Bleuminkweg 3
Bleuminkweg 3, Klein Bleumink - Akten, Verhalen en Gebeurtenissen
-
Akten, verhalen en gebeurtenissen
(transcripties door Sikke Postma)
ECAL
Toegangsnummer : 3021
Inventarisnummer : 642-429/430[in de marge:]
50en penn[ing] bet[aalt]
Solo: 6-6-0
& regist[reert]
Circa hora primaOp den 9e januarij 1697
Coram d’heer Johan van Munster, stadholder
Gerigtsluiden Michiel Falco en Jacob SimonsErschenen Jan Schooltink voor hem selven, en als gesubstitueerde van sijn huisvrouw Tonnisken Wetink, voorts Gerrit Booltink, meede voor hem selve en als volm[agtige]r van sijn vader en moeder Henrik Booltink en Aaltien Wetinks, eheluiden, luijd volmagt voor Engelbert Krabbenborg, rigter tot Zelhem, onder desselfs zegels en subscriptie op den 8e januarij deeses jaars 1697 gepasseert, in judico gesien, geleesen en ad hunc actum van waar- den erkend. Verders erschenen Peter Tonnissen, ende bekanden te samen ende elk in ’t bijsonder in haare qualiteit als voorschr[even], in eenen steeden, vasten en eeuwigduirenden erfkoop, voor eene wel en te danke betaalde somma geldes, verkoft, gecedeert en getransporteert te hebben, doende sulks bij deesen, aan Sweer Antink op Bloemink, en Aaltien te Winkel sijn huijsvrouw, als meede aan Jan en Dries te Winkel en derselver t’samentlike erfgenamen, seekere twee stuxkes bouwland, t’samen ongeveer een molder gesaaij groot op den Bloeminkcamp, onder deesen hoogedelen landdrostenampte, carspel Hengelo, bourschap Varsele gelegen, met alle derselver regt en geregtigheijd, aan- ende toebehooren, zijnde vrij ende quijt sonder eenig beswaar ofte uijtgang. En hebben dienvolgens transportanten, eenieder in sijne q[ua]l[itei]t, hierop met hand, halm ende monde vertegen als regtens, bekennende geenderhande regt of aanspraake meer daaraan te hebben ofte te beholden, maar dat de voorn[oem]de coperen ende haren erven wederom daaraan geërft en geregtigt sullen zijn en blijven, nu ende ten eeuwigen dage, om haar schoonste daarmeede te doen, gelavende deesen coop te sullen staan, wagten en waaren als landr[egten]s, verbindende voor alle namaninge haar en haar principalen personen en goederen, om in cas van nood sig daaraan allerdings kost en schadeloos te konnen en mogen verhalen. S.A.L.
ECAL
Toegangsnummer : 3021
Inventarisnummer : 868-13/14Op den 2e febr[uarij] 1733
Coram Aaron Exalto d’Almaras, righter
Gerigtsluijden Daniel Onstenk en Berent JolinkCompareerde Philip Wels en Anna Margrieta Borgart, eheluiden, etc.
Eodem die
Harmen Rocell, wonende in Vierakker op ’t Spikker, versoghte, luijd assignatie van de heer burgermeester Sloot, summatie om in tijd van agt dagen te erlangen betalinge eener summa van 13 gulden op en aen de persoon van Teunis Jansen op Swierplaetse.
Relateert Derk Wassink op den 5e febr[uarij] 1733 dese summatie te hebben geëxploiteert en voor antwoord van de vrouw bekomen dat haer man na Zutphen was en deselve bij de righter soude komen.[in de marge:]
Den 17e febr[uarij] en 1e meert 1733.
Teunis voorschr[even] 13 guld[en] aen de righter betaalt en deselve an Harmen Rocel overgegeven op den 8e meert 1733.
1733 'Verband van Sweer Bluemink plaetse voor eene so[mm]a van 500 g[u]l[de]ns door Reijnd
Antink cum suis aen juffer Aleijda Lulofs, op den 17 sept[ember] 1733.' Bron ECAL 3021-671.1742 'Verbant van 1/4 van Swier Bleumincks goetjen en het Meulenstukjen voor 400 g[u]l[de]ns door
Jan Bleumink en huijsvrouw aen den eerw[aarde] ds. Philip Jacob Snetlage, predikant te Hengel etc.
op den 4 april 1742.' Bron ECAL 3021-671.1758 'Opdragt van 1/4 van de halfscheid van Swier Blueminksplaatsjen door den volm[agtige]r
van Reint Antink en sijn vrouw aan Salomon Lambers en desselfs vrouw den 20 febr[ari] 1758.'
