Hengelosestraat 6aa, Berkens - Akten, Verhalen en Gebeurtenissen

  • Akten, verhalen en gebeurtenissen:

     

    (transcripties Sikke Postma)

    ORA 876 (1757-1776) 

    Op den 12 september 1770 ‘s middags om half een uur
    Coram L.A. Willinck, richter
    Gerigtslu[ijden] Garrit Voet en Jan Sarink

    Compareerde Derk Jan Cremer als last hebbende en conjuncta persona en zoon van desselfs vader de heer burgem[eeste]r Johan Cremer, voorts A. Rensen Winoldi, te kennen gevende hoe dat den eersten comp[aran]t q.p. van den bouman op de Berkerije Garrit Weetink en desselfs huijsvrouw Garritjen Bisschop te pretendeeren heeft het geheele jaar pagt met Martini 1767 verscheenen van het goed de Berkerije ter somma van f 125-0-0 volgens
    pagtcedul daarvan opgerigt en per copiam hierbij sub. A. en accoord over de agterstendige diensten, kluijn en hoenders ad f 34-16-0, uijtmakende te samen f 159-16-0. En den tweeden comp[aran]t aan wien gemelte plaets ten huwelijk is mede gegeven en alnu eijgenaar, de jaaren pagt met Martini 1768 en 1769 verscheenen ieder ad 125-0-0, dus f 250-0-0, neffens ieder jaar twee voerdiensten, twee voer kluijn of voor ieder twee guldens aan geld en ses paar jonge haanen of voor ieder agt st[uive]rs, alles conform de pagtcedule hierbij als vooren sub. A. Dat wel door tweeden comp[aran]t hierop in minderinge is ontfangen in verscheijden reijsen eene s[omm]a van hondert agt guldens neffens 10 haanen en een voer kluijn, maar dat den tweeden comp[aran]t so weijnig als den eersten comp[aran]t q.p. verder geen voldoeninge van de resterende penn[ingen] in der minne siet te erlangen en daar en booven nog ontwaar geworden is dat zedert ’t jaar 1765 en dus in ses jaar, ’t jaar 1770 mede gerekent, geen tiendsaet of zoo genaemde uijtgang van rogge betaelt is, waarover wort aangesprooken, uijtwijsens de missive van d’ heer Lamsweerde hierbij sub. B Waarom de comp[aran]ten zig genootdrongen vinden, om niet van ’t haare verstooken te worden, efficatieuser middelen reghtens bij de hand te neemen, en bij deesen te versoeken om.m. via ac forma juris peijndinge op en aan alle de gerede goederen den bouwman op de Berkerije Garrit Weetink en desselfs huijsvrouw Garritjen Bisschop toestendig als imboedel des huijses, levendige have bestaende in paarden, beesten, varkens en verder vhee, gedorst en ongedorst koorn zo in huijs als op het land, bouwgereetschap en in genere op alles wat onder het gerede maar eenigsints mag worden gecomprehendeert, ten eijnde om door middel vandien te obtineeren voldoeninge van voors[chreven] agterstand ad vier hondert agt gulden 12 s[tuiver] 2 p[enningen].

    Alles tamen salvo calculo et omni probabili soluto deducto mitsgaders mede voor’t terugstendige tiendsaet, ’t schepel gerekent tegens marktgang en verpondinge ten laste van den bouwman staande te betaelen.

    Tweeden comp[aran]t doende mede in vine assecurationis et preferentis peijndinge voor ’t jaar pagt, ’t welke tegens Martini deeses jaars 1770 sal verscheijnen alles salvo tamen regressie teegens de borge Teunis Weetink
    met wijder versoek van wethe en insinuatie deeser cum documentis sub. A. en B. aan de bepeijndetens, voorts, dat in conformati van den 46 art[ikel] N R de goederen der debiteuren bij insinuatie deeser in secure bewaring mooge genoomen worden en dat deselve bij geen voldoeninge af genoegsame verburginge binnen twee dagen na insinuatie deeses mogen opgehaelt en op aanstaende maandag na voorgaande publicatie ter plaetse daar sulx gehoort in het openbaar verkogt, alles onder beding van relatie pro ut moris juris ac styli de expensacum protestando, salvis.

    Fiat ter fine als versogt en sal na geen voldoeninge of genoegsame verburging de goeder ten huijse van bepeijndete worden opgehaelt en aanstaande maandag na voorgaande publicatie verkogt.


