Baaksevoetpad 3, De Koppele - Akten, Verhalen en Gebeurtenissen

  • Akten, verhalen en gebeurtenissen:

     


    NL AhGldA 0848 13 0001  

    1487 GA 0848 13 Koppelen
    1490 Bron Gelders Archief 0848-13. Kopie S. Postma.


     

    pdfPDF 1762 Staet en inventaris alsmede momberstellinge en magescheijd van Garrit Eggink op de Coppele   
    (transcriptie door Sikke Postma)


     

     pdfPdf 1764 Inventaris van de nagelaten goederen van Gerrit Eggink op de Coppele geëxhibeert door desselfs wed[uw]e Janna Naefs    (transcriptie door Sikke Postma)

     


     

    (transcripties door Sikke Postma)

    ECAL
    Toegangsnummer          : 3021
    Inventarisnummer         :   891

    (34, 35)
    Aan de municipaliteit des ampte Hengelo.

    Geven reverentelijk te kennen Derk en Jan Koppelman, voorts H. Agterkamp, als in huwelijk hebbende Garritjen Koppelman, dat hunlieder vader en schoonvader respective, met name Hendrik Koppelman Kulve, woonagtig onder dezen ampte op de Koppele, sedert lang, maar vooral na de dood van zijn vrouw, zich zodanig in den drank te buiten gaat, en ten gevolge van dien aan so veel dwasen en schadelijken handel blootsteld, dat hij, wanneer daar in niet spoedig word voorsien, seer schielijk al het sijne zal verteerd en verkwist hebben.
    Dat dit gedrag van denzelven aan een ieder onder dit ampt genoeg bekend is, en daarvan nog nader blijken kan uit de bijgevoegde judiciele verklaring van drie van deszelfs naburen Willem Ronneboom, den bouwman op Doekelenborg Hendrik Maalderink op Klein Brunderink en Albert Berendsen op de Stroete Jan Rietman op Velderhof.
    Weshalven de supplianten zich in de onaangename noodzakelijkheid bevinden, om dit ter kennis van u, als het gericht van dit ampt tans constituerende, te brengen, en op dat gezeide haar vader nog so veel mogelijk bij goed en in staat blijve, en daardoor tevens voorgekomen worde dat hij niet ten laste van de sijnen of van den armenstaat gerake, hiermede te versoeken:
    Dat overeenkomstig de dispositie van rechten, en speciaal van het stadrecht van Zutphen, titel 29 artikel 8, denzelven ten aanzien van sijn persoon en goederen moge worden gesteld onder curatele van twee daartoe geschikte personen, daartoe voorslaande Garrit Ditsel en Garrit Langel, en zulks tot tijd en wijle hij zich wederom so wijslijk kome te gedragen, dat hij dezelve niet meer behoeve, en dat daarvan behoorlijke publicatie tot een ieders naricht moge geschieden ten effecte rechtens.

    Dit doende,
    [w.g.]
    Derk te Koppelman
    Jan te Koppelman
    Hendrikus Agterkamp


    [In de marge:]

    Exhibeert den 29 september 1797

    De municipaliteit van Hengelo gesien hebbende de requeste van Derk en Jan Koppelman, voorts van Hendrikus Agterkamp in huwelijk hebbende Garritjen Koppelman, met het versoek daarbij gedaan, heeft goedgevonden hetselve te stellen in handen van meesters A. Francken en B.G. Plegher om den gerichte te dienen van advijs.
    Actum in judicis den 29 september 1797, ter ordonnantie van deselve
    [w.g.]
    Willinck
    Secretaris

    De municipaliteit des ampts Hengelo met advijs van de ondergetekende rechtsgeleerden. Tegenstaande requeste geëxamineert en speciaal gelet hebbende op de bijgevoegde beëedigde verklaringen van drie persoonen, de positiven ter requeste in alle leden en deelen affirmerende, heeft overzulks goed gevonden der supplianten verzoek te accorderen, en ten gevolge van dien den persoon en goederen van Hendrik ten Kulve te stellen onder de curatele van Gerrit Ditzel en Gerrit Langel ten effecte rechtens, en met autorisatie van dezelven om over den persoon en goederen van gezeide H. ten Kulve met communicatie en overleg van gezeide municipaliteit het nodige en vereijschte toeverzicht te neemen, en ten spoedigsten van deeze gedecerneerde curatele de gewoone publicatien te laten vergaan tot een ieders naricht, ten eijnde niemand door eenige handel met denzelven in ongelegentheid of schade gerake, zullende deeze curatele continueeren tot tijd en wijle hij zich wederom zoo wijslijk koome te gedragen dat hij dezelve niet meer zal behoeven.
    Aldus geadviseert te Hengelo den 29 september 1797.
    [w.g.]
    A. Francken
    B.G. Plegher


     