Bron ECAL 3021-671.
ECAL
Toegangsnummer : 3021
Inventarisnummer : 648-178/179[in de marge:]
Opdragt van ¼ aen ‘t goed Klein Bleumink
Geregistreert, 50e penn[ing] bet[aalt] met f. 5-0-0Op den 27e junij 1744
Coram doc[tor] Joh[an] Alb[er]t Willinck, p[ro] t[empore] stadholder
Gerigtsl[uijd]en J. Van Ruerlo en Peter VlegterCompareerde Berent Spal en desselfs huisvrouw Trijntjen Onstenk, marito tutore, ende bekenden in enen steden vasten en onwederroepelijken erfcoop vercogt, gecedeert en overgedragen te hebben, gelijk doen bij desen, aen en ten behoeve van Reind Elderink en Berentjen Vrakkink, eheluijden, haer comp[aran]ten eijgendommelijke ¼ part aen het erve en goed Klein Bleumink, kennelijk onder desen lantdrostengerigte, karspel Hengel, buirschap Varsel gelegen, zijnde voorn[oemt] parceel vrij en quit, nergens mede beswaert dan Heren schattingen. Gelavende de transportanten voors[eide] coop en overdragt te zullen staen, wagten en waren jaer en dag als erfcoops regt is, onder verband en submissie als regtens. S.A.L.
[in de marge:]
Verband van ’t halve Klein Bleumink en halve Honshege voor f. 450-0-0
Geregistr[eer]tEodem et Coram jisdem
Compareerde[n] Reind Elderink en Berentjen Vrakking, marito tutore, en bekenden wegens opgenomene en ten haren genoegen ontfangene penningen schuldig te zijn aen de heer Philip Jacob Snetlage en juffer Maria Beuw, ehel[uijde]n ene capitale summa van vierhondert en vijfftig g[u]l[de]ns ad 20 st[uijve]rs het stuk, aenbelovende voorsc[hreven] somma te zullen verrenten met en tegens vier guldens en tien stuijvers van ijder hondert, edog den interesse binnen een vierendeel jaers na den verschijnsdag betalende, zullen rentgeveren met vier guldens van ijder hondert kunnen volstaen, zullende het eerste jaer interesse verschenen zijn heden over een jaer en so vervolgens van jaer tot jaer, tot de effective aflosse en restitutie toe, die wedersijts word voorbehouden, mits de denuntiatie een vierendeel jaers voor den verschijnsdag behoorlijk geschiede.Tot nakominge van ’t geen voorsc[hreven] verbinden de comp[arante]n hare personen en goederen, stellende tot een speciael hijpotheecq en onderpand haer eijgendommelijk erve en goed het halve Klein Bleumink en halve Honshege, beijde in desen lantdrostenampte, kerspel Hengelo, buirschap Varsel gelegen, ten eijnde de renthefferen in cas van nood en misbetalinge zig daeraen cost- en schadeloos souden kunnen en mogen verhalen. S.A.L
[in de marge:]
Op den 6e nov[em]ber 1748
Coram de heer Joost Schomaker, stadholder
Gerigtsluiden de heer W. van Swanenberg en Joost BergmanCompareerde den eerw[aarde] dom[inus] Philip Jacob Snethlage, en bekende door jr. Salomon Lambert voldaan te zijn van sodane vierhondert en vijftig gulden, als Reind Elderink den 27e junij 1744, teste protocolle, van comp[aran]t heeft genegotieert en daarvoor sijn goed Klein Bloemink, in deesen landdrostenampte onder Hengel, buirschap Varsel geleegen, verbonden. Konnende oversulx lijden, dat ’t selve alhier ten protocol en register mooge worden geroijeert en doorgeslaagen.
Quod concessum.