     

    ORA 876 (1757-1776)

    Op den 17 september 1770
    Coram L.A. Willinck, richter
    Gerigtslu[ijden] de heer D. Noteboom en Evert Ditzel

    Compareerde Derk Jan Cremer, richter des ampts Dotinchem, in q[ua[l[itei]t als volmagtiger van desselfs heer vader den heer en mr. J. Cremer, burgemeester der stad Dotinchem, alsmede van desselfs swager, de heer A. Renssen Winaldi, zijnde den eersten geweest eijgenaar en den tweeden thans posseseur van het goed de Berkerije en versogte, dat alnu, ingevolge gedaane peijndinge en daarop gevolgde ophalinge van pandens uijtwijsens de gemelte acte en daarop ergaane gerigts decreet de dato 12 september gepasseert, met de werkelijke distractie der gerede goederen mag worden voortgevaren onder wel expresse reserve van des comp[aran]ts p.p. regt op het gesaeij en mestregt, voorts zijn actie tegens den borg Teunis Weetink bij aldien aan deese gerede goederen mogte te kort schieten sig daar aan kost- en schadeloos te kunnen en moogen verhaalen, protesterende nogmaals van deese en verdere kosten. Salvis.

    Fiat distractie ten fine als versogt.

    Waarop na opentlijke voorlesinge der conditiën met de executive verkoopinge deeser gerede goederen voortgevaaren zijnde en

    daar van gemaakt                                                       337-5-0
    mestregt, spurrien, gesaeij en elshoud                           87-0-0
                                                                                     424-5-0

    Hiervan afgetrokken de gerigtsjura ad              63-0-0
    Salaris van de heer Cremer als bediende          26-1-0
    Aan Joosten als pagter van de middelen           40-0-0
                                                                                     129-1-0
    Dit aan den executant betaalt                                       295-4-0


     

    ORA 876 (1757-1776)

    Op den 1 october 1770
    Coram L.A. Willinck, richter
    Gerigtslu[ijden] de heer D. Noteboom en Evert Ditzel

    Compareerde mr. A.J. Aberson, volmagtiger van L.A. Joosten, en gaf te kennen, hoe dat [hij] in ervaringe is gekoomen dat de gerede goederen van Garrit Weetink op de Berkerije reets eenigen tijd gerigtelijk voor de schulden zijn verkogt. 

    Dat des comp[aran]ts principaal wegens middelen, hoofd- en paardegeld van deselve te pretendeeren heeft eene somma van 42 gulden 14 s[tuive]rs vermoogens rekeninge hierbij gevoegt sub. A. en waarbij komt te blijken dat die verakkordeerde middelen zijn verscheenen in de jaaren 1769 en 1770, en dus gevolglijk voor andere crediteuren geprefereert. 

    Weshalven den comp[aran]t zijn wettige preferentie is allegueerende, mits deesen in nun assecurationis de preferentis bester gestalte reghtens versogte en deede peijndinge en affectatie op en aan de penn[ingen] die bij geregtelijke executie en verkoopinge der gerede goederen van den boer op de Berkerije als voors[chreven] proveneerende bij den heer officier deeses richterampts Hengelo reets mogten zijn gebeurt of alnog staan gebeurt te worden, ten eijnde om door middel van dien preferentie en voldoeninge omtrent opgemelte middelen, hoofd- en paardegeld te erlangen als reghtens met bijgevoegde interdictie om zig des aangaande geene penn[ingen] weerloos te maaken sub poena uris.

    Den comp[aran]t peijnd meede voor alle kosten en schaden met recht, met beding van insinuatie en relatie om te strekken als na rechten sub quibes cumque. Salvis 

    Fiat ter fine als versogt.

    Derk Wassink onderrichter des ampts Hengelo relateert op sijnen eed de wethe deeser acte na behooren heeft geinsinueert. Actum Hengelo den 3 october 1770.


     

    ORA 876 (1757-1776)

    Op den 8 februarij 1772
    Coram L.A. Willinck, richter
    Gerigtslu[ijden] Albert Eggink en Derk Wassink

    Compareerde Garrit Weetink op de Berkerije voor sig selven en de rato caverende voor sijn absente huijsvrouw Garritjen Hendriks en bekenden ontvangen te hebben in de maand meij van den gepasseerden jaare 1771 van desselfs dogter Berendina Weetink, thans voor meijd bij de wed[uw]e Daris woonende, een grijs munkelde twee jaarige vierse om deselve in de melk te houden onder belofte om so lange deselve heeft, ordentelijk op te passen en te voeren, de kalveren die daar van koomen mede voor desselfs dogter aantevoeren, zonder dat den comp[aran]t aan die koe of kalveren die daar van koomen eenig regt van eijgendom kan pretendeeren te hebben, maar die altoos op requisitie van gemelte zijne dogter wederom aan deselve vrij, zonder eenig voergeld hoe genaamt te eijsschen, wil overgeven. Dit alles in judicis bij handtastinge aannemende, versoekende hiervan prothocollatie ten fine en effecte reghtens.

    Stipulatis facta est.

     

Laatst aangepast op vrijdag 23 maart 2018 21:29