderij.
Men onderscheidde grove en smalle tiend. Grove werd geheven van akkerbouwgewassen als granen, smalle tiend van hofvruchten.
Krijtiende of bloedtiend betrof dieren als biggen en lammeren.
Tienden werden als zeer onrechtvaardig beschouwd. Extra inspanningen van de boer kwamen de tiendheer ten goede. In 1907 kwam de tiendwet tot stand, die afkoop op billelijke voorwaarden regelde.
Bodinge of Bottinge
Verplichte geldgift aan de graven of domeinheren, om het derde jaar te betalen.
Boezentelder
Siertegels of borden van aardewerk die op de schoorsteenmantel stonden, afbeeldingen van bijbelse of landbouw voorstellingen.
Bollenweie (bolle= stier)
Wei voor alleen stieren.
Bona vacantia
Goederen van hen die zonder erfgenamen stierven, of waarvan de erfgenamen onbekend waren.
Bongerd
Boomgaard, vaak weiland met vruchtbomen, waarin de kalveren lopen.
Bonghaver
Een tienden soort in natura, genoemd naar de kleine zakken (bongen of pongen), waarin de haver vervoerd werd.
Bossemiete
Een stapel takkenbossen, nodig voor het stoken van de bakoven en het fornuis.
Bottinckgelden
In 1640 afgeschaft.
Bottinge of bodinge
Verplichte geldgift aan de graven of domeinheren, om het derde jaar te betalen.
Bouman
Een oude benaming voor boer/landbouwer en de pachter van de boerderij.
Bouwes, des bouwes
In de oogsttijd.
Bouwmeijster en de moeder in het bouwhuis
Boer en boerin van een kloosterhof.
Bo wisse
Welzeker.
Braakploegen
Omploegen van het land en zonder verdere bewerking laten liggen tot volgend zaaiseizoen.
Braaktiend
Tienden geheven over nieuw ontgonnen land. Ook wel nyebreck of utfang genoemd.
Braccium
Gerstsoort speciaal verbouwd ter bereiding van bier.
Braoke
Bouwland, braak vers aangebroken stuk land.
Braspenning
Oude zilveren munt, waarde eerst 7 duiten, later 10 duiten. Een braspenning werd per morgen (maat) land geheven. 15e eeuw.
Breide
Stuk bouwland binnen een groter complex bouwland, hoort bij het groter stuk.
Breuck – Vellich
Voor boete in aanmerking komen.
Brink
Erf achter een boerderij. Pootbrink om bomen te planten.
Brinken in Zelhem
Papenborgsbrink, Buunksbrink, Boeninkbrink, Wassinkbrink, Wicherinkbrink, Veninckbrink. Wittebrink.
Brocken
Boete.
In brocken vervallen wesen.
Een boete krijgen.
Broek
Broekgronden zijn door ontwatering omgezet tot weidegebied. Een laag en vochtig tot drassig gebied, dat eertijds begroeid was met elzenhout. Broekgronden zijn door ontwatering omgezet tot weidegebied. Zie ook Goor.
Broederschap
St. Antoni Broederschap hield zich o.a. bezig met armenzorg, de opbrengsten van de Broederschap goederen gingen naar de armen.
Broet
Brood.
Bronvermelding
Voor deze woordenlijst is veelal het boek; De Geschiedenis van de Boerenstand en den Landbouw in Nederland van dr. H. Blink geraadpleegd. Eveneens is gebruik gemaakt van de vertalingen van Gerhardt Kreynck uit zijn afschrift van het verpondingkohier de opvolger van de schildschattingen van voor 1650. Het in 1651 ingevoerde belastingstelsel werd gehandhaafd tot in het jaar 1805 en in 1832 vervangen door het kadaster. Van de pondschattingen waren de gemeenschappelijke Markegronden uitgesloten.
Broodlevering
De broodlevering bij de Muldersfluite op Hemelvaartdag, een eeuwenoude vorm van gemeenschappelijke zorg voor de minder bedeelden. De Muldersfluite was vroeger het molenaarshuis van de oude standaardmolen de Olde Kaste uit 1465. Deze lag aan de zandweg van Zelhem naar Hengelo. Meer informatie bij broodlevering Muldersfluite.
Brueder
Ontvanger der pondschattingen van de verponding.
Bruidshoen
Plicht om op de morgen na de bruidsnacht, de grondeigenaar een hoen (kip) te brengen.
Bruil, bruel.= weide
Laag met houtgewas begroeide landerijen.
Bunder
Oppervlakte maat, = 1 hectare, 100 are of 10.000m².
Cappoenen
Vetgemeste gesneden hanen.
Caterstede
Keuterboerderij.
Cedull
Rekening.
Een cedull van vertheringe= verteringskosten.
Census
Cijnzen betaald aan de graaf van het district. Ook wel vallia - schot- lot- of morgengeld genoemd.
Census pensio
Jaarlijkse leencijns, vaak in natura.
Cijnsmannen
Deze hadden land van anderen in gebruik, tegen betaling van bepaalde opbrengsten.
Cijnzen
Tins- of thins. Oorspronkelijk een soort landhuur. Een vergoeding voor het gebruik aan de eigenaar. Cijnzen werden voldaan in natura, in de vorm van graan, honing of wijn. Horige boeren waren cijnsplichtig. Soms werden cijnzen gedeeltelijk voldaan in geld. Cijnzen gingen langzamerhand over in pacht.
Clampen
Kimmelen. Een stuk ijzerdraad door de snuit van een varken klemmen om het wroeten te belemmeren.
Clegerse, Cleger
Klaagster, klager.
Coemt
Komt.
Coeppenninx
Kooppenning, geld van verkoop goederen.
Collator
Patroon van de kerk met benoeming bevoegdheid.
Colonus
Vrije burger die op het land van de heer woonde, verplicht was deze te bewerken en ”voormade” gaf.
Communitas
Gemeenten.
Compromissarij
Heren scheidsrechters.
Consent
Bij verkoop van onroerend goed, van elke floreen goudgulden die het opbracht, moest een halve stuiver belasting aan het hof worden betaald, met een minimum van 200,- floreen. Dan kon de consent aan de plaatselijke heer betaald worden.
Copen
Kopen.
Coppel
Gemeenschappelijke weide.
Contrarie
Tegendeel.
Conversen
Kloosterlingen die alleen een monniksgelofte aflegden van gehoorzaamheid en kuisheid. Deze conversen brachten landbouwproducten van het klooster naar de markt.
Convent van Belheem
Klooster van Bethlehem.
Coppelhaver
Haver vermengd met ander graan.
Corvées.
Verplicht werken voor de landheer, die dit als zijn heerlijk recht beschouwde.
Counine waranden
Konijnen gebied.
Crosse, krootse
Bisschopstaf, wonen op of onder krootse, op kerkelijke goederen.
Croupin
Smalle doorlaat in de heg. Ook wel voor een kleine woning.
Daalder
Grote zilveren munt, waarde 30 stuivers (1538- 1845).
Daalderstuk
Maat.
Daerneffens
Daarnaast.
Daerto sunst
Overigens.
Dagwerk
Met een dagwerk wordt een oppervlakte van 40 are aangeduid.
Danegeld
Grondbelasting, van 990 t/m 1163 geheven.
Dardendeell
1/3 deel.
Dardewerffe
Derdemaal.
Darinkdelven
Afgraven van laagveen, in buitendijkse gronden.
Decimae majores
Grove of grote tienden, ook wel, koorn, maal of gaffeltienden genoemd. Tiend in natura; granen als tarwe, rogge, gerst, spelt, boekweit, hennep, lijn en koolzaad.
Decima minores
Smalle tienden, tiend in natura geheven op; erwten, bonen, wortelen, knollen, hout, gras, hooi, rapen, radijs, kool, ajuin (uien), appelen, peren, noten, hop, tabak, meekrap etc.
Deimten
Oude landmaat, groot ….
Dekenlammer, tiendlammeren, ook deckma of deekma (Fries)
Een tiendsoort in natura.
Delle
Leeg stuk grond in bouwland of weide.
Denaris (enkelv.), Denariën (meerv.)
Oude Romeinse zilveren munt = 10 As, oorspronkelijk 1/72 pond, later 1/96 pond.
Dinckgelden
In 1640 afgeschaft.
Dijkbrieven
Waar in de rechten van de dijkvereniging stonden beschreven. Later waterschappen, met dijkgraven aan het hoofd.
Dijkleger
Mannen tussen 18 en 60 jaar, die in tijd van nood de dijken moesten bewaken.
Dijkschouw
Inspectie van de dijken, op onrechtmatigheden.
Dijkstoel
Dagelijks bestuur van het polder district, de vereniging van dorpspolders, bedoelt voor dijkonderhoud.
Doirne
Doornen.
Domeinlanden
Landbezittingen van de koning.
Domineesgarven
Één of meer garven rogge, die moesten worden afgedragen aan de dominee, waarvan de opbrengst een aanvulling op zijn salaris was.
Dornties
Doornstruiken.
Een hoeck tot sijn landt gestagen (getrokken) ende met dornties afgepaet.
Een hoek bij zijn land getrokken en met doornstruiken omgeven.
Dona annua, annualia
Jaarlijkse geschenken, jaargiften in de maand maart, aangeboden aan de koning.
Doode hand
Dode hand, het recht van de heer, om alle goederen van de kinderloos gebleven lijfeigenen, na de dood van zijn vrouw, in bezit te nemen, ook wel Manus Mortua.
Dorsvlegel
Handwerktuig om te dorsen, houten steel waaraan een kortere, zware houten knuppel, beweeglijk is bevestigd.
Dreef
Het recht om over het land van een ander paard te rijden of beesten te drijven.
Dreef ook brede vee drijfweg.
Dreefken
Langgerekt stuk land ter grootte van ± een schepel gesaai, ± 1450 m² land.
Drieeijsen
3 maal, 3 keer.
Drieslagstelsel
Vruchtwisseling, wisselteelt in gewassen. Driejaarlijkse teelt van b.v. koolsoorten, rogge, etc + braakligging, dit om uitputting van de grond te voorkomen.
Drie werve roepen
Tot drie maal luid Tient heer roepen zodat men het thooren mocht over seven ackeren waarna het koren weggevoerd mocht worden.
Du
Gij.
Dukaat
Een muntstuk uit de zeventiende eeuw ter waarde van 5 gulden.
Dunas XV notes
Verplichting van de horigen van een abdij om 2 x per 14 dagen dienst te doen, werk te verrichten.
Eefhaver
Zandhaver, een primitieve haversoort, zie zeer lage eisen aan de groeiomstandigheden stelt. Wordt tegenwoordig niet meer verbouwd.
Eet heeft geprestteert
De eed afgelegd.
Een paerlick geresolveert
Eenduidig besloten tot….
