Hesselinkdijk 1

Hesselinkdijk 1, Wiemelink(hof) - Akten, Verhalen en Gebeurtenissen

  • Akten, verhalen en gebeurtenissen

     

     

    E r v e W i e m e l i n k  t e H e n g e l o G l d. (door Jarich Renema, Utrecht)


    Inleiding

    Contacten over de Hengelose Wiemelinks met Dr. Th. Hart de Ruyter, in het kader van diens artikelenserie over de verschillende families Wiemelink, hebben er toe geleid dat schrijver dezes de toezegging deed om in genoemde serie een paragraaf over het Hengelose Erve Wiemelink te produceren. Zo'n belofte is grif gemaakt, doch het blijkt nog een hele opgave in de Wiemelink-gegevens een rode draad te vinden, zowel op het punt van de eigendomsrechten als op dat van de bewoning. Eigenaars vinden we te weinig, en naamdragers te veel! Het resultaat van het onderzoek laat dan ook een flink aantal vragen open. Toch zal hierbij een poging gedaan worden een enigszins consistent beeld te scheppen van de geschiedenis van dit erve.


    Locatie.

    Op recente kaarten vinden we Wiemelink ten NO van het dorp Hengelo, ongeveer midden tussen de erven Hesselink en Mennink (ten W) en Ellenkamp (O). Men moet altijd bedacht zijn op verplaatsingen van een woonhuis naar een andere locatie op de bijbehorende grond, doch in het geval van Wiemelink is er geen reden om aan te nemen dat de historische locatie veel afwijkt van de huidige. Wel valt te vermelden dat een recente kaart (*1) nog een erve "Nieuw Wiemelink" geeft, ongeveer even ver OZO van Ellenkamp als Wiemelink zelf er WNW van ligt. De naamgeving "Nieuw-" suggereert dat dit een huis is van recente datum (19e of 20e eeuw). De bronnen van vóór 1800 geven ons hieromtrent dan ook geen enkel aanknopingspunt


    Horig goed.

    Het erf Wymeldynch wordt al genoemd in de Rekeningen van de Hertogen van Gelre 1382/83 (*2). Het blijkt een horig goed geweest te zijn, want erve Wijmoldinck wordt, met nog enkele andere Hengelose Erven, op Sent Gregorius dach in 1434 (12 maart) door de Hertog van Gelre van de horigheid bevrijd, en tot tijnsgoed gemaakt (*3). De kopie van de bijbehorende vrijbrief vermeldt als namen van de bevrijde horigen: "Gerrit Wijmeldinck, Henrick, Willem, Claes, Derrick, Geberch, Jutte en Gertrudt, Gretz ( = Gerrits) kinderen ende Henrick Wimeldinch des voorsz. Gritz. (= Gerrits) broeder, onse hoffhoerigen lueden tot Hengelo op Wijmoldinck". (*4)

    In het Visitatieboek van de horige goederen van 1557 5) zien we dat op 5 juli van dat jaar de eigenaar, Henrick Wijmoldinck, de vrijmakingsbrief heeft getoond. Uit de tijnsregisters vinden we dat de opeenvolgende tijnsplichtigen van Wijmeldinck zijn: Henrick Wijmeldinck, Johan Wijmeldinck (1549/63), resp Hendrick Wijmeldinck opgevolgd door "Hendrick Wijmeldinck Hendricx ende Johan Hekinck Goossens" (1583/96). De Tijnsregisters leveren trouwens ook de wetenschap op dat de Hendrick Wijmeldinck uit het register 1549/63 op een gegeven moment tevens geregistreerd staat voor de helft van Erve Sarinck in Varssel, en dat "Johan Wijmeldijnck tho Zutphen" aanvankelijk de tijnsplichtige was van de "Egelcamp tho Hengel". Bij dit laatste goed staat vermeld: "Nu Dierck Vaelveldinck ingeschreven anno '52 ende heeft betaelt 24 jaeren verseten thijns elck jaer met dubbelden thijns soo hij noijt bij thijnsgenoeten gemaact en is geweest".

    Bij gebrek aan voldoende nadere informatie kunnen uit de hier gegeven feiten geen genealogische conclusies getrokken worden. Wel is duidelijk dat de families van de (voormalige) horige goederen Wijmeldinck, Sarinck, Hekinck en Vaelveldinck nauw verwant waren, en ook dat tijnsplichtigen (eigenaars dus) niet noodzakelijkerwijs op hun bezit woonden (*6)


    Oudste transportakten.