ECAL
Toegangsnummer : 3021
Inventarisnummer : 650-213/214Op den 20 februarij 1758
Coram de heer Joost Schomaker, stadholder
Gerigtsluiden Jan Derk Hoitink en H.J. LaarmanCompareerde Johannes in den Bosch in qualiteijt als volmagtiger van Reint Antink op Elderink en desselfs huijsvrouw Berentjen Frakkink, enige en universele erfgenamen van haren zoon Zwier Reindts, kragt volmagt voor den rigter des ampts Hengelo en gerigtsluiden den 18e febr[uarij] dezes jaars 1758 op comp[aran]t gepasseert, alhier in den gerigte vertoond, geleesen en voor valide erkent, en bekende in eenen steden, vasten en eeuwigduijrenden erfkoop, eeuwiglijk en erflijk geduirende, verkogt, gecedeert en opgedragen te hebben, cedeerde, droeg op en over en verteeg van der hand, als erfkoops regt is, aen Salomon Lammers en desselfs huijsvrouw en erven, het geregte vierde part aan en van de halfscheijdt van het erve en goedt Zwier Bleuminksplaetsen g[e]n[aem]t, kennelijk in deesen lantdrostenampte, kerspel Hengelo, buurschap Varssel gelegen, soo en als het boveng[eme]lten vierdepart van geseijde halfscheijd mede vermelt en verkogt is, breeder bij het koopcontract van den 20sten augustus 1748 vermelt.
Gelavende hij comp[aran]t q.p. desen voors[eijde] koop en overdragt te zullen staan, wagten en wharen, jaar en dag als erfkoop regt is, alles onder verbant van desselfs principalen personen en goederen. S.A.L.
ECAL
Toegangsnummer : 3021
Inventarisnummer : 889-189/190Op den 14 october 1783 des voordemiddags elf uur
Coram L.A. Willinck, richter
Gerigtsl[uiden] Hendrik Langel en Derk Willem BeckingCompareerde Reijnd Koesenkamp of Kleijn Bleumink, te kennen gevende dat in de maand van julij laastleden de beesten van Kleijn Wassink op zijn kamp gesprongen zijnde, en het zaat van deselven benadeelt door het afvreeten van de garven, door onpartijdigen de schade begroot is op twee ducaten, dat in der minne daarvan geen vergoeding hadde kunnen erlangen, gemelten Kleijn Wassink daartoe van gerigtswegen hadde laten summeeren, dog met geen meerder effect, genecessiteert geweest hadde, denselven op heden daartoe voor deesen gerigte te laten citeren.
Daarop erschenen Barend Kleijn Wassink en verklaarde dat wel niet kon ontkennen dat zijn beesten op de kamp geweest waaren, onderkende dat beesten hadden moeten geschut worden.
In saken van Reijnd Koesenkamp of Kleijn Bleumink, impetrant, op en tegen Barend Kleijn Wassink, ged[aagde]:
Het gerigte ingevolge nieuwer Reglement cap. 1 art. 8 partijen hebbende zodane bannen staan, om over haare differenten gehoort, hierin bestaande, dat de beesten van den ged[aagde] [in] de maand van julij laastleden op het land van den imp[etran]t geweest en zijn zaad bedorven hadden, hetwelk door den imp[etran]t met twee get[uigen] beweesen, en door den ged[aagde] niet ontkent heeft kunnen worden.
Het gerigte, partijen over en weder gehoort, en den weg ten fine van accommodem ent voorgeslagen hebbende, dog tot geen accoort kunnende worden gebragt, doende regt, verklaart den ged[aagde] schuldig en gehouden te zijn om aan den imp[etran]t, wegens het bederven van zijn zaat en daardoor veroorsaakte schade, tot zijne schadeloosstellinge te betalen, eene somma van twee ducaten, denselven daartoe condemnerende bij deesen, alsmede in de kosten deeses, welke gemodereert en gestelt zijn voor den bediende advocaat mr. P.J. Snethlage desselfs salaris, voor kosten van het gerigte, officier en landschrijver met de sommatie en content van citatie 4 gul[den] 6 st[uijve]rs, ceurnooten 2 gul[den] 16 st[uijver]s, bode 14 st[uijver]s, te samen voor het gerigte 7 gul[den] 16 st[uijver]s, reserverende aan den ged[aagde] om zijn actie te institueren tegen den geenen over wiens vrogt de beesten gekomen zijn.
Aldus gedaan en gepronuntieert in judicio op den 14 october 1783 des voordemiddags om twaalf uur.[w.g.]