Eernstelicke
Ernstig.
Eeuwige hure
Erfpacht, waarbij het land verbonden bleef aan de erfgenamen van de onvrije boer en zijn familie.
Eggel
Bloedzuiger.
Eigenerfden - Huesman (Fries)
Vrije lieden die alleen aan de koning of zijn vertegenwoordiger belasting betaalden.
Eike heisters
Pas geplante eiken bomen.
Eikelmest
Het recht tot het hoeden van varkens in eikenbossen, onder de begeleiding van de varkenshoeder.
El
Oude lengtemaat, 69 cm voor textiel.
Tot de invoering van het metrieke stelsel in 1820 werd voor landmaten, 1 EL als 1 meter gerekend. Een tiental jaren later rekende men nog steeds met Ellen.
Elfde schoof
Van elke 11e schoof, van de tienden, werd op het land apart gelegd en bleef een etmaal voor de Tiendheffer liggen.
Eenpertlich
Eenparig.
Ende erslick
p de eerste plaats.
Enk of Es
Een aaneengesloten stuk bouwland, door gezamenlijke ontginning, al eeuwen in cultuur gebracht door de boeren die hun hoeven bouwden aan de rand van de es of enk.
Ennych
Enig.
Erheflicke
Omstandigheden.
(gewichtige) oersaken voorquamen.
Er deden zich geen gewichtige oorzaken voor.
Erheven
Verheffen.
Erlangen
Geven, toereiken.
Erschienen
Verschijnen.
Ertoenen
Vertonen.
Erwyzen
Laten zien.
Es of Enk
Een aaneengesloten stuk bouwland, door gezamenlijke ontginning, al eeuwen in cultuur gebracht door de boeren die hun hoeven bouwden aan de rand van de es of enk.
Estrik(en)
Niet geglazuurde gebakken vloertegels.
Ethel of een heerde
Een van alle lasten vrij stuk grond.
Evelgank – Oevelganck – Ovelgank
Contract waarbij iemand (deel van) vermogen afstond aan een ander en daarvoor levenslang onderhouden werd, kloosters en gestichten.
Evene
Zandhaver, een primitieve haversoort, zie zeer lage eisen aan de groeiomstandigheden stelt. Wordt tegenwoordig niet meer verbouwd.
Exempt
Vrijgesteld.
Sijnde hiervan exempt, lijfsnoet, watersnoet, ende Heerengebodt.
Zijnde hiervan vrijgesteld ingeval van lijfsnood, watersnood en als de landheer u gebiedt te komen.
Expresselick
Nadrukkelijk.
Feodaal
Een maatschappijstructuur, waarbij de machthebber, de heer, in verhouding staat tot de minder machthebbende, de boer, op grond van persoonlijke trouw. De boer diende de heer, stond een deel van de oogst af aan de heer en verrichtte herendiensten. Het feodalisme bleef in oost Nederland (achter de IJssel) in wezen bestaan tot 1900, hoewel het bij de komst van de Fransen in 1795 werd afgeschaft onder de leus: Vrijheid, gelijkheid en broederschap.
Fladen
Rond groot brood, net als boerenstoeten op de bodem van de bakoven gebakken.
Floreenbelasting
Belasting op de huur van gronden, 2 x per jaar te voldoen, St Maarten en St. Jacob, werd later 6 x per jaar. Van 1511 tot 1806 geheven.
Floreen – goudgulden
20 zware stuivers zijn 1 goudgulden.
Floerenkohier
Kohieren, registers van den aanbreng. Iedere ingezetene gaf zelf aan hoeveel land hij bewerkte, wie het in eigendom had en hoeveel hij hiervoor betaalde. De voorloper van het kadaster.
Floreen rente
Huurwaarde van de wereldlijke- en geestelijke goederen.
Foezeltjen
Een alcoholhoudend drankje: jenever.
Fordell
Voordeel.
Formida of formeda
Ook wel forahura genoemd.
Geldsom om de 6 jaar te betalen door de huurboeren aan het klooster.
Gaer nicht
In ’t geheel niet.
Gaet hen
Doe dat.
Garfpacht
a. zware gerve: twee van elke vijf schoven zijn voor de verpachter.
b. de lichte gerf of derde gerf: van iedere drie schoven vervalt er één aan de verpachter.
c. de vierde gerf: elke vierde schoof moet afgestaan worden aan de verpachter. Deze werd geheven van lichte gronden of van nieuw ontgonnen gronden.
Garfzaad of garfpacht
Een vorm van pachtbetaling. Men onderscheidde het garfzaad van de lichte garve, dit was 1/3 deel van de opbrengst (rogge) bestemd voor de verpachter. Men pachtte dan op de derde garve.
Het garfzaad van de zware garve; 2/5 gedeelte voor de verpachter.
De vierde garf. Van elke vierde schoof moet er 1 afgestaan worden aan de verpachter.
De garfpacht kon van jaar tot jaar variëren, de omvang hing af van de oogst. Een variant op de garfpacht is de 20e gast, van elke 20 gasten, een gast is 4 schoven, moest er 1 op het land blijven staan voor de verpachter.
Garste
Na het maaien zette men de garven vier bij vier op de akker om te drogen. Vijf en twintig garsten bestaande uit 100 garven was een vim rogge.
Garve of Gerve
Garf, garve (Duits: Garbe). Oorspronkelijk greep de maaier een armvol halmen sneed het af met de sikkel. Vier van deze bosjes werden samengebonden tot een garve (garve komt van greep, grijpen). Garve, ook wel belasting. De derde garve.
Gasthuisgrond
Grond toebehorende aan een gasthuis instelling.
Gearfdengrond
Grond in eigendom van de geërfden, de Markegenoten. Ook wel Markegrond.
Gebettert sijn
Zich gedragen, verbeterd hebben.
Gebreckelick weren
In gebreke zijn, niet aanwezig zijn.
Gebondt
Gebinten.
Geboerlicke
Gebruikelijk.
Gebuert
Geboren.
Gecoeren
Gekozen.
Gedeijlt
Gedeeld.
Onder malkanderen en de bueten den Heere van den Lande gedeijlt.
Onder elkaar en buiten de rechten van de landsheer om gedeeld.
Gedemitteert
Ontheven van.
Gedechtich
Indachtig.
Gedelt
Gedeeld.
Gedeputeerden
Het bestuur van de Graafschap.
Geemploiert
Gebruikt voor.
Geender werden
Zonder waarde. Niet rechtsgeldig.
Geerken - Goerken
Schuin toelopend stuk grond.
Geers – Geerzen
Oude Nederlandse vlakte maat.
Geestlick
Behorende tot de geestelijke (vicarie) goederen.
Gefuert
Gebracht naar ……
Gehalt
Gehaald vanuit …….
Geikken
Oude landmaat, groot ….geikken.
Gekofft
Gekocht.
Gelt
Geld.
Geldpacht
Deze latere pacht lag meestal wast voor een periode van zes jaren.
Gelte – Gelten (mv.)
Inhoudsmaat in zuivel.
Gemaeckt sinnen
Kosten die gemaakt zijn.
Gemeenelands omslagen
Belastinggeld voor diverse verschillende belastingheffingen vanaf de middeleeuwen, te betalen aan de landsheer.
Genomene oculaire inspectie
Bezichtiging ter plaatse.
Gependet
Behoed worden.
Gerdelse schepel
Oude landmaat 1450 m². Zie schepel.
Gerftiend
Heffing van op het veld staande garven.
Gerve of Garve
Garf, garve (Duits: Garbe). Oorspronkelijk greep de maaier een armvol halmen sneed het af met de sikkel. Vier van deze bosjes werden samengebonden tot een garve (garve komt van greep, grijpen). Garve, ook wel belasting. De derde garve.
Gescheften
Zaken.
Gesinde
Huisgenoten of personeel.
Gestecken
Gestoken.
Geslagen
Gehouwen, kappen van hout e.d.
Gestalter
Aangestelde, door …..aangesteld.
Gesteigert
Verhoogd, belastingen worden verhoogd.
Getaeghen ende gebaeren
Getogen en geboren.
Gewichten
50 Libra = 1 pond. 32 Lood = 1 oude pond, 1 Lood = 15,44 gram. Oude Nederlandse gewichten.
Gewrucht
Afrastering, grens met buren.
Gierst
Een hele reeks van cultuurplanten, behorende tot de familie van de granen. Men kan zeggen, dat alles wat niet samengevat kan worden onder de naam tarwe, gerst, rogge, haver, maïs en rijst onder de naam gierst valt.
Twee belangrijke soorten gierst zijn sorhum en millet, waarvan het zaad gebruikt wordt in de veevoederindustrie.
Giesegoor
Bouwland
Gift brieven
Schenkingen van land, met alle renthoeven, gebouwen, slaven, etc. in volheid van bezit. Zonder verplichtingen en alle vrijheid deze goederen te verkopen en, of te schenken.
Goerken – Geerken
Schuin toelopend stuk grond.
Goor
Een laag gelegen, moerassig gebied (zie ook broek).
Goudsgulden
Floreen, Florentijnse munt = 50 Vlaamse stuivers. 28 Gelderse stuivers.
Gouwen (Pagi)
Zie ook Almende, uitgestrekte landstreek.
Grafelijke domeinen. Grafelijkheids domeinen
Land in bezit van een graaf, die dan dominus (heer) immediatus (onafhankelijk) is.
Grave
Een sloot (grave komt van graven). Sloten, gracht.
Grazenlands
Oppervlakte maat. Aantal dieren x te begrazen land in aantallen.
Grietmannen
Hoofd van de grietenij, ambtenaar die moest toezien dat de jaarlijkse renten aan de vorst betaald werden. Ook wel schout genoemd, later veranderd in burgemeester.
Grondcijns
Een vast bedrag door horige hoeve bewoners te voeldoen over de opbrengsten van de hoeve, ook bekend als thins - stedigheyt, rente, recht, pacht, rijsvoeren, rookhoenderen, koppelkoren, etc.genoemd.
Grondrente
Belasting door de eigenaar /gebruiker te voldoen aan de cijnsheffer.
Grooithinsen
Belasting geheven op uitgegeven stukken grond in dorp of stad voor huizenbouw.
Grove tiend
Tienden, geheven op akkerbouw gewassen.
Gruit
Gebroken koren, meel, (gruitmolen).
Gunstbeden
Vrijwillige opbrengsten, geldsom aan de graaf, door alle onderdanen te betalen.
Haard
Oorspronkelijk de vuurplaats in het midden van de woonruimte in het losse huus. Later verplaatst tegen de brandmuur of een zijgevel van de woonkeuken. Het vuur werd gestookt in de vuurkuil (vuurkoele). Achter de haard een gietijzeren haardplaat, soms met prachtige bijbelse voorstellingen. Rondom deze haardplaat werden tegels aangebracht soms met fraaie bloem- of diermotieven. In de liggende haardplaat was de vuurkuil uitgespaard. Boven de haard was de ruime schoorsteen, de bôzem.
