Banninkstraat 44, De Stroet - Akten, Verhalen en Gebeurtenissen
-
Akten, verhalen en gebeurtenissen:
Uit 'Schatten uit het Historisch Verleden van Hengelo (Gld)' door Marian Kruijt Boekenlijst
Eeuwig voor de duivel
ECAL 3021 - 890
Hengelo, den 8. October 1791, des voordemiddagsDerk Kleijn Jebbink, ongeveer 70 jaar oud, verklaarde op verzoek van justitie dat hij op maandag 26 september jl. de dode boer Meijntink heeft helpen 'overluiden'120, samen met andere 'noabers'. Ze zijn met zijn allen naar het huis van brouwer Garrit Langel getogen voor een drankje. Toen Derk op het punt stond om naar huis te gaan, zag hij dat Garrit Langel vanaf de deele in de keuken kwam en zonder iets te zeggen Sweer van de Stroet bij de kladden greep en op de grond gooide. Omdat Derk een oud man was wilde hij daar niets mee te maken hebben en is vlug de deur uitgegaan. Hij weet niet wat de oorzaak van de ruzie is geweest, en hij heeft ook niet gehoord wat Sweer aan de vrouw van Garrit Langel had gezegd. Derk zei verder: "dat zij wel samen gepraat hebben dog weet niet wat het geweest is, zijnde dien Sweer dronken en boven zijn drank geweest".
Willem Horstink vertelde hetzelfde verhaal, hijzelf is 50 jaar oud, en Garrit Steenbreker, een jonge man van ongeveer 17 jaar waren allebei aanwezig bij het overluiden van boer Meijntink en hebben later een drankje gedronken bij de brouwer thuis. Willem merkte op: "als dan hij wel gesien heeft Sweer en de brouwers vrouw met malkanderen in discours waaren zonder dat hij gehoort heeft wat of waar over dit was". Garrit zag op zijn beurt dat de brouwer ‘Sweer aanvatte en voor de grond gooijde’ maar geen van beiden wist de aanleiding tot de ruzie.
Vervolgens verscheen Berend Hesselink, ongeveer 20 jaar, en hij verklaarde dat hij samen met Derk Bleumink, Derk Kleijn Jebbink, Garrit Jan de zoon van Jan Gosens, Garrit de zoon van Berend Steenbreker, Hendrik Niesink, Jan Kuijpers, Willem Horstink, Hendrik Besselink en Sweer van de Stroet aanwezig waren bij het overluiden van boer Garret Meijntink, dat zij daarna bij brouwer Garrit Langel thuis een grote hoeveelheid jenever achterover hadden geslagen, dat ook velen van hen ‘boven de drank waren’. Berend wist te vertellen dat Sweer tegen de vrouw van de brouwer gezegd zou hebben dat zij een afvallige van haar geloof was en om die reden ‘eeuwig voor den duijvel was’ waarop vrouw Langel gezegd zou hebben: “Ik ben zo goed als gij’ om vervolgens in huilen uit te barsten. Toen de brouwer Sweer stevig aanpakte is Berend zo snel mogelijk vertrokken, omdat hij er verder niets mee te maken wilde hebben.
Ook de dienstmeijd van de familie Langel, Harmina Nagtegaal, 23 jaar oud en woonachtig bij de brouwer, zei wel te weten dat er ruzie was ontstaan, maar dat ze niets gehoord had omdat zij achter bij de put bezig was. Er was groot tumult in de keuken en zij begreep dat vrouw Langel het middelpunt van de ruzie was. Zij hoorde Sweer nog wel zeggen: "Ieder moet zijn zaken weeten, ik het mijne en gij het uwe". Toen de ruzie aan de gang was had zij ook gezien dat voor het huis een manspersoon stond die de brouwer opzij duwde en dat de brouwer zei: "Blijf van mijn lijf af, ik wil uw niet bij het huijs hebben". Ook wist zij te vertellen dat Hendrik Besselink een mes in de hand had gehad, maar verder heeft zij niets meer gehoord of gezien. Tot slot kwam Grada ten Barnem, oud 28 jaar, aan het woord. Zij heeft alleen gehoord ‘als dat er een ijselijk leven aan de brouwers huijs was’. Toen zij het huis binnenkwam stond Sweer van de Stroet vreselijk aan te vloeken. De vrouw van de brouwer stond tussen de aanwezigen met een klein kind op haar arm en Grada heeft dat kind van haar overgenomen en is daarmee naar buiten gegaan. Nadat de verklaringen waren voorgelezen aan de getuigen, hebben allen met handoplegging verklaard dat zij de waarheid hebben gesproken.
1832 Uitsnede uit de memorie van successie van Jan Garritsen. Bron Gelders Archief.
'3e. Dat in gemelde nalatenschap geene andere onroerdende goederen gevonden worden dan:
a. De onverdeelde helft van een huis gemerkt no. 229 met een daaraan gelegen hof, staande
en gelegen in de buurschap Bekveld, gemeente Hengelo.
b. De onverdeelde helft van een stuk bouwland groot voor het geheel 31 roeden en 50 ellen.'
1845 Successieaangifte van Gerarda Garritsen (transcriptie door Sikke Postma)
1848 Uitsneden uit de memorie van successie van Willemina Mentink. Bron Gelders Archief.
1937 Bron Graafschapbode.
2019-6-18 Bron Contact.