L.A. Willinck,richter
Gerigtsl[uijden H. Langel
D.W. Becking[in de marge:]
4-0-
4-6-
2-16
0-14
10-10
22-6
ECAL
Toegangsnummer : 3021
Inventarisnummer : 891-51/53Op den 7 julij 1797 des avonds om half negen
Coram judicus D.W. Becking en Garrit Jan OnstenkCompareerde Hendrik Jan Schieven, weduwnaar wijlen Grietjen Hendriks Stenderink, te kennen gevende dat voornemens was wederom te trouwen, versogte dat over zijne twee minderjarige kinderen, met namen Gerrit, oud seven jaar [en] Henders, oud vijf jaar, bij voorn[oemde] zijne ehevrouw in ehe verwekt, tot momberen mogten worden aangestelt de persoonen van Jan Groot Wassink en Evert Smeenk, en teffens gelast de momberschap op zig te neemen.
- ’t Gerigte stelt tot momberen over opgemelte onmondigen, met en neffens de stiefbestevader Hendrik Tiotink als bloedmomber, de persoonen van Jan Groot Wassink en Evert Smeenk.
- Welke daarop in judicio zijn erscheenen en hebben deese haare momberschap bij handtastinge aangenoomen, en daarbij aanbelooft zig als momberen na landrechte te gedragen, voorts verburget met haare persoonen en goederen als na rechten.Compareerde Hendrik Jan Schieven, weduwnaar wijlen Grietjen Hendriks Stenderink ter eenre, voorts Hendrik Tiotink, Jan Groot Wassink en Evert Smeenk, den eersten als bloedmomber en de beijde laasten als gerigtelijk aangestelde momberen over de twee minderjarige kinderen van den eersten comparant bij gemelte zijne ehevrouw in ehe verwekt, ter anderen zijden, en bekenden ten overstaan van deesen gerichte te hebben ingegaan en gecelebreert dit erfmagescheijd en acte van / divisie om te strekken tot een scheijdinge tusschen den eersten comparant en zijne minderjarige kinderen volgender wijse:
Dat aanvankelijk uijten exhibitie van staat en inventaris gebleken is dat in deesen boedel aanweesig is:
- Een katerstede Kleijn Bleumink gen[oem]t, bestaande in huijs, hof, bouw- en weideland onder Hengelo, boerschap Varsel gelegen.
- De gerede goederen bestaande in levendige have en vhee, gesaaij in en op het land, mest en mestregt, inboedel des huijses, zoals die op den inventaris getaxeert en gespecificeert zijn op eene somma van 471 guld[en].
- Daarentegen de schulden zig in den boedel bevindende bedragen eene somma van 650-14-0.
Zo is daaromtrent geconditioneert dat de boven gespecificeerde ongerede goederen tusschen den vader en zijne kinderen onverdeelt en in gemeenschap zal blijven. En terwijl de schulden zig meerder bedragen als de getaxeerde gerede goederen, en na het overlijden van den eersten comparant zijn ehevrouw een kind overleden is, zo moeten zijne twee kinderen tot de schulden betalen de somma van 59-18-0.
Zijnde wijders geconditioneert dat den eersten comparant deese zijne minderjarige kinderen behoorlijk zal onderhouden in kost en kledinge, laaten leeren leesen en schrijven, en aan zijn dogter, wanneer te trouwen komt of haar mondige jaaren bereijkt heeft, te geven een ordentelijk linnen bedde met zijn toebehooren, daarin twintig pond veeren, blijvende de moeders kast en klederen volgens notitie op den inventaris voor de kinderen alleen, waarvan den eerste comp[aran]t voor zijn overleden kind een derde portie is competerende. En wanneer het gebeurde dat een van de kinderen voor zijne mondige jaaren komt te sterven blijft de vader desselfs erfgenaam, dog weesen geworden zijnde, en zonder wettige descendenten komende te overlijden, (st)erft het eene kind op het ander.Waarmede partijen condividenten van den anderen zijn gescheijden en gedeelt, alles onder verbant en submissie als na rechten, hebben de comparanten hierop gestipuleert.
[w.g.]
D.W. Becking
G.J. OnstenkPdf Boedelinventarislijst van de goederen op Klein Bleumink (transcriptie Sikke Postma)
1832 Uitsneden uit de memorie van successie van Hendrik Jan Schieven waarin de percelen worden
vermeld zoals die destijds bij de boerderij behoorden. Bron Gelders Archief.
1862 Uitsnede uit de memorie van successie van Grietjen (Moll-)Schieven met vermelding van de
onroerende goederen. Bron Gelders Archief.
1932-8-29 Bron Zutphensche Courant.
Bron onbekend.