Haardstee geld
Schoorsteen geld, een tiende penning heffing.
Haeren munt op doen
Spreken.
Halffscheijt
De helft, doormidden delen.
Halven
Betreffende.
Hamel
Gecastreerde ram (schaap).
Hanen pacht
Alleen witte hanen mochten worden geleverd, werd in 1840 in pachtgeld veranderd.
Hangen ein hecke
Een hek, poort, ter afsluiting van een stuk grond (weide) hangen.
Hannop
Hennep.
Hartelick
Hard.
Hanttastonge
Hand opsteken bij een eed afleggen.
Haymanlanden
Tegen de zee (water) afgesloten land met een dijk, die ook wel haymannen genoemd wordt.
He hef krig met et wief
Hij heeft ruzie met de vrouw.
Heerd
Oorspronkelijk de vuurplaats in het midden van de woonruimte in het losse huus. Later verplaatst tegen de brandmuur of een zijgevel van de woonkeuken. Het vuur werd gestookt in de vuurkuil (vuurkoele). Achter de haard een gietijzeren haardplaat, soms met prachtige bijbelse voorstellingen. Rondom deze haardplaat werden tegels aangebracht soms met fraaie bloem- of diermotieven. In de liggende haardplaat was de vuurkuil uitgespaard. Boven de haard was de ruime schoorsteen, de bôzem.
Heerde of ethel
Een van alle lasten vrij stuk grond.
Heergewaad
Bij het overlijden van de horige boer, moesten zijn erven de hofheer geld betalen en hofhorig worden en onder ede zijn verplichtingen bevestigen.
Heergewade
Geschenk aan de eigenaar bij nieuwe verhuring, pachtcontract.
Heerenguldens
Verzamelnaam voor alle lasten die vroeger als; vrijgeld, voogdgeld, voederkoren, brevonge kerst en herfstbede voorkwamen. Heerenguldens werden later als een algemene belasting vorm, door de belastingdienst geheven.
Heeydens
Heden.
Hegge
Met gras begroeid stuk grond lang, een bouwland.
Heiligen dagen
St. Victorsdag, 10 oktober en St. Sererus, 22 oktober.
Hekkensgat
Ingang naar de weide afgesloten met een hek.
Hele en halve hoven
Verplichting om de huishouding van de Utrechtse Dom draaiende te houden voor een hele of halve maand. Veel abdijen kenden deze verplichting t.o.v. hun bezittingen.
Henne
Tot.
Helpedagen
De verplichting om de heer een of meer dagen te helpen bij het werk op diens landerijen.
Herengrond
Grond toebehorende aan de adellijke heer.
Herto ieder titt
Zoals het altijd is geweest.
Heurne, Hoek, Winkel.
Hoekig perceel in de hoek gelegen.
Hessenwegen
1. Bochholt - Aalten- Romienendiek - Halle - Zelhem - Hummelo - Doesburg. Met onderweg de herbergen, Radstake - de Landeweer- ’t Wapen van Heeckeren.
2. Aalten- Varsseveld - IJzervoorde- Doetinchem- Doesburg. Met onderweg de herberg, Wiemelink bij kasteel de Slangenburg.
Heytze
Noemt die.
Hi munt
Hij bedoelt.
Hierder
Herder.
Hierlantsche.
Plaatselijk.
Hilicken
Huwen.
Hilliger
Heilig.
Hoefslag
Dijkslag, verhoefslagingen, scrodingen of verstoelingen. Lasten t.b.v. dijken onderhoud, polderlasten.
Hoege
Hoge.
Hoek, Heurne, Winkel.
Hoekig perceel in de hoek gelegen.
Hoemysse
Hoogmis.
Hoen, hoender
Kip, kippen.
Hoenders
Door lijfeigenen opgebrachte cijns met namen als, lijf- hals- haard en rookhoenders. Cijns in natura.
Hoenpenningen
Levering van levende kippen als cijns.
Hoeve land
16 morgen tot 24 morgen land. Morgen is een oude vlaktemaat, zoveel land als er op een morgen geploegd kan worden.
Hof
Een goed waaraan horigen waren verbonden. Gaarden/tuin bij het huis. Erf.
Hof te Hengelo
Villa Heingelo, een soort landgoed op de plaats van het huidige Hengelo in 963 genoemd in een testament van de toenmalige bisschop van Keulen.
Hofdach. Hofvaart
Jaarlijkse verplichte dag om als hofhorige aan het hof van de grondeigenaar te verschijnen, waarbij de hofrechten opnieuw werden voorgelezen en hun hofhorychheit, erkennen.
Hofmeier (Villicus)
Had als vertegenwoordiger van zijn heer, op zijn hof het ambt van rechter. Ook wel Major Domus. De hofmeier woonde ook op het landgoed en was ontvanger van de opbrengsten van het land (een soort hoofd boekhouding).
Hofrechten
Een horige van een hof mocht niet zonder toestemming van de heer, verlaten, met rente belasten.
Hofstede
Naar curtis Latijn voor hof, boerderij met land, omsloten door een omheining of houtwal.
Holt afslaan
In mindering brengen van een leeg vat (statiegeld).
Holtsingel
Met hout begroeid stuk grond langs een bouwland.
Hondlands
Oppervlakte maat voor het heffen van tienden voor aardappelen, zoveel stuiver de hond ± 1730.
Hondersten penning
Belastingsoort, 1/100 geldbedrag.
Hoofdcijns
Was een persoonlijke cijns die de horige zelf moest voldoen. Een jaarlijks teken van erkenning der horigheid t.b.v. de grondheer.
Hoofdhof
Ook wel werfhof of gerechthof, hof waar recht werd gesproken.
Hoogheemraden
Toezicht op polderwerken en waterbeheersing, met veel macht, die ingeperkt werd in 1795.
Horige
Een verhouding tussen grondeigenaar en gebruiker, die er voor zorgde, dat de eigenaar behoorlijke grondgebruikers had en de gebruikers het vaste gebruiksrecht garandeerde. Dit gebruiksrecht was praktisch erfelijk tegen een zeer lage, vaste pacht. De gebruiker evenwel was verplicht op het goed te blijven onder bepaalde voorwaarden als ten aanzien van het huwelijk. In oost Gelderland gold de horigheid tot 1795, en in wezen tot 1900, zij het niet op wettelijke grondslag (zie scholteboeren).
Horigheid
Een verhouding tussen grondeigenaar en gebruiker, die er voor zorgde, dat de eigenaar behoorlijke grondgebruikers had en de gebruikers het vaste gebruiksrecht garandeerde. Dit gebruiksrecht was praktisch erfelijk tegen een zeer lage, vaste pacht. De gebruiker evenwel was verplicht op het goed te blijven onder bepaalde voorwaarden als ten aanzien van het huwelijk. In oost Gelderland gold de horigheid tot 1795, en in wezen tot 1900, zij het niet op wettelijke grondslag (zie scholteboeren).
Horst
Met bos of heide begroeide hoogte te midden van laagland.
Huess
Huis.
Huete
Heden.
Huislot, Huislode
Belasting voor landbouwers die op hofdomeinen woonden.
Huisgeld
Belasting over de woning door de hertog geheven.
Huishoenders
1 jarige hoenders, cijns in natura dus kippen. Naar de tijd van de opbrengst heten ze; pinksterhoen, maartenshoen, vastenavondhoen, goohoen, voogdhoen en cijnshoen.
Hulder
Mannelijke zaakwaarnemer, teken en eed bevoegd voor gehuwde vrouwen, weduwen en minderjarige kinderen.
Huldigingseed
Eed, waarbij de boer zich als horige onderwerpt aan de grondeigenaar.
Huttentut
Dederzaad. Een oliehoudend gewas, dat tot 1900 verbouwd werd in de zandstreken om het zaad en het stro. Uit het zaad werd olie geperst, dat gebruikt werd als spijsolie, voor verlichting en soms als smeermiddel. Van het stro werden fijne bezems gemaakt om de vloer van de kamer aan te vegen.
Huurboeren, Huerman (Fries)
Vrije lieden, die naast de belasting aan de koning, pacht aan hun landheer betalen.
Ieglichhen, ein ieglichen
Een ieder.
Iesselrechten
Het recht om ganzen en ander jongvee langs het riviertje de Oude IJssel te hoeden, door aanwonenden.
IJmant, ijmant een goet comp to
Iemand, iemand die eigenaar wordt van een hoeve.
Immes dage
Vroeger.
Ind siede
Bij hoog en laag.
Ingedoen to niet gemaakt
Alle eigendommen stuk gemaakt.
Ingegaen, ende ingegaen wanner
Vanaf nu, nu voortaan.
Inslag
In heideachtige weide met veel boomtwijgen e.d. Alleen te gebruiken voor schapen en geiten.
Inslagh
Omheind weiland (vruchte, houtsingels).
Impost
Accijnzen voor eetbare, drinkbare en andere zaken voor gebruik, (een soort BTW) vanaf 14e eeuw bekend.
Irstdages
Eerstdaags.
Dat die Markepalen irstdages vernijet, und gestalt mogen werden.
Dat de Markepalen eerstdaags vernieuwd en geplaatst zullen worden.
Itsunto
Nog steeds.
Jaerlix
Jaarlijks.
Jeder reijse
Iedere keer.
Jegelick
Een ieder.
Jelick
Gelijk.
Jochen, (juchos).
Grootte van een boerderij (omvang).
Justa hura
Vaste huur aan het klooster in geld of in natura, door vrije boeren aan het klooster te betalen, hun leven lang.
Kabbesland
Kabbes = kool, puntje van het bouwland voor de koolteelt.
Kadaster
Vanaf 1832 ingevoerd in Nederland, voor Gelderland zetelend in Arnhem. Vanaf die tijd werden de gegevens genoteerd als (OAT) oorspronkelijke aanwijzende tafel en tekeningen, waarop de nrs. der percelen en opstallen, eigenaren en vruchtgebruikers, beroep eigenaar, soort eigendom, inhoudsgrote, ingedeeld per klasse en vermelding van polder of dijklasten. De optekening vond plaats tussen 1811 en 1831 ter vervanging van het verpondingkohier, als registratie van onroerend goed. Vanaf de invoering van het kadaster in 1832 zijn registers en kaarten bewaard gebleven.
Kaevenstede
Keuterboer, nieuwkomeling in de Marke.
Kamp
Hooggelegen stuk bouwland, door individuele ontginning, vaak omringd door brede houtwallen of bos.
Kanons
Korte, rechte singels, van elkaar gescheiden door sloten.
Karff
Korf.