    In de oudste akten van het Landdrostambt Zutphen betreffende het erve Wiemelink vinden we enkele van de genoemde (familie)namen weer terug. In 1638 verkoopt Hendrick Wimeldinck met zijn vrouw Swene Vaelveldinck zijn deel van de erfenis van Derrick Vaelveldinck (bezittingen uit Vaelveldinck, verkregen bij magescheid van 1.3.1637) aan de mede-erfgenamen. De vrouw van Derrick heette Heijle. In hetzelfde jaar zien we Hendrick en Swene de helft van Erve Sarinck (Varssel) kopen van allerlei leden van de familie "tho Elsschate", die dit geërfd hebben van Peter Sarinck (*7)

    Het erve Wimelinck is volgens het Kohier van de Verpondingen (ca 1649) voor de helft eigendom van Hendrik Wijmelink, en voor de andere helft van Jan Wijmelinck en Aerent Sarinck. Tegelijkertijd wordt het Erve Saerinck beschreven als eigendom van Derck Antink, Herman Egginck en Hendrick Wiemelinck, een ieder pro quota. In later tijden hebben de families Sarinck en Wijmeldinck hun goederen van deze naam gesplitst (*8).

    In 1666 verkopen Swene (die in de desbetreffende acte Swaentien Walewijcks wordt genoemd) en de erfgenamen van haar tweede man hun 3/4 van Wijmelinck aan Engelbert Konninck uit Zutphen en zijn vrouw Lijsebeth Reiniers. Engelbert's familie bezit Wijmelinck in 1692 nog steeds.

    Gedurende driekwart eeuw hebben we vervolgens geen gegevens over de bezitters van Wijmelink. Pas in 1779 resp. 1782 zien we Roelof Pelskamp, eerst namens zijn schoonmoeder, vervolgens voor zichzelf, optreden als eigenaar van het halve erve (*9,10). We mogen gevoeglijk aannemen dat het bezit via die schoonmoeder, Janna Hoogenkamp, afkomt van haar man, Peter Gerritsen op het Hiemken (Vorden). Dat brengt ons echter niet verder dan de veronderstelling dat diens vader Gerrit Hermsen op het Grouwel (ook Vorden), of diens vrouw, familie was van oude bezitters van Wijmelink. Tenzij ons natuurlijk een eenvoudige verklaring ontgaan is: zomaar een aankoop door de Grouwels!


    Bewoners.

    Uit vele omstandigheden wordt duidelijk dat Hendrick Wijmeldinck (*11) als eigenaar tevens het erve Wijmelinck bebouwde, mogelijk met zijn (vermoedelijke) zoon Jan, die in 1649 met Aerent Sarinck mede-eigenaar is van de helft van Wijmelink en die we te Hengelo tot ca. 1655 regelmatig aantreffen als Jan Wymelink, alias Custers. Na het overlijden van Hendrick, vermoedelijk omstreeks 1652, zal de bouwerij wel (gedeeltelijk?) zijn overgenomen door zijn zoon Derck, die in 1654 trouwt. Moeder Swene Vaelveldinck is met haar tweede man (zij hertrouwt Hengelo 13.9.1655) in Bronkhorst gaan wonen. Derck Wijmelinck overlijdt al rond 1664, als ook zijn broer Jan vermoedelijk reeds overleden is (waarschijnlijk tussen 25.2.1663 en 21.6.1665). De weduwe van Derck hertrouwt met Hendrik Teunissen uit Ruurlo, die terstond in het doopboek betiteld wordt als "Hendrick Wijmelinck": het best denkbare bewijs van opvolging. Hendrick is wel de laatste uit deze opvolgingsreeks. Hij is, vermoedelijk niet ver na 1677, doch zeker voor 1686, naar het erve Winkel in de Dunsborg onder Hengelo verhuisd.


    Doorgangshuis.

    Nu breekt er ten aanzien van de bewoning van Wiemelink een periode van onduidelijkheid aan. In 1669 vinden we de vermelding van een Herman Hendriksen als bouwman op Wijmelink (*12). Is hij gewoon een nieuwe pachter op Wiemelink, of mogelijk nog een zoon van dezelfde Hendrick Wijmelinck die in 1649 bouwman is op dit erve? Per slot van rekening is Hendrick Teunissen nog niet weg! De vraag blijft een beetje open, omdat er over Herman in de DTB verder niets te vinden is. Wel vinden we van hem nog een levensteken in 1692, als Jan Konninck als enige erfgenaam van zijn vader Engelbert Konninc beslag laat leggen op Herman's goederen, onder verwijzing naar een pachtceduul van 9.3.1677. Herman wordt dan "gewesen bouwman van erve en goet Wijmelinck" genoemd.

