Varsselseweg 45, Mennink - Overige vermeldingen en Bijlagen

  • Vermelding in het Boerderij- en Veldnamenboek Hengelo:

    kaart 16A1

  • Leenaktenboeken van het Vorstendom Gelre en Graafschap Zutphen (vanaf 1326):

     

    Een goet geheiten Menninck met allen sijnen in- ende tobehoor, in der graeffschap Zutphen, in den kerspel van Hengel ende in der buyrschap van Versel gelegen, van der eygenhoricheyt vrijgecoft ende te leen entfangen tot Zutphenschen rechten bij Gerrit Menninck, 15 Junii 1534.

    Idem vernijt eedt, 23 Sept. 1538, 8 Julii 1544, 22 Maii 1556.

    Wolter Menninck, erve sijnes vaders Gerrits, 9 Jan. 1561.

    Idem vernijt eedt, 7 Oct. 1581.

    Evert van Beinhum ende Henricksken Wissincks, eheluyden, bij opdragt hares ooms Wolters voorn, beleent sijnde, beloven hem sijn leven t'onderholden, sijn nicht Willemken van Bramelt een jaer na sijn doot uut te richten 400 gl., sijn nicht Truken van Mekeren, Everts moder, 2 jaren na sijn doot 300 gl., sijn nicht Gerriken van Bramelt 3 jaren na sijn doot 150 ende haer kint ofte kinderen, dan levende, 150 gl., 30 Martii 1614.

    Henricksken Wissincks, nu huysfrou Johan Keesmans, met hare onmundige vijff kinderen beleent met een goet geheiten Menninck met allen sijnen in- ende tobe hoor, in der graeffschap Zutphen, in den kerspel van Hengel, in der buerschap van Versel gelegen, haer halff toecomende ende halff haren vijff kinderen van haren vader, wijlen Evert van Beinhum, angestorven, 3 Aprilis 1619.

    Henrick van Paderborn ende Niesken van Aldekercken, echteluyden, bij opdragt van Henricksken voorn, beleent met de helft, 2 Oct. 1619.

    Johan Keesman ende Henricksken Wissincks, echteluyden, bij opdragt van Marcus Huberts ende Thonis Geertzen als momberen der vijff kinderen Everts van Beinum beleent met d'ander helft van een goet geheiten Menninck met allen sijnen in- ende tobehoor, hen van haren vader voorn, anbestorven, 19 Sept. 1621.

    Henrick van Paderborn ende Niesken van Aldekercken, echteluyden, by opdragt Johan Keesmans beleent met de tweede helft om voortan tsamen voor één leen te holden, 6 Junii 1623.

    Joachim van Paterborn, erve sijnnes broeders Henricks, beleent mettet alinge leen, 24 Febr. 1637.

    Joost Brugginck ende Dersken van Ahuys, echteluyden, bij transport Joachims van Paterborn, 2 Jan. 1640.

    Dersken van Ahuys beleent, 26 Julii 1653.

    Christophel Brugginck, erve sijnnes grootmoeders Dersken, beleent, 21 Jan. 1682.

    Idem tugtigt sijn vrou ende maekt hetselve deilbaer onder sijn kinderen voor de eerste reise, 6 Junii 1695.

    Joost Bruggink, onmundig, erfgenaem sijns vaders Christoffel, beleent door sijn moeder Fenneke Postruyters, 3 Aug. 1700.

    Gerhard Bruggink, erfgenaem sijns broeders Joost, beleent, 14 Aug. 1721.

    Hendrik Wagemoet en Geertruid Bruggink, echteluyden, laten approberen het maeggescheid, opgerigt den 23 April 1721 over den boedel van Joost Bruggink, haer swager en broeder, tussen haer en haer swager Gerhard Bruggink, waerbij Geertruid Bruggink de helft deses leens is toegedeelt, 10 Mey 1723.

    Christoffel Bruggink laat approberen en registreren 't magescheid van 18 Aug. 1762 en sig uyt dien hoofde en als erfgenaam sijns vaders Gerhard beleenen, 25 Aug. 1762.

    Idem draagt dit leen op aan Johannes Coopsen, die daar weder mede beleend is, eodem die. Bernhardus Lubbertus Coopsen na dode sijns vaders Johannes beleend, 15 April 1767.

    Margaretha Maria Smits, weduwe Mr. Johannes Coopsen, naa overlijden van haar soon Mr. Bernhardus Lubbertus Coopsen en als successeurse feudaal beleend, 17 Junii 1786.

    Petronella Andræa Coopsen laat registreren een copie uyt het magescheyd, 17 Nov. 1794 over den boedel van Johannes Coopsen en Margaretha Maria Smits, in leven eheluyden, opgerigt, waarbij aan haar de eene helfte, aan Pieter in de Betou en M.A. Piper, eheluyden, de andere helfte deses leens was toe- en aanbedeeld, 20 Junii 1795.

    Deselve laat registreren een gerigtelijk transport, 6 Junii 1795 door P. in de Betou en M. A. Piper, eheluyden voorn., van haarl. helfte in dit leen ten haren behoeve gedaan, eodem die.


  • Rekening v. ontvangst van Pondschatting 1499: 1499: 'Wolter Menninck 2' / 1500: 'Menninck 1 [gulden] 3 [ort]'
  • Verpondingsregisters in 't Rigterambt Hengelo (tussen 1576-1656):

     

     

    1576: ‘Menninck vi g:’

    1612: ‘5 gl: 15 st: Menninck 4 — 15’

    1616: ‘Menninck 5─15’

    1629: ‘13─4─8 Menninck met Menninx cloot 11─0─’

    1650: ‘Menninck, Brugginck, Joort (eigenaar), Lubbert (bouwman), 126-11-9 (gulden, stuiver en penning)

    1656: ‘Mennink Joost Bruggink 23 - 2 – 0’


  • Verbalen uitzetting capitale- of hoofdschatting 1654:

    'Lubbert op Menninck/ Henderssken sijn huesfre:/ Die dochter Geessken out 17 jaeren/ d’eene soene Jan 14 d’andere Arendt 13'

  • Monsterrollen 1665: 'Menninck'
  • Weerbare mannen 1784: ‘Mennink 1 [man] , 2 [knegts] Jan Starink, Garrit Derksen’
  • Bijlagen:

    Bouwvergunningen

    Bouwvergunningen. Bron ECAL. 


    1926 'Vergunning tot het bouwen van een meststal':

    Dsc02716

    Dsc02716

    Dsc02716

    Bron ECAL.


    1956 'Vergunning tot het verbouwen van een woonhuis':

    Dsc02709

    Dsc02709

    Dsc02709

    Bron ECAL. 


    2005 4 verbouwing

    2005 4 verbouwing

    2005 Bron privécollectie. Kopie H. Schuppers-Demming.

     

     

     

Laatst aangepast op maandag 08 april 2019 19:47