Karren
Rekeneenheid voor grasland, ook wel voerenhooi of naar morgens gerekend.
Karspel
Oorspronkelijk alles, wat bij de kerk behoorde, de parochie dus later kerkdorp: d.w.z. een dorp met een kerk als centrum.
Kater of kotters of kaeter
Kleine boeren. Keuterboer, nieuwkomer in de Mark.
Kattengat
Gat voor de kat, aan de deelkant, om muizen te kunnen vangen in de kelder ruimte.
Kerckhoeff
Kerkhof.
Kerkegrond
Grond toebehorende aan een kerkelijke instantie.
Kerkesproak
Een manier, om na afloop van de kerkdienst officiële berichten of marktprijzen door te geven aan de mensen. Dit gebeurde door de koster of schoolmeester.
Kerspel
Oorspronkelijk alles, wat bij de kerk behoorde, de parochie dus later kerkdorp: d.w.z. een dorp met een kerk als centrum.
Keurmede, keurmedigen
Het recht om uit de nalatenschap van zijn horigen, één stuk ter keuze te nemen, door de hofheer.
Keurnoten
Gerichtslieden, schepenen van de stad.
Kieftengat, kieft.
Gat niet met watergevulde laagte, kievit.
Kielspitten
Kielvormige greppel spitten, uitgraven. De zichtvreeden worden afgekielspit.
Klinck
Heuveltje.
Kloosterzaten
Kloosterboerderijen, in Friesland uithovengen.
Kloosterheffingsrollen
Optekenen van levering van koren aan het klooster, door de cijnsplichtige.
Kloot
Stuk land, verdeelwoord voor kleinere stukken (gras) land.
Kluun
Soort turf.
Knibbelboom
Boom op de grens van 2 percelen. De plaats gaf vaak aanleiding tot ruzie.
Knipgat
Wagenspoor in een zandweg, ’s winters vaak vol water.
Kotters of Kater of kaeter
Kleine boeren. Keuterboer, nieuwkomer in de Mark.
Koeslag
Schatting van koeien, het koegeld dat horigen en kloosters aan de landheer moesten betalen. Ook werd ruwvoeder voor de koeien als opbrengst gezien. Koegeld of voergeld kwam hiervoor in de plaats.
Koeweydens
Oppervlakte maat ca. 0,85 ha. Een koe heeft per jaar een bepaalde hoeveelheid weiland nodig om voldoende voer te krijgen.
Kolk
Drinkplaats voor vee.
Koolhof
Moestuin.
Koolhoop
Houtskool mijt.
Koppel
Gemeenschappelijke weide.
Koptienden
Belasting, één of meer kopkoren van elke schepel land.
Korentiend
Belasting, tienden van gerfrogge of gerfgerst later garven.
Korenvrucht
Een belasting. Een tiende van haver.
Korweiden, Karweiën
Verplicht werken voor de landheer, die dit als zijn heerlijk recht beschouwde.
Kreil
Kreil een samenstelling is van krei en -el. Dus is de betekenis: kraaienbos. Zo is er een Kreyenloo bij Ootmarsum, een Kreil in Winterswijk en vinden we in het Gooi en in Drenthe de naam Crailoo.
Kroosheemraden
Lagere heemraden in de ambachten, voor onderhoud van dijkwerken aan verschillende ambachten toevertrouwd.
Krijtiende
Een oud recht, waarbij als het tiende gedeelte van de opbrengst voor de tiendheer was. Het tiendrecht is van kerkelijke oorsprong. De rechten kwamen in handen van wereldlijke heren: men kon de rechten van tiendheffing kopen en was men tiendheer. Het rustte op de producten van de akker, maar ook op die van de veehouderij.
Men onderscheidde grove en smalle tiend. Grove werd geheven van akkerbouwgewassen als granen, smalle tiend van hofvruchten.
Krijtiende of bloedtiend betrof dieren als biggen en lammeren.
Tienden werden als zeer onrechtvaardig beschouwd. Extra inspanningen van de boer kwamen de tiendheer ten goede. In 1907 kwam de tiendwet tot stand, die afkoop op billelijke voorwaarden regelde.
Kruipin
Smalle doorlaat in de heg. Ook wel voor een kleine woning.
Kubbenpost
Afdak.
Kunstschappen
Verklaringen.
Kunstweie
Weide met eenjarig gras, werd gemaaid als koeien voer.
Kwadden
Dit zijn de topeinden van de zijtakjes van het eiken hakhout bij het eekschillen. Tot bossen gebonden was dit uitsluitend geschikt voor het stoken van de bakhoven.
Laak
Leek van leken, druppelen, bevloeien, natuurlijke waterlopen, gebruikt om was te bleken.
Laar
Intensief door mensen of dieren gebruikt bosachtig gebied (terrein).
Laathoeven
Onder het gezag staand van het hof waartoe zij behoorden en aan de hofmeier pacht in natura moesten betalen.
Laer
Intensief door mensen of dieren gebruikt bosachtig gebied (terrein).
Landerien ende haven
Landerijen en gebouwen.
Lantheer
Eigenaar van het goed, goedeigenaar, lanter.
Lantschap, de
Cijnsplichtig aan de rentmeester van de lantschap van Gelderlandt, de Staten van Gelre.
Laoke
Leek van leken, druppelen, bevloeien, natuurlijke waterlopen, gebruikt om was te bleken.
Laurensdag. St.
10 Augustus, zie ook Heiligendagen.
Lasterwoerde
Scheldwoorden.
Leemercamp, lemer, Lähmer
Is een soort kers, een boom van dit soort kers stond op deze kamp.
Leenen of beneficiën
Leengoed aan adellijke of klooster landerijen.
Leguminosen
Planten geslacht van tweezaadlobbigen, zaaigoed.
Lestleden
Laatst.
Lick
Lijk.
Likstege, met ein vecken afgeloten.
Lijkweg (steegje), met een hek of slachtboom afgesloten.
Lieftochts perceel van lijftocht
Levens onderhoud, vruchtgebruik, opbrengsten van lijftocht, voor de oudere bewoner van een huis als kinderen het overgenomen hebben. Lijftocht = huis.
Lijckwech
Lijkweg.
Die oeren lijckwech dair doer hadden deden subsidium dairto.
Boeren die hun lijkweg daar door hadden lopen en er subsidie voor kregen.
Lijkwegen in Zelhem
Vanaf de grens met Doetinchem; Groot en Klein Warninckhag, den Leuvenborgh, die Laickhorst en Snidersstede, anno 1609.
Liten of laten
Cijns -of thinslieden die als onvrijen het land in gebruik hadden van de grondheer en daarvoor cijns of tijns betaalden.
loenszgaete=lunsgat, spiegat
Vertikaal tot schuin aangebrachte gaten in het blok (draagvloer) van de wagen.
Die Lünse (D.)= luns, spie. In de gaten werden lunsen gestoken waar het bret tegen aan kwam teneinde de ladingcapaciteit van de platte kar te vergroten.
Loesen
Verliezen.
Loffweerdich besscheijt
Deugdelijke bewijzen.
Loo
Bos met zacht kaphout.
Lood
Een oude Nederlands gewicht van 494,09 gram. Het pond werd verdeeld in 32 lood. Een lood is 15.44 gram.
Los huus
Een boerderij in een gezamenlijke ruimte voor mens en dier.
Los leenen
Verschillende losse percelen als leengoed.
Lot
Census- cijns. Lot = aandeel in (iets) een bepaalde som te betalen aan de grondheer.
Loenszgaete (=lunsgat, spiegat)
Spiegat in het blok van de wagen. Die Lünse (D.)= luns, spie.
In de gaten werden lunsen gestoken waar het bret tegen aan kwam om de ladingcapaciteit van de platte kar te vergroten.
Lues (luiskruid)
IJzerhorde, onschadelijke weide- en bermplant.
Maalbomen
Bomen als grensbepalingen van een stuk grond voorzien van een kruisteken, de Romeinse letter tien X, soms met spijkers weergegeven.
Maarschalk
Paarden knecht. Oorspronkelijk vorstelijk opperstalmeester, later opperbevelhebber feodale ruiterij.
Macadamweg
Verharde weg.
Magescheit
Boedelscheiding.
Maisniede lieden
Vrije pachters, vrijgemaakte lijfeigenen die bij hun vrijlating verschillende voorrechten verwierven.
Malder
Inhoudsmaat naar molenaar genoemd, de hoeveelheid graan die iemand mag aanleveren om te malen.
Malkanderen
Met elkaar.
Malter
Grootste inhoudsmaat voor graan, ook wel maldra, groter dan een mud als inhoudsmaat.
Mannich, so mannich klager
Per klager beboet voor ….
Mannich waerve
Menigwerf.
Mancksaet
Gemengd graan.
Manse. mv. Mansi of Mansen
Hoeve.
Mansi heriditari
Erfelijk bezit, 13e eeuw.
Mansi ingenviles
Vrije boeren, 13e eeuw.
Mansi proprietarri
Eigen hoeve, 13e eeuw.
Mansi serviles
Dienstbare boeren, 13e eeuw.
Manus mortua
Goederen in de dode hand. Zie dode.
Margen
Een oppervlaktemaat, 1 margen, zoveel land als er op een morgen geploegd kan worden, per streek verschillend. 10 morgen, = ± 9 ha, = ± 4 schepel zaad.
Marketon
Dialect voor een oud perzikensoort, zeer sappig! Bleek van kleur en niet houdbaar.
Marken
Marken bestonden al in de achtste eeuw. Het woord mark betekende oorspronkelijk merk, merkteken, merkpaal, grens. Het is een afgebakend gebied, gemerkt door merkpalen. In de loop der eeuwen werd het gebied zelf zo genoemd, om de gemeenschappelijke, de niet verdeelde woeste, gronden aan te duiden.
Markerichter
Een overheidspersoon, hij moest recht spreken in kleine zaken als ruzies beslechten en diefstallen bestaffen.
Marktvrede
Bescherming van de kopers en kooplieden tegen arresten, men kon gaan en komen in vrijheid.
Mars, mersch
Land door water omspoeld, moerasland, ook wel mors, mers of broek genoemd.
Maten
In gebruik tot 1820, voor de invoering van het metrieke stelsel in Nederland.
1 Mijl = 1000 meter.
1 Roede = 10 ellen = 1000 cm = 10 meter.
1 El = 10 palmen = 100 cm.
1 Palm = 10 duimen = 10 cm.
1 duim = 10 strepen = 1 cm. 1 streep = 1 mm.
1 Rijnlandse voet = 31,394 cm.
1 Rijnlandse roede = 3,7673 cm. Nu (12 voet).
1 Rijnlandse duim = 2,615 cm. Er gaan 12 duimen in een voet.
1 Rijnlandse morgen = 600 vierkante Rijnlandse roeden (van 12 voet) en is 8515,79 m².
Een vierkante Rijnlandse roede = 14,193 m².