    In 1690 treffen we in het doopboek weer een Hendrik aan op Wijmelink (*13) en vervolgens is de beurt aan Herman op Wijmelinck, die in 1698 en 1700 kinderen laat dopen (*14). Over enige samenhang tussen de gemelde personen is niets bekend. Ook is het niet zeker of de laatstgenoemde Herman identiek is met Herman Jansen, die in 1715 bij het huwelijk van zijn dochter Elsken te boek staat als Herman Wïemelink, doch die vanaf 1721 op Stapelbroek terug is te vinden en ook naar dat goed heet. Het feit dat de eerste Herman kinderen Gereformeerd laat dopen, terwijl de latere Stapelbroek rooms-katholiek is, behoeft hierbij niet een bezwaar te vormen. Juist in deze tijd zien we namelijk dat wel meer "verkapte rooms-katholieken" weer voor hun religie durven uit te komen. In 1717 komt Teunis Jolink van Zelhem op Wiemelink. Vermoedelijk moeten we hem beschouwen als zo maar een nieuwe pachter. Ook de Jolinks zijn niet al te lang op Wiemelink gebleven. Minstens één kind van Teunis is men tot zijn dood toe nog wel Wiemelink blijven noemen (*15)


    Weer even "erfopvolging".

    Een volgende bewoner van Wiemelink moet Willem Derksen geweest zijn (*16). Zijn familie is afkomstig uit Baak onder Steenderen. Willem's vader, Derk Arentsen, woonde eerst op het Buitenslag onder Hengelo, dat we ons ergens in "het Broek" moeten denken. Willem woonde daar trouwens tijdens de eerste jaren van zijn huwelijk ook. Uit de DTB's kunnen we maar heel indirect afleiden dat Willem ooit op Wiemelink woonde: pas bij het huwelijk van zijn dochter Margrieta in 1749 wordt hij Wiemelink genoemd. Dat hij daar al vanaf ca. 1733 kan hebben gezeten, wordt slechts gesteund door een negatief gegeven: hij wordt in het doopboek sindsdien nooit meer in het Broek gesitueerd. Uit een voluntaire acte van 1764 begrijpen we dat zijn schoonzoon, Evert Arentsen, hem op Wiemelink opvolgde. De zieke Willem Wiemelink schonk toen zijn gerede goederen en de bouwerij aan zijn dochter Margrieta en haar man Evert, in ruil voor verzorging tot de dood toe (*17). De meest plausibele verklaring voor de naamgeving van Willem's broer Jan Derksen (Wiemelink) is dat ook hun beider vader Derk Arentsen, op zijn oude dag nog mèt Willem op Wiemelink heeft gewoond. Jan zelf woonde er nooit: hij zat eerst in Zelhem en woonde later vermoedelijk ergens in het uiterste oosten van Varssel, waar zijn nazaten nog tot in het midden van de vorige eeuw in vermoedelijk behoeftige omstandigheden hebben gewoond. Evert Arentsen (Wiemelink), die overleed op 26.1.1785, wordt ook in de al eerder genoemde acte van 1779 (*9) genoemd. Eigenaresse Janna Hoogenkamp verpacht dan de helft van huis en hofland van Erve Wijmelink aan de diaconie, ten behoeve van de kennelijk armlastig geworden Evert Wijmelink. We hebben hiermee een aanwijzing dat er op Wiemelink in die tijd dubbele bewoning was. Want al in 1770 wordt er een Jan Everts op Wiemelink genoemd (*18).

