Koesemanweg 1, Koeseman - Akten, Verhalen en Gebeurtenissen
-
Akten, verhalen en gebeurtenissen:
1752 Uitsnede uit een akte (Bron ECAL 3021-880):
' 't Gerigte stelt in desen tot momberen Jan Bleumink op den Koesecamp en
Willem Regelink op Kleijne Bleumink welke in den gerigte present hare mombarschap
hebben angenomen trouwelijk te bedienen; en die verburget nae landregten.'
(transcriptie door Sikke Postma)
ECAL
Toegangsnummer : 3021
Inventarisnummer : 889-189/190Op den 14 october 1783 des voordemiddags elf uur
Coram L.A. Willinck, richter
Gerigtsl[uiden] Hendrik Langel en Derk Willem BeckingCompareerde Reijnd Koesenkamp of Kleijn Bleumink, te kennen gevende dat in de maand van julij laastleden de beesten van Kleijn Wassink op zijn kamp gesprongen zijnde, en het zaat van deselven benadeelt door het afvreeten van de garven, door onpartijdigen de schade begroot is op twee ducaten, dat in der minne daarvan geen vergoeding hadde kunnen erlangen, gemelten Kleijn Wassink daartoe van gerigtswegen hadde laten summeeren, dog met geen meerder effect, genecessiteert geweest hadde, denselven op heden daartoe voor deesen gerigte te laten citeren.
Daarop erschenen Barend Kleijn Wassink en verklaarde dat wel niet kon ontkennen dat zijn beesten op de kamp geweest waaren, onderkende dat beesten hadden moeten geschut worden.
In saken van Reijnd Koesenkamp of Kleijn Bleumink, impetrant, op en tegen Barend Kleijn Wassink, ged[aagde]:
Het gerigte ingevolge nieuwer Reglement cap. 1 art. 8 partijen hebbende zodane bannen staan, om over haare differenten gehoort, hierin bestaande, dat de beesten van den ged[aagde] [in] de maand van julij laastleden op het land van den imp[etran]t geweest en zijn zaad bedorven hadden, hetwelk door den imp[etran]t met twee get[uigen] beweesen, en door den ged[aagde] niet ontkent heeft kunnen worden.
Het gerigte, partijen over en weder gehoort, en den weg ten fine van accommodem ent voorgeslagen hebbende, dog tot geen accoort kunnende worden gebragt, doende regt, verklaart den ged[aagde] schuldig en gehouden te zijn om aan den imp[etran]t, wegens het bederven van zijn zaat en daardoor veroorsaakte schade, tot zijne schadeloosstellinge te betalen, eene somma van twee ducaten, denselven daartoe condemnerende bij deesen, alsmede in de kosten deeses, welke gemodereert en gestelt zijn voor den bediende advocaat mr. P.J. Snethlage desselfs salaris, voor kosten van het gerigte, officier en landschrijver met de sommatie en content van citatie 4 gul[den] 6 st[uijve]rs, ceurnooten 2 gul[den] 16 st[uijver]s, bode 14 st[uijver]s, te samen voor het gerigte 7 gul[den] 16 st[uijver]s, reserverende aan den ged[aagde] om zijn actie te institueren tegen den geenen over wiens vrogt de beesten gekomen zijn.
Aldus gedaan en gepronuntieert in judicio op den 14 october 1783 des voordemiddags om twaalf uur.[w.g.]
L.A. Willinck,richter
Gerigtsl[uijden H. Langel
D.W. Becking[in de marge:]
4-0-
4-6-
2-16
0-14
10-10
22-6
1890 Uitsnede uit de memorie van successie van Willem Groot Roessink met de perceelnummers
zoals die destijds bij de boerderij behoorden. Bron Gelders Archief.
1934-6-15 Herbouw boerderij.
Kopie H. Schuppers-Demming.