Banninkstraat 45, Achterkamp - Akten, Verhalen en Gebeurtenissen

  • Akten, verhalen en gebeurtenissen:

     


    1679 doopboek 1679 3 231679-3-23 Tot nu toe de oudst bekende vermelding van 'Achtercamp'. Bron Doopboek NH Hengelo 1645-1756. 

    "Den 23 dito heefft Toenis sone van Evert Fockinck zall. woonende bij Achtercamp op het Beckvelt zijn kint Berentien selve aen den doop gepresentiert"


     

    (transcripties door Sikke Postma)

    ECAL
    Toegangsnummer          : 3021
    Inventarisnummer         :   859 (107 en 110)

    Op den 14 februarij 1680
    Coram A. Kremer, richter
    Coergenoten Hendrick Hiddinck en Daniel Lieferinck

    Erschenen Harmen Berents, versochte en dede omni meliori modo arrest en toeslach op het paerdt en beest van Jan op die Holtinne all hier in Hengelo opt goedt den Achtercamp tegenwoordich sijnde, om te hebben betalonge ter somma van 27 sampt costen wegens verdient loon, met versoeck van weete pro ut moris.

    Relateert Hendrick Hiddinck dese bovenstaende versoeck  en arrest an Aelbert Achtercamp gedaen te hebben en tot andtwoort becomen hij haddet paert en beest gecoft.


     

    ECAL
    Toegangsnummer          : 3021
    Inventarisnummer         :   861 (160)

    Op den 26en 9br. [november] 1710

    Op idem dato  
    Coram Aaron Exalto d’Almaras, rigter
    Gerigtsluijden Derck Banninck en Herm. Berents

    Erschenen Herm. Agtercamp en Berentjen Jansen eheluijden, zij met haeren eheman geassisteert als regtens en becanden wegens affgerekende Heeren penningen, als agterstendige weijde pagt, voor haer en haeren erven wettig en deugdelijck schuldig te sijn an de heer oudt rigter Adam Cremer en erven, eene summa van eenhondertsestig Caroli guldens als mede een jaer interesse, soo albereijts verschenen is, welcke voorscreven capitael comparanten beloven te verinteressen ’s jaerlicx, en alle jaer tot de afflosse toe, met 5 per cento, welcke afflosse sal mogen en moeten gescheijden alle jaer als deselve ¼ jaer voor den verschijnsdag die wesen sal op huijden over jaer sij gedenuntieert, voorts verbinden comparanten sampt oft elck in’t besonder haere personen, gerede als ongerede hebbende en toekompstige goederen ten parate en reele executie voor alle alle heeren, hooven, rigteren en gerigte met renuntiatie van alle exceptien, beneficien en privilegien regtens dese eeniger dele conterair sijnde S.A.L., en hebben hier op gestipuleert als regtens.

    NB: fiat agter de acte van den14en 8br [oktober] 1710 mogte dese acte staen geregistreert.  


     

    ECAL
    Toegangsnummer          : 3021

    Inventarisnummer         :   863

    Op den 10 xbr [december 1726] laaten die heer oud rigters Cremer door die meijd Tunne toeslag versoeken op Agtercamps goet daar nog 30 gulden van moet hebben.


     

    Kopie van OudZelhem
    Bron OudZelhem.nl


     

    ECAL
    Toegangsnummer          : 3021
    Inventarisnummer         :   903

    Op den 18 april 1792 des voordemiddags om tien uur
    Coram L.A. Willinck, richter
    Gerigtsluiden Alexander Kopijn en Willem de Winkel

    Compareerde Hendricus Agterkamp, weduwnaar wijlen Elisabeth Meijerink, te kennen gevende voornemens te zijn wederom te trouwen, versogte dierhalven, dat over zijne onmondige zoon met namen Sweer, oud in zijn 6e jaar, momberen mogten worden aangestelt die des kinds beste besorgden, en argste weerden.

    ’t Gerichte stelt tot momberen over opgemelte onmondige, met en beneffens Lucas Meijerink en Hendrik Meijerink, als ooms en bloetmomberen, de personen van Hendrik Bleumink, bouwman op Groot Mentink en Teunis Harmsen.

    Welke daarop in judicio zijn erschenen, en hebben deese haare momberschap bij handtastinge aangenomen en daarbij aanbelooft der pupillen welzijn en voordeel na haar vermogen voor te staan en te bevorderen, voorts verburget met haare persoonen en goederen als na rechten.