    Omdat al zijn andere kinderen in het doopboek staan vermeld zonder deze boerderijnaam, weten we niet hoe lang hij er is blijven wonen. Wel is bekend dat hij in 1798, toen de ingezetenen per kerkgenootschap werden geïnventariseerd, al niet meer op Wijmelink te vinden was. In de lijst van Gereformeerden worden vrijwel alle huizen buiten het dorp met de huisnaam aangeduid. Een van de uitzonderingen is het huis van deze Jan Evers, dat gezien de opsommingsvolgorde ergens tussen de Dunsborg, Hengelo en Varssel moet worden gesitueerd. Dat huis wordt met de naam van de bewoner aangeduid: "Jan Wiemelink". De naam Wiemelink moet in de korte tijd dat Jan op het erve zelf kan hebben gewoond al aardig vast zijn verankerd, want Jan's kinderen heten later in de burgerlijke stand allemaal Wiemelink. Tenslotte hebben we ook nog een tijdlang als pachter van (een deel van?) Wiemelink gehad Jan Meulenbrugge, die in 1770 nog op de Winkelshutte woont, doch wiens weduwe Geule Hendriksen in 1782 een achterstallige schuld erkent aan eigenaar Roelof Pelskamp wegens pacht en mestrecht van Erve Wiemelink. Wanneer Meulenbrugge op Wiemelink kwam wonen, is niet bekend, doch het zal voor 1778 geweest zijn, want in dat jaar is Evert Wijmelinks vrouw Margrieta Willemsen doopgetuige van een van Jan Meulenbrugge's kinderen.


    Bevolkingsregister.

    Bij wijze van epiloog maken we nu een sprong naar het oudste bevolkingsregister van Hengelo, dat is gemaakt op basis van het volkstellingsregister van 1829. Ook dit register gebruikt nog de oude boerderijnamen. Het geeft op Wiemelink het echtpaar Hendrik Jan Huurneman en Leijda Tjooitink, zojuist getrouwd in 1829. De man is van Laren gekomen, zodat het antecedentenonderzoek beperkt kon blijven tot Leijda. Bij het nasporen van haar voorgeslacht is een connectie met vorige bewoners van Wiemelink niet aanwijsbaar.

    Noten:
    1 G. Harmsen en B. Menkveld, Boerderij- en Veldnamenonderzoek in   Hengelo, kaart 08A.
    2 B.H. Slicher van Bath, Mensch en Land in de Middeleeuwen, p 266.
    3 Inventaris archief Rekenkamer Hof van Gelre, Regest no 127.
    4 Archief Rekenkamer, 1120 no 63.
    5 Archief Rekenkamer, 1119.
    6 Tijnsregisters: Archief Rekenkamer, inv no's 1130, 1132, 1135.
    7 POK (Protocol van Opdrachten en Kentnissen)-LDAZ (Landdrostambt Zutphen): 23-05-1638, resp 07-06-1638.
    8 Zie o.a. POK-LDAZ 31.12.1657: Rutger Arents en Swene "Wijmelincks" verkopen hun gerechtigheid in Sarinck aan Arent Sarinck en zijn vrouw Griete.    Dat aandeel wordt dan omschreven als 5/12.
    9 CVA(H) (Contentieuse en Voluntaire Acten, Richterambt Hengelo, Archief LDAZ) 22-06-1779.
    10 CVA(H) 7.8.1782.
    11 Zie OTGB 92.70: fragment A, no I.
    12 Lidmatenregister Hengelo, 20.4.1669: Herman Hendericksen, bouwman op Wijmelinck en huisvrouw Willemken Willemsen.
    13 DB(H) (Geref. doopboek Hengelo): Op 21.4.1690 laat Hendrik op Wimelijnck zijn kind Roelof dopen. Get: Jannetien woonende op Wimelijnck en Hendrik op Ellenkamp. 14. DB(H): Op 9.10.1698 gedoopt Harmen Wijmelinks dochter Harmken. Get: Willem (Aeltjen) Ellenkamps en Aeltjen Reerinks. Op 1.3.1700 gedoopt Harmen Wijmelinck soon Henrik.
    15 Zie OTGB 92.103: Diversen, E., onder c ).
    16 Zie OTGB 92.99: Fragment D., no III.
    17 CVA(H) 1.8.1764.
    18 Zie OTGB 92.97: Fragment C, no II.

    Bron: Erve Wiemelink te Hengelo Gld (OTGB 92.104 e.v.). Datum: 01-03-2013.



    Hendrik te Winkel is er helemaal klaar mee (1683)   
    (door Alice Garritsen, 15 maart 2022)

    Mijn voorvader Hendrik te Winkel is een van de getuigen in de kwestie Henricus Rumpius, de zaak die Hengelo (Gld) vanaf 1683 een aantal jaren uit de slaap houdt. Met eigen ogen heeft hij gezien hoe deze Hengelose predikant een vrouw lastig valt. Zijn getuigenis wordt hem echter niet in dank afgenomen.