1 Hollandse morgen is 0,85 ha.
Een Nijmeegse molder is 0,68 ha.
Een Amersfoortse molder is 0,77 – 0,78 ha.
Een Zutphense molder is 0,45 - 0,46 ha.
Mathe
Perceel grasland.
Meekrap
Ook wel Rotte genoemd, kruidachtig plant welke gebruikt werd om stoffen rood te kleuren.
Medeken
Meken, maatje, kleine weide.
Megeden
Maagden, dienstboden.
Meistergarven
Zie ook domineesgarven. Ze waren bestemd voor de schoolmeester om zijn bestaan wat te verlichten.
Meisterhoven
Boerderijen bij het klooster met een hofmeier aan het hoofd.
Memorie goederen
Giften aan memorie heren van het klooster, meestal vicaris en pastoor.
Mestmaoltjen
Mestvisite bij de dominee, als dank voor de in het voorjaar gratis bezorgde kar met mest.
Mey en Bamisschot
Lente en herfst bede, verplichte giften aan de graaf, hertog of bisschop.
Miete. Mijt
Stapel, hoop, bv. miete voor turf of hooimiete.
Migrantes
Vrijen (geen lijfeigenen) zonder landbezit.
Miskoorn
Een afdracht van graan ten behoeve van de kerk (de pastoor) voor het lezen van de mis voor gestorven familieleden of vrienden, of als dank voor de oost. In 1810 werd het door Lodewijk Napoleon afgeschaft als tegemoetkoming aan de R.K. boeren. In 1815 werd het weer ingevoerd op aandrang van de bezitters van dit oude recht, dat ze gekocht hadden na de reformatie. Veel verzet van R.K. zijde, want de bezitters van miskoorn lazen geen mis voor hen en brandden geen waskaarsen.
Mistant
Kwaad.
Molder
Inhoudsmaat naar molenaar genoemd, de hoeveelheid graan die iemand mag aanleveren om te malen.
Molders gesey
Oppervlakte maat van 4 schepels zaad, dus 4x1450 m² =5800 m².
Morgen
Een oppervlakte maat, zeer verschillend van streek. In de Achterhoek gold de Rijnlandse morgen; 8516 m². In de Liemers komt deze oppervlakte maat nog verspreid voor als 84 of 85 are.
Morgengeld, census, ook wel morgentale
Geldbede voor 6 jaar soms korter, soms tot 10 jaar te betalen.
Montlich
Mondeling.
Mud of Mudde
De oudste maat, die voor graan of meel e.d. wordt gebruikt overeenkomend met een hl. Mud komt uit 't latijnse woord modium= maat. Per streek verschillend: men sprak van een mud of mudde: Zutphense, Doesburgse of Doetinchemse moate (maat).
Mulder
Inhoudsmaat naar molenaar genoemd, de hoeveelheid graan die iemand mag aanleveren om te malen.
Munten
10 Schillingen = fl 3,-
1 pond = fl 1,- Denariën = 1 alt moerken = 72 Butges
Kar gulden
Duiten
Stuivers
Blank
Talenten
Grooten
oude schilden. ₤ pond
Caroligulden voor het eerst geslagen in 1521. 20 stuivers = 1 Caroligulden. Een uitvoering in goud, gewicht 2,91 gram, gehalte 0,585.
Een uitvoering in zilver, gewicht 22,85 gram, gehalte 0,833.
Naestleden
Pas geleden.
Naestleden aver ‘t stellen van een nieuwe ontfanger.
Bij het aanstellen van een nieuwe ontvanger der belasting.
Naestcomende holtinge
Eerst volgende vergadering.
Nae
Dichtbij.
Niet te nae, gants in geener deelen.
Niet te dichtbij, in geen geval.
Nakoop, recht van.
Goederen door geestelijken en kloosters verkregen bij het overlijden, worden beperkt bij wet.
Namtplick
Namelijk.
Neffens
Benevens.
Nemplick
Namelijk.
Oren eidt gedain nemplich.
Zij hebben hun eed afgelegd namelijk: Jan, Piet, etc.
Nha mijnen vijff synnen
Naar eer en geweten.
Nijet mede gewaert en weer
emand die geen rechten heeft binnen het Markeverband.
Nijet to laeten om vriendt, off lijeff off leed, om golt of silver
Eed van de vorster van de Marke, zweert zich niet te laten leiden door vriend, goud of zilver.
NN
Nomen Nescio (Latijn), aanduiding voor onbekend persoon of persoon die onbekend wenst te blijven (bijv. bij een gift).
Novale tienden
Deze werden sinds oude tijden gehevenvan nieuw ontgonnen land.
Nyebreck
Zie braaktiend
Oeren
Hun.
Op ander gewalt, den man moegen sij met oeren Marken Richter vangen.
Bij een ander vergrijp mogen zij hem namens hun Marken Richter gevangen nemen en laten berechten.
Oergrond
IJzerhoudende grond, rood van kleur.
Oertke
Oude Nederlandse munt, groot formaat in slecht zilver geslagen, eind 15e eeuw als oertke, oirtgen, later tot begin 17e eeuw als ¼ stuiver of dubbele oort, duit in koper geslagen.
Oevelganck – Ovelgank – Evelgank
Contract waarbij iemand (deel van) vermogen afstond aan een ander en daarvoor levenslang onderhouden werd, kloosters en gestichten.
Oirtgen
Oude Nederlandse munt, groot formaat in slecht zilver geslagen, eind 15e eeuw als oertke, oirtgen, later tot begin 17e eeuw als ¼ stuiver of dubbele oort, duit in koper geslagen.
Offte het waer
Tenzij.
Olders
Ouds.
Van olders heer plach tho gaen und behoert tho gaen
Van oudst her is het zo gegaan en behoort het te gaan.
Olde dussenden
17e eeuw. Net als floreenen belasting geheven over het gezaai, korenteelt, indien het perceel uit 1000 ploegen of volle erven bestond.
Old gewoonlich
Naar oud gebruik, gewoonte.
Oldschildgeld
Belasting per dorp.
Omb redenenZ
Als zijnde redelijk.
Omdrifte
Weg voor veevervoer.
Omstemmige, met gemeine omstemmige
Algemene stemmen, met algemene stemmen.
Onbeheerde rechten
Rechten op gestrande goederen, verborgen schatten, verlaten land en hoeven, de resnullis (Romeins).
Onbehindertt
Door geen rechten van een heer gehinderd (van Heeren tot Heeren onbehindertt).
Onbeschedigt, van ijemande
Niet aangetast door iemand.
Onbespirt
Zonder verhindering.
Ongrond
Ongebruikte, braakliggende, grond.
Onlant
Wildernis, onbegaanbaar moerassig land.
Onmundig (kind)
Minderjarig kind.
Onnutte woirden
Scheld woorden.
Onraedt
Onkosten. Het opgeld, dat boven de koopsom betaald moet worden.
Ontfueren wolde
Mee willen nemen, stelen.
Ontvryen
Ontwijden.
Ooftteelt
Fruitteelt.
Oort
Oude Nederlandse munt, groot formaat in slecht zilver geslagen, eind 15e eeuw als oertke, oirtgen, later tot begin 17e eeuw als ¼ stuiver of dubbele oort, duit in koper geslagen.
Oortgeld
Belasting geheven in de muntsoort oort.
Opbranddag
Jaarlijks brandmerken van paarden.
Opgravonge is gedaen
Grond heeft uitgegraven.
Opponirt
Verzet.
Wie sich dair tegens opponirt, sal vervallen sihen in einpein van ein ton birs.
Die zich daar tegen verzet, moet een ton bier betalen als boete.
Opten weder penninck
Op hun kosten.
Opt nije gecoren
Opnieuw gekozen, herkozen tot, ….
Orkonde gerichtsluiden
De schrijvers of griffiers.
Ovelgank – Oevelganck – Evelgank
Contract waarbij iemand (deel van) vermogen afstond aan een ander en daarvoor levenslang onderhouden werd, kloosters en gestichten.
Paatbrinck, pacttbrinck
Open hoek om bomen te planten, zonder recht op ondergrond te hebben, met grens aan een kant van de gemeenschappelijk weidegronden.
Pacht met den hande
Tijnsplichtige moest zijn met tijns bezwaard goed eerst ter verkoop aanbieden aan zijn tijnsheer.
Pachtvarkens
Voor de pacht van een weiland en gebouwen werden een of twee pachtvarkens gegeven of een geldswaarde daarvan.
Pagi
Zie ook Gouwen.
Palm
Een oude lengtemaat, afgeleid van de breedte van de handpalm, gewoonlijk ter breedte van vier vingers, overeenkomend met ongeveer 10 cm. Palm = 10 duimen = 100 streep. Maat voor 1820.
Pantschap
In onderpand hebben.
Pastoor, pastor
Predikant, theologie student, geestelijke.
Peerdegeholt
De verplichting om voor de heer een paard beschikbaar te houden.
Pegge
Triangel, driehoekig stuk grond, wigvormig.
Penalen
Schuldenaren.
Pene
Boete.
Petri
Dit was de naamdag van Petrus en wel op 22 februari. Dan werd de pacht betaald of ging men verhuizen, als de pacht was opgezegd.
Piepe, piepen
Korte, rechte singels, van elkaar gescheiden door sloten.
Pikgat, pik
Onderste laag van de turf, in kluuntjes te drogen gezet.
Plagge spade
IJzeren schep, werd gebruikt voor het steken van de plaggen op de afgebrande heide. Houten steel 87 cm. IJzeren schep 27 cm.
Plaggensteker
Soort schop met horizontaal plat schepgedeelte, aan houten steel, met halverwege een houten handvat, 87x36 cm.
Plaghvree
Bosgrond om af te plaggen.
Plakdreefken
Een stuk land dat regelmatig werd afgeplagd.
Plakhak, ook wel plakzicht genoemd
Voor het maaien van plaggen.
Ploegen
Oppervlakte maat voor land.
Ploegschatting, geheven over het aantal ploegen
Maat van een stuk land, te betalen in natura of geld. Belasting.
Ploegvoor
Afzonderlijk perceel op een enk of kamp, akker.
Pluizenmest
Vaste en vloeibare uitwerpselen van het vee, vermengd met grote hoeveelheden stooisel, heide-, veen- of grasplaggen, het blad van loofbomen of dennennaalden.
Ploegvrede, ook wel Akkervrede
Het gaf de poorter, stadsbewoner, de vrijheid om het land buiten de poorten van de stad te bewerken en te oogsten.
Poerter
Poorter.
Pol
Hoger gelegen stuk land met bebouwing, de grond rondom wordt d.m.v. een gracht (voor afwatering) omringd.