    ECAL
    Toegangsnummer          : 3021
    Inventarisnummer         :   891

    (36, 37)
    Wij Derk Willem Becking en Garrit Jan Onstenk, leden van de municipaliteijt van Hengelo, doen cond en certificeeren bij deesen, dat na voorgaande citatie voor ons gecompareert zijn Willem  Ronneboom, voorts Hendrik Maalderink op Bruijnderink, en Jan Rietman op Velderhof, en verklaarden ter instantie van Derk en Jan Koppelman, voorts van Hendricus Agterkamp, getrouwt aan Garritjen Koppelman, dat zij zijn naburen van Hendrik ten Kulve op de Koppele
    Dat aan hun lieden zeer wel bewust is, dat den selven zich reets lange in den drank heeft te buijten gegaan, dog dat zulks zedert de dood van zijn vrouw is verergert en dagelijks toeneemt. Zodanig dat hij niet meer in staat is om zijn zaken waar te neemen so als het behoort. Dat hij bij gelegentheijd van den drank allerleij schadelijken handel en negotie drijft. En dat hij, soo daarin niet op de eene of andere wijse word voorsien, na hunne gedagten schielijken van het zijne kan afraken en tot armoede vervallen. Bereijd zijnde desen hunne na beste wetenschap afgegeven verklaaringe met eede te sterken. S.A.L.
    Waarop de comparanten bij deese hunne verklaringe persisterende hebben het selve, na voorgaande errinneringe van de straffe des meijneeds, met solemneelen eede tot God Almagtig gesterkt. 
    In oerconde van waarheijd hebben wij deese met opdrukkinge van ons amptszegel en ondertekeninge van den secretaris bekragtigt. Actum Hengelo den 29 september 1797 des voordemiddags om half elf.

    [w.g.]
    L.A. Willinck
    Secretaris

    [Zegel in rode was]


    (38)
    Op vrijdag den 29 september 1797 des voordenmiddags om half elf
    Coram judicus D.W. Becking en Garrit Jan Onstenk

    Erschenen Willem Ronneboom, voorts den bouwman op Dukekelenburg Hendrik Maalderink op Bruunderink en Albert Berendsen op de Stroete Jan Rietman op Velderhof, en verklaarden ter instantie van Derk en Jan Koppelman, voorts van H. Agterkamp, getrouwt aan Garritjen Koppelman, dat zij zijn naburen van Hendrik Koppelman, dat aan hun derhalven zeer wel bewust is dat den zelven zich zedert lange in den drank heeft te buiten gegaan, dog dat zulks zedert de dood van zijn vrouw is verergert en dagelijks toeneemt. Zodanig dat hij niet meer in staat is om zijne zaken waar te nemen so als het behoort. Dat hij bij gelegenheid van den drank allerleij schadelijken handel en negotie drijft. En dat hij, so daarin niet op de eene of andere wijze werd voorzien, na hunne gedagten schielijk van het zijne kan afraken en tot armoede vervallen. Bereid zijnde deze hunne na beste wetenschap afgegeven verklaringe met eede te sterken. S.A.L.

    Waarop de comparanten bij deese haare verklaringe persisterende, na voorgaande errinneringe van de straffe des meijneeds, hetzelve met solemneele eed tot God Almagtig hebben gesterkt.
    [w.g.]
    D.W. Becking
    G.J. Onstenk


     

    ECAL
    Toegangsnummer          : 3021

    Inventarisnummer         :   893

    Op den 5 januarij 1803 agtermiddag 3 uur
    Coram L.A. Willinck, richter
    Gerigtsluiden Garrit Langel en Jan Onstenk

    Compareerde Hendrik ten Kulve, oud twee en sestig jaar, hiertoe van ’s Heerenwegen tot stuur van justitie gecitiert, en verklaarde dat op Hemelvaartsdag van den gepasseerde jaare 1802 des avonds aan het Velderhof (zijnde een herberg onder het Averenk) geseten hebbende en aldaar eenigen drank genuttigt, dat op dien avond om de streek van tusschen tien en elf uuren na huijs toe gaande, gekomen is op de allee tusschen Doekelborg en het Velderhof, twee persoonen bij hem zijn gekoomen, waaraan hij uijt hoofde van de donkerheijd geen kennis had, en daar ook geene beschrijving van kunnende doen, als dat hem voorstaat den eenen iets groter was dan den anderen, dat die beijde persoonen zonder iets te zeggen hem eenige reijsen op en om het hoofd geslagen hebben, zodat hij daarvan beduijselt en in de knien schoot, dat wederom op willende staan, een van die beijde persoonen, zonder dat hij zig verder weet te herinneren of dit den grootsten of den kleijnsten van die twee was, toeschoot en hem met een ruk zijn horologie uijt de sak haalde, dat hij sig daartegen hebbende willen versetten en zijn horologie weerom wilde hebben, wederom eenige klappen kreeg, en daarop die beijde persoonen zonder iets te zeggen of te spreken uijt zijn gesigt verdweenen en met zijn horologie weggeraakt zijn.