    Hendriks achtergrond
    Geboren in Ruurlo trouwt Hendrik, die dan nog Hendrik Teunissen genoemd wordt, in 1664 in Hengelo (Gld) met de weduwe Hendersken ter Stege. Ook zij is in Ruurlo geboren. Ze is blijven wonen op de boerderij die ze met haar overleden man Derk Wiemelink bestierde: Wiemelink, Hesselinkdijk 1 in de Hengelose buurtschap Noordink.
    In die tijd kent men nog nauwelijks vaste familienamen. Vaak duidt men iemand aan met de naam van de boerderij waarop hij woont. Zo gaat Hendrik al snel nadat hij bij Hendersken ingetrokken is, door het leven als Hendrik Wiemelink. In 1676 zegt Hendrik de pacht van die boerderij op en verhuist met zijn gezin naar ‘t Winkel, Winkelsweg 1 in de buurtschap Dunsborg.
    Daardoor heet hij niet lang daarna … Hendrik te Winkel.    


    Waterput in het groen.

    Waarvan Hendrik getuige is
    Het is 17 september 1683. Samen met een aantal andere mannen heeft Hendrik die dag voor de dominee een voorraad turf uit het Gooise veen opgehaald. Zo zal Henricus Rumpius er in de winter warmpjes bij zitten. Het is een dag hard werken, maar ’s avonds worden de mannen op de pastorie aan de Ruurloseweg (die ter hoogte van de huisnummers 28-30 stond) daarvoor rijkelijk onthaald. Er is ruim eten voorhanden, en wijn, bier en brandewijn in overvloed. Ook hun vrouwen mogen aanschuiven. Tot laat in de nacht is het een vrolijke boel.
    Het begint al licht te worden als Hendrik te Winkel zich er eindelijk toe kan zetten om naar huis te gaan. Voordat hij vertrekt, wil hij eerst de predikant nog bedanken voor de genoeglijke avond. Hij kan Rumpius echter niet vinden. Maar na een tijdje ziet hij hem: buiten in de struiken bij de waterput, samen met Anneken Klein Lenderink. De dominee heeft zijn armen om haar heen geslagen en kust haar. Hendrik hoort haar roepen: ‘U bent onze pastoor[i], onze leraar, u behoort zulke dingen niet te doen’. Maar dat is voor Rumpius geen reden om te stoppen. En Hendrik ziet daarna nog veel meer.
    Later zal hij hierover door Justitie meerdere keren worden ondervraagd.

    De reacties op zijn getuigenis
    Anneken ontkent alles: ‘Als ik schuldig zou zijn aan wat de boeren hebben verklaard, dan zal ik mijn leven lang geen kind ter wereld brengen.’ Pikant detail: later zal blijken dat Anneken op dat moment zwanger was, of … door de predikant zwanger is geraakt, want acht maanden na de feestelijke avond ziet haar eerste kind het levenslicht.
    Ook Annekens familie roert zich. Haar man Arend zegt dat Hendrik te Winkel ‘een onbezonnen verklaring’ over zijn vrouw heeft afgelegd. Haar schoonmoeder Trijne die op boerderij Grote Holte woont (Holterkampsweg 1, buurtschap 't Gooi), begint wild om zich heen te roepen dat Hendrik een mensenmoordenaar en een eerdief is, en dat hij de duivel achterna zal gaan. Dat maakt Hendrik zo kwaad dat hij een advocaat in de arm neemt en wegens laster een rechtszaak tegen haar begint.
    Ook Henricus Rumpius zelf zit niet stil. Hij bedient zich van de methode ‘de aanval is de beste verdediging’, en stookt Annekens moeder Hilleken Klein Lenderink en zusje Berentien op om een oude koe uit de sloot te halen. Het leek nooit van belang, maar nu opeens verklaren beide vrouwen dat Hendrik te Winkel vijf jaar eerder, in de herfst van 1678, stenen achterover heeft gedrukt. Destijds had hij een partij stenen van de eigenaar van zijn boerderij gekregen om daarmee een schoorsteenpijp op zijn huis te zetten. Na de klus waren er nog zo’n driehonderd over.
    ‘Die stenen heeft hij in zijn stal onder het stro verborgen’, zo verklaart Hilleken. ‘Daarna heeft hij ze verkocht, het honderd voor veertien stuiver, en ze ‘s nachts terwijl zijn knecht sliep, op de stortkar geladen, en weggebracht. Hendrik heeft ons destijds te verstaan gegeven er met niemand over te praten. Lang heb ik me daaraan gehouden, maar de huidige aanvallen op onze dominee gaan me zo aan het hart, dat ik nu toch met dit verhaal naar buiten kom.’
    En niet in het minst natuurlijk: ook de eer van dochter Anneken is in het geding.


