Weeninkweg 4, Klein Besselink - Akten, Verhalen en Gebeurtenissen
-
Akten, verhalen en gebeurtenissen:
ORA 0217-661
Transcriptie J.D. Lettink en S. Postma
(in de marge: Opdragt van het erve en goed Besselink onder Hengelo het eerste parceel geregistreerd)
Op den 1 november 1800
Des avonds half tien uuren
Coram Herman Becking tijdelijk gesubstitueerd officier.
Gerichtsluiden Willem Reints en Teunis Groenevelt.
Compareerde Caspar Anthony Lucas Exalto d’Almaras predicant in ’t Nijbroek voor hem selven en voorts in qualiteit als volmagtiger van deszelfs broeders M[arius] T[heodorus] H[endrik] Exalto d’Almaras predicant in de Ooy en A[dam] H[uijgen] Exalto d’Almaras predicant te Beek kragt volmagt voor W[ille]m De Haan richter van Beek en W. van Roggen en J. Philipsen schepenen aldaar op den 9 julij l[aatst]l[eden] gepasseerd, wijders in qualiteit als gevolmagtigde van deszelfs schoonbroeder en zuster Nicolaas Lobrij en H[enrica] A[lijda] A[gnieta] Exalto d’Almaras ehelieden, vermogens volgmagt in dato den 1sten februarij jongstleden gepasseerd voor Gerrit van den Jagt, Theodorus Schermer en Pieter Smit van Gelder schepenen in de Banne Westzaan en dan nog als volmagtiger van J[ohanna] G[eertruid] A[rendina] J[acoba] Exalto d’Almaras zuster van comparant, gesepareert huijsvrouw van Gerardus Telhuijs, kragt volmagt gepasseerd op den 3 febr[uarij] jongstleden, voor schepenen van Stavenisse, aan dewelke, volgens deselven verklaaring in die volmagt van de acte van separatie in dato den 21 november 1798 voor schepenen van Poortvliet verleend en gepasseerd, gebleeken was, en nog als geconstitueerde volmagtiger van Maria Willemina Agatha Exalto d’Almaras, ook zuster van den comparant luijd volmagt, op den 24 junij l[aatst]l[eden] in den ambte van Apeldoorn voor leden van ‘t gemeente bestuur en ambts secretaris aldaar gepasseerd. Dan nog als volmagtiger van vrouwe S[usanna] J[acoba] (Ommeling) Omeling ehevrouwe van welgemelden predicant M.T.H. Exalto d’Almaras kragt volmagt op den 29 october 1800 voor Wm de Haan richter van Beek en W. van Roggen en J. Philipsen schepenen aldaar gepasseerd zijnde alle de hier voor geallegeerde volmagten alhier in judicio vertoond en verleden.
En erscheen tevens Anna Augusta Eliesabeth Exalto d’Almaras in desen geadsisteerd met haaren broeder den mede comparant aan ’t hoofd deses vermeld, als rechtens. Verklaarende de comparanten kragt en mits desen te cedeeren en te transporteeren op- en over te dragen, aan en ten erflijken behoeve van Derk Muller en deszelfs ehevrouw van het erve en goed Klijn Besselink (in de marge: den 40sten penn[ing] is bet[aald] met f 64=14=12 l.q.) voorste perceel, bestaande in huijs, zaatberg en schaapschot, hofland en bouwkamp bij huijs, zoo als bij den tegenwoordigen pagter in pagt is, en op de garve gebouwd word, met bijbehoorend houtgewas en boo[m]gaard regt op en aan den brink of gemeente in ’t quartier van Zutphen onder Hengelo gelegen en zulks voor onbezwaard met gevestigt capitaal of capitaalen dog belast met verpondinge ordinairis ad agt gulden en vijf stuijver, aan schepel tiend, twee schepel en een spint rogge, drie schepel en drie spint boekweijte alle Doesborgse maat bloedtiend, om ’t andere jaar een hoen of anderhalve stuijver, van elk kalf een halve stuijver, en van elk veulen soo als de bouwman segt …… dog verkooperen kunnen niet anders nagaan, als maar van eenen stuijver, een bosjen ongebraakt vlas een stuijver voor de vuurkoelen, thinds aan de land rentmeester ’s jaars 4 gulden en 4 stuijver, overigs met deszelfs lusten en lasten, rechten en gerechtigheeden so als daar toe met recht gehooren sig zelfs en denselven erven en den eersten comparant sijne constituanten en erven van dit verkogte en getransporteerd wordende parceel ten eenenmaal ontregtigende en ontgoedende, en gem[elde] cessionarissen daar mede beregtigende en beërvende, whar en wharschap aan deselve belovende, als erfkoops recht is.
En heeft den eersten comparant pro se et p[ro] q[uo] en ook de laastgem[elde] comparante hier op handtastinge gedaan.
1834 Uitsnede uit de memorie van successie van Dirk Muller, weduwnaar van Theodora Planten:
“Het Erve Klein Besselink genaamd op het Gooij ond[er] Hengelo tusschen gronden van Berkes, Weenink, Klein Ess[elink] en andere gelegen, bestaande in een huis en erve met een hof, bouw en and[e]r grond zomede een akkermaalbosch het Schoolmeestersbosch genoemd en een wei het Vogelenslag tezamen groot 5 bunder 82 roeden 64 ellen.”
__________________________________________________________________________________________________
ORA 0217-642
Op den 27 9br.[november] 1697
Coram d’hr. H[enric] v[an] Essen pro tempore stadholder. Gerichtsluiden Jacob Stennekes en Albertus Ribbers
Erschenen Willem Gerritsen, en bekande voor hem en sijnen erven, wegens voorgestrekte penn[ingen] wel en deugdelik schuldig te zijn, aan Henrik Janssen, desselfs huijsvrouw Tonnisken Theunissen en haaren erven, de som[m]a van een honderd en vijftig Car[o]l[us] gulden, belovende deselve jaarliks en alle jaar te verinteressen tegens vier per cento, waar van het eerste jaar renthe sal verschenen zijn a dato deses over een jaar, en soo vervolglik ter aflosse toe, dewelke van beijden zijden en ten allen tijden sal mogen en moeten geschieden, wanneer sulks een vierendeel jaar voor den verschijnsdag gedenuntieerd zij, voor welke voorschr[even] som[m]a interesse, zampt onvermoedelik daarom te doene kosten comp[aran]t verbind sijn persoon en goederen en in spæcie desselfs aanpart aan ’t erf en goed Kleijn-Besselink genaamd, onder desen h[oog] ed[elen] landdrosten-ampte, carspel Hengelo gelegen (waarvan den rentheffer de jaarlixe vruchten in plaats van d’interesse sal mogen trekken, sonder van den overschot, of ’t geene daar aan te kort mochte komen iets te behoeven uijt te keeren, of in te brengen) om in val nood sig daar aan allerdings kost- en schadeloos te konnen en mogen verhalen. S.A.L.
in de marge:
Op den 20 maij 1704
Coram de hr. Henr[ik] Van Essen, stadtholder
Gerichtsl[uiden] Joh[an] Andr[ies] Hecking, lands[chrijve]r en Willem Geelkerken
Erschenen Henric Janssen de rato cavirende voor sijn huijsvrou. Ende bekande van neffenstaende 150 g[u]l[de]n capitael met die intere[ss]e van dien voldaen en betaelt te zijn, kunnende oversulx lijden dat de acte alhier ter prothecolle en register worde geroijeert en geannuleert, gelijk sulx geschiet bij desen. S.A.L.
In kennisse van mij Joh[an] Andr[ies] Hecking, l[and]s[chrijve]r