Pond
Gewichtsmaat: ½ kg. Vroeger ook Amsterdams pond (0.494 kg), onderverdeeld in 16 ons of 32 lood. Een lood is 15.44 gram.
Pondt groet
Waarde 6 gulden. Groet is een duur bijvoegsel aan bier.
Ponde nalen lands
Ponden maat. Oude landmaat in Friesland, groot 0,3678ha. Vaste jaarlijkse belasting aanslag.
Ponden schots
Belasting variërend in hoogte per jaar.
Pont schattonge, pont schatingen
Zie verpondingkohier. Belasting over grondbezit. De Markenrichter was tevens belastingontvanger.
Pootbrink, paatbrinck, pacttbrinck, potbruijncke
Open hoek om bomen te planten, zonder recht op ondergrond te hebben, met grens aan een kant van de gemeenschappelijk weidegronden.
Poorter(s)
Lijfeigenen die doordat ze naar, met een muur omsloten stad trokken en daar binnen bleven, ontslagen werden van hun lijfeigenschap.
± 12e en 13e eeuw. Middeleeuwen.
Potbruijncke
Open hoek om bomen te planten, zonder recht op ondergrond te hebben, met grens aan een kant van de gemeenschappelijk weidegronden.
Potstal
Een stal, waarbij de koeien op de mest staan. El dag werd er schollen gestrooid, zodat de stal snel vol raakt met mest voor het bouwland. Er lag vaak een laag van één meter dik pluizenmest in de stal. Per ha bouwland had men zestig tot tachtig karren stalmest nodig, wilde men een redelijk hoeveelheid rogge verbouwen.
Pound
Munteenheid, oorspronkelijk aanduidend een zekere gewichtseenheid in Angelsaksische landen 0,453 kg metaal.
In de Rom. tijd libra genaamd, van daar Fr.livre, en Eng.aanduiding £, It. livra. Gouden munt ter waarde van pound sterling heet sovereign. Pond Vlaams was 20 schellingen. Pond Hollands 1/8 deel daarvan = 2,5 schellingen. Onder Karel V: 1 pond = 20 stuivers.
Praeleviumsen of pretium primitivum
Ook wel voorlijk genoemd, een som geld vooraf betaald aan de landheer, als gezamenlijk bijeengebracht geld voor de gemeenschappelijke gronden.
Praest
Abt van een klooster.
Precariën
Zie bede aan graaf. Precariën ook wel grutte.
Prikken schots
Belasting, variërend in hoogte, per jaar verschillend, een, twee, drie of meer prikken schots.
Pro Deo
Gratis. Niet in de verponding aangeslagen.
Pro introita
Bij zijn intrede b.v. van de Marke.
Punder
Een weegapparaat, ook wel ulster genoemd. Bestaande uit een hefboom met een lastarm en een krachtarm. Het steunpunt ligt ertussen. Op de krachtarm kan een gewicht heen en weer geschoven worden tot er evenwicht is. Een schaalverdeling op de krachtarm geeft het gewicht van de last aan. Bij een trekpunder werkt het geheel met een veer en een schaalverdeling op de veerhuls.
Quamdiu vivam
Gedurende het leven, schenking van goederen aan b.v. het klooster, die na het overlijden van de schenker in zijn geheel aan het klooster verviel.
Quaedt
Kwaad, boos.
Queme
Kwam.
Quijtmaeken
Wegdoen.
Quijtslach
Kwijtschelding.
Qutet
Gelijk.
Redet
Spreekt.
Rechtevoort
Tegenwoordig.
Rechtsban
Recht om als wereldlijk persoon b.v. graaf of hertog, een straf op te leggen, waarbij iemand vogelvrij, of zijn bezit verbeurd kan worden verklaard.
Regraeven
Grenssloot tussen percelen grond.
Remigus en Victor
1 en 10 oktober, betaaldagen voor rente.
Rentegevende rechten
Tolwegen, tolheffing van wateren.
Renversaalbrief
Overeenkomst.
Reutcolk
Kolk waar het vlas te rotten werd gelegd.
Riem en zweepgelden
Dienstbaarheid t.o.v. vervoer van rentmeester.
Riemtallen
Aantal mensen dat zich beschikbaar moest stellen in geval van oorlog. Was ambacht afhankelijk.
Roeckpenning
In 1640 afgeschaft.
Roede
Lengtemaat 10 meter. 1 El = 1 meter. Oude lengte namen voor 1820.
Roede of Roe
Met een roe kunnen 2 verschillende oppervlakte maten aangeduid worden. In Zelhem was vroeger 700 roe 1 bunder en 1 roe 0,14 are ( 14,19m²); later werd dat 1000 roe; toen was 1 roe dus nog 0,1 are. ; 1,4 are (= ± 1400 m²) of soms 1 are (= 1000.m²)
Rookhoenders, ook rookpenning of vuurpenning
Belasting geheven aan elk huis waar rook uit kwam, of een schoorsteen had, in 1614 afgeschaft.
Ropet
Roept.
Rottiend
Van roden, tienden geheven over nieuw land.
Rustelijck
Ongehinderd.
Ruevesaet
Was en raapzaad, oliehoudend zaad voor waskaarsen en lampolie.
Ruitergeld
Een belasting om het leger te paard te financieren.
Ryder gulden
24 Stuivers.
Sala regalis
Een vrijstaand slot of burcht, een groot stenen woonhuis.
Sal staen tot gnaden
Ter verantwoording geroepen, berecht worden.
Saede
Graan.
Den saede dair mede geinen schaede mede en doe.
Voor zover het graan geen schade toegebracht wordt.
Saeken hares officij
Inzake ambtshalve gedaan.
Samt ende besunder
Gezamenlijk en afzonderlijk.
Samenlicke erffgenaemen
Verzoek aan de gezamenlijke erfgenamen - Markegenoten.
Sch.
Afkorting voor schepel. Een oude inhoudsmaat, overeenkomend met een kwart mud. Werd ook wel als oppervlaktemaar gebruikt en was dan ca. 350 m².
Schaapsdrift
Een brede weg van de schaapskooi naar de heide, waarlangs de scheper zijn schapen dreef.
Schaembroet
Uitdeling van brood en bier aan de armen op vier kerkelijke feestdagen; Pasen, Pinksteren, Maria Hemelvaart en Kerstmis.
Schadden
Heide plaggen die ook wel voor brandstof werden gebruikt.
Schaete
Schot, varkenshok.
Scheel
Scheef, perceel staat scheef op de weg of heeft een scheve begrenzing. Scheluw als een oppervlak van een propellerblad, molenwiek.
Scheidsteen
Aanduiding van perceelgrens, als afscheiding tussen 2 percelen grond.
Scheidvore
Strook dieper gelegen voor (grond) tussen 2 percelen land.
Scheihegge
Met hout begroeid stuk grond langs een bouwland.
Schelling
Nederlands muntstuk, waarde 6 stuivers of 96 penningen.
Schellen
Bellen voor schapen, meestal omgebonden bij de belhamel, gecastreerde ram, de z.g.n. belhamel
Schepel
Een oude inhoudsmaat voor 1820 = 10 liter, overeenkomend met een 1/10 mud of vat. Werd ook wel als oppervlaktemaat gebruikt en was dan ca. 350 m².
Een schepel wijn; een aem is ca. 150 liter, een taak 3,4 liter en quarte 1,7 liter.
Voor bier; een vat is 155 liter, een vane (faene) 3,5 liter en uit een faene schonk men 4 byren.
Afhankelijk van de grondsoort was er meer of minder zaad nodig. Daardoor per streek verschillende inhoudsmaten.
Schepel zaad, (scheppels zaad)
Een oude inhoudsmaat voor rogge van 35 liter. Men kon met een schepel zaad een bepaalde oppervlakte inzaaien. De Gerdelse zaaischepel is 1450 m².
4 schepels = 1 molder gesey dus 5800 m².
Scheuter
De voorloper van de veldwachter.
Schepperij
Toezichthouders t.b.v. het dijkwezen en waterschap, gevolmachtigd tot rechtspraak in dezen, in groter verband tot zijlvestenijen uitgegroeid.
Scheurwei
Weide, tot akkerland gescheurd weiland, omgeploegd.
Schietrikkens
Hek met 2 palen waarop 2 hoefijzers zitten en een balkje of dunne boomstam als afsluiting dient.
Schildschatting
Belasting te betalen in Schilden, muntsoort, een old schild per vol erve of bij kleine erven naar evenredigheid. Later uitzetting genoemd.
Schildtalen
Naar Frans muntstuk (écu), schild als betaalmiddel gebruikt in midden Europa, schildtalen, maatstaf voor belastbaar vermogen, later wel verponding genoemd.
Schol- of schelturf
Oppervlakkig gestoken turf, opgeslagen in schollenschuurtjes bij de boerderij voor gebruik in de potstal.
Schollen
Strooisel voor de potstal.
Schoofrecht
De grond eigenaar kreeg van de horige bij de oogst, een tiende, twintigste of dertigste schoof.
Schotbaar land
Cijnsplichtig land voor minimaal 2 x per jaar.
Schotboorige luiden of bedeschuldige
Belastingplichtige landbouwers (luiden) aan de grondeigenaar.
Schotboeken
Boeken waarin deze schotcijns schotzetters (controleurs) werd vermeld, men was schotschuldig aan de graaf of grondbezitter.
Schot-conjectum
Een belasting, cijns, die 2x per jaar, in de lente en de herfst als jaarbede gevraagd werd.
Schot – eenjaar cijns
Een bedrag dat moest worden voldaan om de graaf het recht op de stad te doen erkennen.
Schotten of schotvangers
Om de 4 jaar werd er een nieuwe omslag aanslag, belasting bepaald voor de stukken grond die de boer van de grondheer pachtte. Schotvangers bepaalden de hoogte van het bedrag.
Schot vrij
Edelen, geestelijken en poorters, (stadsbewoners) waren vrij van deze cijnsplicht (belasting).
Schout
Hoofd van de gemeente, soort burgemeester, die toezicht hield op het waterschap, sloten en waterstanden.
Schuitengeld, schuitenstal lands
Vaste belasting aanslag die pondenmaats land verving als belasting.
Schutrecht
Een heerlijk recht, waardoor de heer naar willekeur de schutten voor de watermolen in de beek kan sluiten, om zodoende het hele jaar door water te hebben voor het aandrijven van de molen. Het gaf vaak veel wateroverlast voor de boeren.
Schutten
In beslag nemen.
Scindulae
Vierkante houten dakbedekking als leien.
Scuse
Belasting.
Senesal
Hoofd huishouding aan een groot hof.
Sellicheit
Zaligheid.
Settonge
Zetten van b.v. palen.
Seyman
Zaaier.
Sich lichtelich
Gemakkelijk.