    Eodem dato et coram eijsdem

    Compareerde Hendricus Agterkamp, weduwnaar wijlen Elisabeth Meijerink, voorts Lucas Meijerink en Hendrik Meijerink, dan nog Hendrik Bleumink en Teunis Harmsen, de beijde eersten als oomen en bloedmomberen, den twee laasten als gerigtelijk aangestelde momberen over den onmondigen zoon van den eersten comparant bij wijlen opgemelde zijne ehevrouw in ehe verwekt, en verklaarden onderling ten overstaan van deesen gerichte te hebben ingegaan navolgende accoort om te strekken tot scheijdinge tusschen den eersten comparant en zijn minderjarigen zoon wegens hetgeene, door dode zijn ehevrouw, op denselven voor zijn moeders versterf gedevolveert is, volgende wijse:

    Dat den eersten comparant in eijgendom zal behouden deesen geheelen boedel, bestaande in twee stukken bouwland: een stuk bouwland uijt Beijerink het Dorpse Stuk genaamt in den Gooijschen Enk gelegen, dan nog de halfscheijd van een stuk bouwland uijt Honnekink den Langen Akker genaamt, mede in den Gooijschen Enk gelegen, benevens alle de gerede goederen van bouwerije en bouwgereetschap, levendige have en vhee, gesaaij in het land, mest en mestregt, inboedel des huijses, niets daar van uijgesondert, om het selve alle, als zijn eijgendommelijk goed te hebben en te blijven behouden, zo als dat aan hem word toe- en aanbedeelt bij deesen, onder conditie om daar van niet alleen ten zijnen lasten te neemen alle de boedels lastige schulden en pretensien, de voordeelige ten zijnen profijte inbeuren, maar ook om aan zijn minderjarigen zoon, wanneer desselfs mondige jaaren bereijkt heeft, vrij en suijver zonder eenige kortinge voor zijn moeders versterf uijtkeeren en betaalen eene somma van drie hondert en vijftig gulden.

    Zijnde wijders geconditioneert dat den eersten comparant alleen ten zijnen lasten zal neemen het onderhoud van zijn broeder Hendrik Jan, om die tot het eijnde zijnes leevens te verplegen en na doode ordentelijk te laaten begraven, zo als door den eersten comparant en wijlen zijn ehevrouw bij zeker contract van alimentatie aangenomen was, zonder dat zijn onmondigen zoon hiertoe iets hoeft te contribueeren, moetende de hiervorens gemelte somma van drie hondert en vijftig gulden, vrij aan denselven worden uijtgekeert, en sulx alles boven zijn moeders klederen, welke alleen voor den onmondigen zijn zal, en na vooruijtbehoudinge van een sargien rok, een boek met silveren klampen, een paar silveren gespen, een haak en oog aan een sonhoed en een silveren punthaak, in het  publicq zullen worden verkogt, en wanneer geen 50 gulden koomen te gelden, sal sulx door den eersten comparant tot die som gesuppleert worden, geld het meerder, zal ten voordeele van de onmondige zijn.

    Dan is nog geconditioneert, dat hetgeen nog uijt den boedel van Meijerink te wagten is, na aftrek van hetgeen den eersten comparant en wijlen zijn vrouw reets genooten hebben, tusschen deselve en zijn onmondigen zoon ieder voor de halfscheijd zal geprofiteert worden.

    Eijndelijk is geconditioneert, dat den eersten condivident deesen zijnen onmondigen zoon, een ordentelijke opvoeding zal geeven, laaten leeren, leesen en schrijven, en wanneer van hem af koomt te gaan een ordentelijke uijtset met een kist geven, verbindende daar voor en tot nakominge deeses, zijn persoon en goederen, onder belofte om ten allen tijden op requisitie der momberen hier voor nader en sufficiente cautie te zullen stellen, alles met en onder denuntiatie van alle deesen eenigsints contrarierende exceptien hebben de comparanten hierop gestipuleert.

    Op den 1 meij 1792 zijn de klederen in deesen vermeld publicq verkogt voor een somma van 55-8-0. De penningen daarvan bij Hendrik Agterkamp ontvangen om aan de onmondige verrekent te worden.




    19351935-2-15 Graafschapbode. 

    1937 Delpher1937-1-20 Graafschapbode. 

    1937 Neurende maal1937-12-8 Graafschapbode.




     

     

     

Laatst aangepast op dinsdag 22 december 2020 12:11