    Hof van Gelre, Arnhem (Jan de Beijer (1703-1780))

    Nog een rechtszaak
    De stoom komt Hendrik te Winkel inmiddels uit de oren. Hij is er helemaal klaar mee. Na dat gescheld van Trijne op Grote Holte nu ook dit nog! Hij laat het er niet bij zitten en begint ook een rechtszaak tegen Hilleken en haar dochter Berentien.
    ‘Alsof ik stenen zou hebben ontvreemd’, roept Hendrik tijdens de zitting, ‘hoe durven ze zoiets te beweren over een eerlijk iemand als ik. Kunnen ze dat dan bewijzen?’
    Als de vrouwen door de rechter worden ondervraagd, verklaren ze eerst dat ze beiden vasthouden aan hun eerdere getuigenis. Maar dan maakt Berentien een enigszins terugtrekkende beweging door eraan toe te voegen dat ze niet zeker weet of die stenen wel allemaal van de boerderij-eigenaar waren. ‘We zijn op verzoek van de pastoor goedwillig naar dat verhoor gekomen, en weten beiden eigenlijk niets ten nadele van Hendriks goede naam en faam te zeggen. We kennen hem niet anders dan als een eerlijk man.’
    En zo kwam de aap uit de mouw.
    De eigenaar van de boerderij zal later verklaren dat Hendrik de overgebleven stenen mocht houden. De uitkomst van beide rechtszaken kennen we niet.

    Nabuurschap
    Hendrik en Hilleken zijn buren. Hun boerderijen Klein Lenderink (nu Wevershuis geheten, Winkelsweg 3) en ‘t Winkel liggen slechts zo’n 200 meter van elkaar. Zouden zij elkaar vanaf dat moment nog gegroet hebben? Elkaar geholpen hebben bij het oogsten of bij andere piekmomenten in een jaar, bij ziekte of overlijden, zoals het nabuurschap verlangt?
    Voor Hendrik te Winkel is de zaak Rumpius nog niet voorbij. In 1687, vier jaar na het incident bij de pastorie, wordt hij nog een laatste keer door Justitie opgeroepen. Die keer moet hij helemaal naar Arnhem om er bij het Hof van Gelre zijn verklaring te herhalen. Het overspel van de predikant met Anneken wordt door dat Hof echter uiteindelijk niet in behandeling genomen. Dit wegens gebrek aan bewijs.


    De complete kwestie Rumpius staat beschreven in mijn boek Een beerput die geen dootpot werd 

    Dit verhaal verscheen eerder in
    - De Olde Kaste, tijdschrift van de Oudheidkundige Vereniging Hengelo (Gld) 2021-04
    - OTGB (Oostgelders Tijdschrift voor Genealogie en Boerderijonderzoek) 2022-01

    Mijn afstamming van Hendrik te Winkel
    Hendrik Teunissen te Winkel / Wiemelink  1664 x Hendersken Jansen ter Stege
    Jantjen Hendriksen te Winkel                    1688 x Stoffel Roelofsen Hellinger
    Roelof Stoffel Bannink / Hellinger              1710 x Hendersken Bannink
    Janna Bannink                                           1742 x Carel Bannink / Bettink
    Mechtelt Bannink                                       1775 x Derk Langwerden
    Hendrik Jan Langwerden                           1811 x Leida Evers
    Aaltje Langwerden                                     1864 x Derk Jan Wiltink
    Aaltje Wiltink                                              1911 x Berend Busser
    Gerrie Busser                                             1939 x Marinus Garritsen
    Alice Garritsen

    [i] De benamingen ‘dominee’ en ‘pastoor’ worden in die tijd beide gebruikt. Het is immers nog niet lang na de Hervorming. Dominee (toen dominus) was de officiële benaming binnen de protestantse kerk. ‘Het volk’ hield uit gewoonte nog lang vast aan het eigenlijk rooms-katholieke ‘pastoor’. 

    Bronnen van beide foto's
    1.       Waterput in het groen (Laakdal, België, bron: www.mot.be./resource/WaterWell/watereinde-5-laakdal-belgium?lang=nl)
    2.       Hof van Gelre, Arnhem (Jan de Beijer (1703-1780), bron:
    www.museumarnhem.nl/collectie/1808/prinsenhof-te-arnhem/)

     

     

     

     

Pagina 5 van 6