Siet, bemte, Beempt
Laag, plaggenland, hooiweide.
Sikkel
Oorspronkelijk werd graan afgesneden met de sikkel, een sterk gebogen soort zeis met een korte steel. Sikkel is afkomstig van het Latijnse woord secare=snijden.
Sinnen tot vorster gestelt und gekaren
Zijn tot vorster (toezichthouder) gekozen en aangesteld.
Sijden
Zijden.
Van sijden mack voorgevaren worden.
Dat van beide kanten begonnen kan worden.
Slag –slaan
Verdelen van het (wei)land, verdeeld land.
Slachtturven
Uitbaggeren van sloten, niet toegestaan als iemand een kleiner stuk land had dan 2 morgens.
Slecht land
Land dat vlak gemaakt is.
Slencken
Poelen, kuilen.
Slicht
Laagte, door water uitgespoelde bedding, poel.
Sloptienden
Bescapen tienden die door de tientgever, uit zijn schuur door het slop luik, in de korenzolder, naar beneden zakten, waarna ze onder het slop werden gemeten.
Slyten
Verkopen.
Smalle tiend
Tiende geheven op hofvruchten en in dat jaar geboren jongvee.
Smeer
Andere benaming voor boter.
Smodde
Een koperen, hoge steelpan, waarin men de koffie kon warm houden door de smodde te zetten in kooltjes vuur op de haardplaat.
Smout, Smouten
Week vet. Met vet insmeren. Vet van dierlijke oorsprong.
Snijtcuil
Kuil voor veevoer, kuilvoer voor de winter.
Snotneuze
Olielampje voor raapolie.
Sonder bespier
Zonder belemmering.
Spa gestoken landen
Door bewoners verlaten landen i.v.m. hoge kosten van onderhoud. Ter teken van verlating werd er een spa in de grond gestoken.
Spelt
Een tarwesoort, die geschikt is voor verbouw onder ongunstige weer- en grondomstandigheden. Het levert bedekt zaad (met kaf) en is goed voor veevoer.
Spijker
Graanschuur uit het Latijn spicarium, opslag van ongedorst graan. Spica= korenaar, spicaria= graanschuren.
Spikke
Van kneppelhout (rondhout) gemaakt weggetje door drassige grond.
Spilsaet
Speltzaad, een grove tarwe soort.
Spinshook
Met een spinshoek kunnen verschillende oppervlakte maten aangeduid worden, 1,00- 2,25 – 2,5- 2,8– 3,5 of 5,00 are
Spint
Een oude inhoudsmaat van 8,5 liter, een kwart van een schepel. Werd evenals de schepel gebruikt als oppervlaktemaat.
Een schepel is ca. 360 m².
Een spint is ca. 90 m².
Spint gesaey / gezaai
Een stuk grond, waarvoor men een spint zaad nodig had om in te zaaien.
Sigtvree
Het recht op het plaggen steken op een bepaald stuk grond.
Spiraal- vee- unster
Apparaat om het gewicht vast te stellen, met schaalverdeling in de ronde buitenrand, gewicht in kilo’s tot en met 100 kilo, cirkel doorsnede 9,5 cm.
St. Antonie
Beschermheilige voor het vee en gewas, schutspatroon van de boeren.
Staartbalans
Weegtoestel met dubbele schaalverdeling, voor hert wegen van goederen, verschuifbare gewichten, ± 95 cm.lang.
Staatgoederen. Res juris publici (Romeins recht)
Vaste domeingronden van een grondheer, waaronder ook de wegen en wateren behoren met bijkomende rechten.
Staende vijff trat
Staat 5 treden, voeten uit de grens.
Stant geven
Plaats geven.
Stapelrecht
Recht van entrepot.
Recht van de stad om de aangevoerde goederen eerst enige tijd daar proberen te verkopen, alvorens men toestemming gaf tot doorvoer.
Stedigheit
Vaste last, uitgang.
Stelsels
Pronkvazen voor bovenop een kabinet. 3 -of 5 delig. Vaak verschillend van model, beschilderd met het zelfde motief.
Stift
Geestelijke stichting (niet altijd een klooster).
Stikken
Stek, jonge aanplant van bomen en heesters, b.v. akkermaalstikken, jonge akkermals aanplant.
Stoete
Een eigen gebakken brood.
Striepe
Strookvormig stuk land ook wel dreven.
Stroet
Laaggelegen weiland of bosperceel.
Successeur
Opvolger.
Suffisiante
Toereikende.
Sulx bij provisie en tot naerder dispositie
Niet anders dan met toestemming.
Synder
Zijne.
Synt
Zijn het.
Talia
Belasting betaald aan de graaf van het district, zie ook Census.
Tegelaarde – darinckaarde
Aarde gevormd uit laagveen, zie ook darinckdelven, grond achter de dijken.
Tegens dólde gerechtigheit
Zonder gerechtigd te zijn.
Telg, tellegen
Jonge eikenbomen.
Tienden
Een oud recht, waarbij als het tiende gedeelte van de opbrengst voor de Tiendheer was. Het Tiendrecht is van kerkelijke oorsprong. De rechten kwamen in handen van wereldlijke heren: men kon de rechten van Tiendheffing kopen en was men Tiendheer. Het rustte op de producten van de akker, maar ook op die van de veehouderij.Men onderscheidde grove en smalle Tiend. Grove werd geheven van akkerbouwgewassen als granen, smalle Tiend van hofvruchten.
Krijtiende of Bloedtiend betrof dieren als biggen en lammeren.Tienden werden als zeer onrechtvaardig beschouwd. Extra inspanningen van de boer kwamen de tiendheer ten goede. In 1907 kwam de Tiendwet tot stand, die afkoop op billelijke voorwaarden regelde.
Tiendbaer
Tiendplichtig.
Tiendheffer
Diegene die de tienden oplegden aan de tiendplichtige, meestal de landheer of het klooster.
Tiendmalen
Een maaltijd aangeboden door de Tiendontvanger.
Tiende penning
Een nood of tijdelijke belasting geheven op 10% van inkomsten van alle onroerende goederen en 1% van de winsten van kooplieden, de honderdste penning.
Tientgerechticheyt
De Tiendheffer die daartoe gerechtigd was.
Tijlen
Korenschoven.
Thienbaer
Als het koren rijp is om geoogst te worden en de Tienden afgebeeld kunnen worden.
Thogedragen
Zoals zich hebben voorgedaan.
Thokieren
Keren, tegenhouden.
Timpe, punte, geer, toete
Driehoekig of schuin weglopend stuk grond, puntzak.
Tochgraeven
Sloten voor water.
Toecomenden Lamberti
Aanstaande Lamberti, 17 september.
Toemakingke van den lande
Uitvoeren, baggeren, door plaggen te steken, waardoor het grondwater steeg. Voor 80 tonnen gestoken turf, moest men een roede onvruchtbaar land weer bruikbaar maken.
Toestendigh
Behoort toe aan.
Toevang of toevank
Stuk woeste grond, grenzend aan een reeds bestaande ontginning.
Togemaickt en sinnen
De stegen, paden zijn bij het bouwland getrokken en niet meer voor iedereen toegankelijk.
Trowicheyt geprestirt
De eed van trouw gezworen.
Tresorier der grafelijkheid
Ook wel rentmeester-generaal genoemd, controlerend over het beheer van de financiën van de grafelijke domeinen in de grafelijke raad.
Tuugkiste
Vaak bewerkte opbergkisten voor o.a. linnen en doodskleden, verhennekleed, en andere kleding.
Tweedell
2/3 deel.
Twintigste penning, 20e penning
Belasting percentage te betalen door de geestelijkheid en grondbezitters aan de overheid, als jaarlijkse belasting.
Uitgenomen
Uitgezonderd.
Uitterhoven
Kloosterboerderijen of munnikshuizen genoemd.
Uitzetting
Belasting te betalen in Schilden, muntsoort, een old schild per vol erve of bij kleine erven naar evenredigheid. Later uitzetting genoemd.
Uiytweeghen of te uiytweegen maken
In en uitwegen maken over iemands land.
Unster, vee unster, spiraalunster
Apparaat om het gewicht vast te stellen, met schaalverdeling in de ronde buitenrand, gewicht in kilo’s tot en met 100 kilo, cirkel doorsnede 9,5 cm.
Uitganck
Te heffen belasting voor.
Ulster
Punder ren weegapparaat, ook wel ulster genoemd. Bestaande uit een hefboom met een lastarm en een krachtarm. Het steunpunt ligt ertussen. Op de krachtarm kan een gewicht heen en weer geschoven worden tot er evenwicht is. Een schaalverdeling op de krachtarm geeft het gewicht van de last aan. Bij een trekpunder werkt het geheel met een veer en een schaalverdeling op de veerhuls.
Upruimen un de graeven
Opruimen en uitgraven van sloten.
Utfang
Zie braaktiend
Uuijtstaende
Uitstaand.
Sij veele restanten hadde uuijstaende.
Zij had nog verscheidene vorderingen, (rekeningen) uitstaan.
Vaargat
Doorgang in de houtsingel naar achter gelegen stuk land.
Vadem
De afstand tussen de vingertoppen bij horizontaal uitgespreide armen. Dit komt overeen met ca. 1.70 meter. Het is ook de inhoudsmaat voor gestapelde turf of gestapeld hout. De afmetingen van een vadem turf of hout zijn 3,50 X 0,80 X 0,20 meter.
Vaene
Een vaene (vane of faene) 3,5 liter. Uit een faene schonk men 4 byren (bier). Zie ook schepel.
Van ailss gewontlich
Vanouds gewoon.
Van noeden
Nodig.
Varkens -sacra
Het recht om varkens te laten weiden op de gemeenschappelijke weiden en in eikenbossen.
Vechtelicke zaken
Ruzie.
Veedrift
Het recht om vee op de gemeenschappelijke gronden te hoeden, zie ook schaapsdrift.
Velthamel
Gecastreerde ram (mannetjes schaap) uit een schaapskudde.
Veltvliegende of veltgaande
De landheer erft alle dieren op de hoeve bij het overlijden van de horige boer.
Verbi Divin Minister
Bedienaar des Goddelijken Woord = predikant
Vercken
Varken.
Vercoopene parceelen
Te verkopen percelen grond.
Verdragen. Mondtlich verdragen
Overeengekomen. Mondeling overeengekomen.
Verehren, als nieuwe erffgenaemen gehouden sijn te verehren.
Verplichting om als nieuwe Markegenoot een gratificatie te geven aan andere Markegenoten, als intrede geld.
Verfallen wesen
Vervalt aan,…..
Verheergewaden
Leengoederen waren verheergewaad, d.w.z. de leenman moest elk jaar "hou en trouw" bewijzen door de leenheer een geschenk aan te bieden, bijvoorbeeld een jachthond, een zadel of iets dergelijks.