    Dat toen vervolgens, in de week na Pinxteren op Sacramentsdag aan zijn huijs gekomen is den horologiemaker uijt Baak, Dries Schooltink genaamt, en hem gesegt heeft, dat zijn horologie bij hem aan huijs was, (NB: dit horologie was door den comparant van dien Dries Schooltink gekogt en om die redenen door hem kenbaar) dat hij daar na toegaande dit ook alsoo bevonden heeft, en van denselven vernomen, dat dit horologie aldaar om te repareren gebragt was door Geurt Kets uijt Drempt, welke voorgaf dese gekogt of geruijlt te hebben van een Jood, Wolf genaamt, woonagtig in Doesborg, en welken Jood Wolf zoude gesegt hebben dat horologie gekogt te hebben van een hem onbekend persoon, welke gesegt had in Hengelo woonagtig te zijn, dat hij daar voor in betaling gegeven had gedrukt linnen tot een vrouwenjak, en zo veel gestreept woldoek als tot een vrouwenrok benodigt is, en ook nog eenige oude mansklederen, zonder te willen zeggen waar die in bestaan hebben, en dan eijndelijk in contanten zo veel geld daarbij, dat sig samen bedragen had de waarde van twintig gulden.

    Verklarende den comparant dat dit gunt voorschreven opregt en na waarheijd gepasseert en voorgevallen is, bereijd zijnde deese zijne verklaringe ten allen tijden des gerequireert met eede te solemniseeren, hebbende dit voorschreven  wel met handtastinge in plaatse van eede gesterkt.

    [w.g.]
    L.A.Willinck, richter
    Gerigtsluiden …. [geen handtekening aanwezig]

    Hiervan het certificaat aan den heere lantdrost gesonden


     

    Een buitenechtelijk kind     
    (Uit:  Schatten uit het historisch verleden van Hengelo Gld. door Marian Kruijt)

    ECAL 3021 - 868

    Hengelo, den 26. Januarij 1803
    Reijnder van Rees, meester timmerman uit Doesburgh, verscheen voor het gerecht en verklaarde 'bij handtastinge' zijn goed tot borg te stellen voor het kostgeld en verzorging van het jong geboren kind van Metjen Engberts, dat tegenwoordig is 'bestaedet bij Jan op de Coppele alhier in Hengelo', zodanig dat de Gemeente of Diaconie van Hengelo nooit zal worden aangesproken voor de kosten en onderhoud, 'onder verband van sijn persoon en goederen ter submissie van alle Heeren Hoven en Gerighte, speciael den WelEdelen Hove van Gelderland.' 


     

    pdfPdf 1842 Memorie van aangifte der nalatenschap van wijlen Derk te Kulve   (transcriptie door Sikke Postma)

     


     

    Memorie van aangifte der nalatenschap van wijlen Aaltjen Focking 

    Wij ondergeteekenden:
    1e  Hendricus te Kulve, landbouwdoende op de Koppelman onder Hengelo woonachtig.
    2e  Jan te Kulve, voerman,
    3e  Reintje te Kulve, boerenwerkdoende, beiden aldaar onder Hengelo wonende.
    4e  Anneken te Kulve, vrouw van en ten dezen bijgestaan door Jan Willem Kostede, bakker te Steenderen woonachtig, allen kiezende dommicilie ter woonstede van eerstgenoemden aangever op Bekveld onder Hengelo.
    Verklaren:
    Dat onze moeder Aaltjen Focking, weduwe Derk te Kulve, op den 15e maart jongstleden ter harer woonstede op de Koppelman onder Hengelo is overleden.
    Dat zij als erfgenamen bij versterf heeft achtergelaten bovengenoemde vier aangevers als kinderen, elk voor ¼ gedeelte.
    Dat tot de nalatenschap van de overledene is behorende de navolgende ongerede goederen als: de onverdeelde helft van een plaatsjen de Koppelman genaamd op Bekveld onder Hengelo gelegen, en staande op den kadastralen legger dier gemeente bekend op sectie C. no. 462, sectie I. no, 312, sectie K. nos. 633 tot en met no. 641, 644 en 645, volgens hetzelve in het geheel groot 4 bunder 89 roeden 64 ellen, en welke onroerende goederen bij boedelscheiding door de overledene moeder (bij boedelscheiding door de overleden moeder) bij testament, voor den te Hengelo standplaats hebbenden notaris L.A. Ghijm en getuigen den 18 september 1840 verleden, den 2 april [----] te Doesburg geregistreerd en met den dood bek[rach]tigd, aan de zoon Hendricus te Kulve v[oor]noemd voor deszelfs competerende moeder [bij] versterf zijn toegedeeld geworden.
    Dat door dit overlijden geen fidei com[mis] gedevolveerd noch vruchtgebruik afgestor[ven] is.

    Hengelo den 10 mei 1849.
    [w.g.]
    H. te Kulve         J.W. Kostede
    J. te Kulve

    De burgemeester der gemeente Hengelo, verklaard dat Reintje te Kulve voornoemd heeft opgegeven niet te k[unnen] schrijven of naamteekenen
    [w.g.]
    W.A. Wilbrenninck

    De ondergetekende burgemeester van Steenderen verklaard dat Anneken te Kulve voornoemd heeft opgegeven niet te kunnen schrijven of tekenen.
    [w.g.]
    E.G. Planten


     

Laatst aangepast op zondag 24 januari 2021 22:24