Verhennekleed
Een doodshemd, waarmee de gestorvene werd bekleed. Het werd gemaakt van eigen gesponnen en geweven linnen en het lag klaar in het kabinet, al vanaf het trouwen.
Verhoefslagen der dijken
Onderhouds plicht van boeren voor hun gedeelte van de buiten dijken.
Verlaeten
Kwijtschelden.
Verlust
Verlies.
Vennen
Moerassen.
Vernien, unde vernien
Vernieuwen.
Verpachtjenge
Na het betalen van de pacht in geld of natura, kregen de pachters rode of witte wijn aangeboden, 18 juli 1775.
Verponding
Eind 15e eeuw, van werkwoord ponden, met als afgeleide ponder, taxateur, belastbaar vermogen, grondbelasting.
Verpondingen
Een soort grondbelasting uit de oude tijd. Zij moesten betaald worden aan de overheid. Verpondingen werden in de Franse tijd (1795 - 1813) vervangen door grondbelasting.
Verpondingsgeerzen
Dijk lasten, kosten te voldoen t.b.van het dijkonderhoud.
Verstaen. Is verstaan
Wordt besloten.
Verstendigen
Op de hoogte brengen.
Vertienden
De tientplichtige zet zelf de verplichte korenschoven voor de Tiendheffer, aan de rand van het veld, het z.g.n. in tiendlingen zetten.
Vervaldagen van betalingen:
6 jan; drie Koningen
22 febr.; St. Petri ad Cath
12 maart; St.Gregor
1 mei; St. Walburg
24 juni; St.Jan
20 juli; St. Margriet
25 juli; St. Jacob
1 aug; St. Pietersbanden
15 aug; Maria Hemelvaart
1 sept; St. Aegidius
29 sept; St.Michael
1 nov. Allerheiligen
2 nov; Allerzielen
11 nov. St. Maarten
6 dec; St. Nicolaas
31 dec; St. Silvester
Vervatten
Moet zich voorzien van,…
Verwijgering
Bij weigering.
Vestennisse
Eigendom.
Vetprijzen (vetpriez'n)
Na het slachten van het varken werd het op de ladder (leer) gehangen. De buren kwamen het dan bewonderen onder het genot van een foezeltjen (borrel). Hoe dikker het spek en hoe meer vet, des te uitbundiger werd het varken geprezen.
Vicaris
Priester, plaatsvervanger v.d. geestelijk ambtsdrager b.v. bisschop. Ontvanger van de vicarie en missen lezer.
Vicarie
Geestelijke stichting. In ruil voor een schenking van een goed of een stuk land aan de kerk, moest de vicaris, die de inkomsten uit deze schenking ontving, jaarlijks een of meer missen lezen, voor de stichter en zijn familie.
Vierdel
Is ¼ deel, half vierdel is 1/8 deel
Villicus (Hofmeier)
Had als vertegenwoordiger van zijn heer, op zijn hof het ambt van rechter. Ook wel Major Domus. De hofmeier woonde ook op het landgoed en was ontvanger van de opbrengsten van het land (een soort hoofd boekhouding).
Vim
De houtachtige delen van een vlasstengel. Door het gedroogde en gebroken vlas over de hekel te halen, werden de scheven van de vezels gescheiden.
Vliegenkast
Voorloper van de koelkast, kelderkast met een hordeur van vliegengaas voor het bewaren van levensmiddelen.
Vlogland
Een of meerdere kleinere stukken land ver van de boerderij.
Voer
Vracht. Voerman= vrachtrijder, voerder= karrenvracht.
Voerbeheltlicken
Voorbehoudens.
Voermiedo, vorhure of meide
Om de 6 jaar te betalen door de huurboer aan het klooster.
Vollencomtlick
Volkomen.
Vollest
Ten behoeve van.
Vonder
Smalle brug, los bruggetje.
Voorbeheltelick
Onder voorbehoud.
Voorkooprecht
De eigenaar kon zijn goed in volle eigendom terug krijgen, als de cijnsman het wilde verkopen. Na de terugkoop kon de eigenaar het weer in cijns geven.
Voormade
Het recht van de heer om rogge te laten oogsten voordat de colonus, vrije boer, op land van de heer, de rest mocht oogsten.
Voorpennincx wehrde
Onderhands (verkopen).
Voorslag, recht van voorslag
Het recht op 1/10 van het te verdelen goed (markentijd).
Voorwerkslude, of broedeters
Bewoners van een kloosterboerderij.
Voorwerken
Bijhoeven bij een klooster.
Vorster
Toezichthouder, in dienst van de Mark.
Vreegrond
Bos voor privé gebruik, aan het gemeenschappelijk gebruik onttrokken. ( bos) grond, vreden omheinen, afschutten, zonder af te sluiten, inslaen afschutten, afperken zonder dat er een belemmering ontstond voor vee doortocht.
Vregtinge
Omheining, van wrechte = afsluiting.
Vroegen, vroegbaar
Aanbrengen van dingen die fout gaan, rapporteren aan de Markenrichter.
Vroondiensten
Herendiensten, verplicht werken voor de hofheer.
Vroonlanden
Land vrij van verplichting tot onderhoud van de buitendijken.
Vroonschulden
Geld in plaats van diensten voor de vroonheer te verrichten, geld te betalen.
Vroonvis
Op bepaalde tijden verplicht vissen in enkele wateren van een hofheer, de gevangen vis kwam aan de vroonheer toe.
Vuurkoele
Oorspronkelijk de vuurplaats in het midden van de woonruimte in het losse huus. Later verplaatst tegen de brandmuur of een zijgevel van de woonkeuken. Het vuur werd gestookt in de vuurkuil (vuurkoele). Achter de haard een gietijzeren haardplaat, soms met prachtige bijbelse voorstellingen. Rondom deze haardplaat werden tegels aangebracht soms met fraaie bloem- of diermotieven. In de liggende haardplaat was de vuurkuil uitgespaard. Boven de haard was de ruime schoorsteen, de bôzem.
Vuurpenning
Belasting geheven aan elk huis waar rook uit kwam, of een schoorsteen had, in 1614 afgeschaft.
Waar (Wharen)
Een waar is een stem in de Marke.
Waarschappen
Later Heemraden genoemd.
Waetertoich
Hoofdafwatering.
Die waetertoich oick van oilts her doer plach toegaen.
Dat de hoofdafwatering van oudsher daar tussen door liep.
Wagendiensten
De erf verplichting om de heer enige dagen per jaar te helpen met het inhalen van de oogst of het hooi.
Waranden
Afgesloten plaatsen om dieren te houden en fokken.
Warmoeslanden
Groenten tuinen, warmoezerijen.
Warven
Vergaderingen van schepers en zijlrechters.
Waschmoeder
Opperste wasvrouw in het klooster.
Was-cijns - wastini of cerocensualies
Het leveren van was als cijnsbetaling.
Wastinsige goederen
Alle lasten door bezitter van goederen opgelegd vervallen en de nieuwe eigenaren zijn alleen cijnsplichtig, maar bij overlijden is er recht van keurmede.
Waterkering
Dam, dijk, havenhoofd of sluiswerk die het water tegenhoudt, keert. Vereniging van WK. heet dorpspolders.
Weede
Plantensoort.
Wegge
Een eigen gebakken brood.
Werfhof
Zie hoofdhof, gerechtshof.
Wetering
Een lopend watertje, beekje, of grote brede sloot.
Weijgerich
Weigerachtig tot,…
Wetterkolk
Drinkpoel voor vee.
Weydelant
Weiland.
Wharen ge interesseerd, (daerbij = waarbij,) sij ( luiden = personen) wharen geintersseerd.
zij hadden schade opgelopen.
Wisselt
Woeste grond, bos wei en bouwland om plaggen te steken.
Wisselpacht
Is een vorm van erfpacht. In het Verpondingkohier wordt hij gerekend onder de tienden.
Wijtte ende waere
Aandeel in de Marke, kon verkocht worden.
Wijtte nach waere of wijtte noch waere
Geen aandeel, iemand die geen aandeel in de Marke heeft.
Woerden
Hoger gelegen stukken land, hoger dan omliggend gebied, in Gelderland ook wel waard, meestal duidend op oudere, vroegere bewoning, soms een hof of kerk.
Woerd
Dichtbij de boerderij gelegen huisakker, zwaar bemest met uitwerpselen en plaggen.
Woldlijden
Mensen.
Woltrogge
Een hoeveelheid rogge, bijvoorbeeld een schepel, die moest worden afgedragen aam de overheid voor het in gebruik hebben van domeingronden om er plaggen te maaien of schapen te laten grazen.
Weydelant
Weiland.
Winkel, Heurne, Hoek
Hoekig perceel in de hoek gelegen.
X
Geen vermeldingen gevonden
Ysser
Zijne.
Ye
Altijd.
Zaadpacht
In tegenstelling tot gerfpacht bestond de zaadpacht uit een vaste hoeveelheid zaad. Uitgedrukt in molder (mlr.), schepel (sch.) of spint (sp.).
Uiteraard alleen de verschillende graansoorten (rogge, gerst, haver en boekweit), hun tussenvormen spilsaet en mancksaet, en handelsproducten als ruevesaet (raapzaad, waaruit olie werd gewonnen t.b.v. voeding en verlichting).
Zaal
Herenhuis, afgescheiden van de huizen van het boerenbedrijf, vrijstaand huis, Frankische hofsteden.
Zaalhof
Een hoofdhof, woning van een heer of zijn vertegenwoordiger.
Zaalland
Terra salica, land behorend bij het grote zaalhof.
Zadelhof
Woning van de hofmeier, had als leengoed enige bunder hiervan in vrij, eigen gebruik.
Zaedt
Zaad.
Zaelwer
Saalwehr, zetel van de Markenrichter, ook groter huis met omheining.
Zaktiend
Zakken gedorst graan als tientheffing.
Zeentpenning
Belasting op het hebben van een vuur of stookplaats in huis, ook wel rookboenders genoemd, van 1445 tot 1614 geheven volgens het zeendrecht.
Zelhemse heiligen
Onze Lieve Vrouwe, Sint Katherina, Sint Antonie en Sint Anna, hadden ieder een altaar in de kerk.
Zichtvreede
Het recht op het plaggen steken op een bepaald stuk grond.
Zijlrechters
Hoofd van een zijlvestenij, dijkwezen, waterschap.
Zijl -sluis of dijk –zijlbrieven
Grondvestingswetten, regels waaraan het onderhoud van de dijken moest voldoen.
Zonnegeld
Grondpacht die voor zonsondergang op een bepaalde dag of tijd voldaan moest zijn.
Zware stuivers
Muntsoort, 20 zware stuivers = 1 goudgulden.