Steenderenseweg 17, Branderhorst - Overige Vermeldingen en Bijlagen
-
Vermelding in het Boerderij- en Veldnamenboek Hengelo:
Kaart 19A7 uit het Veldnamenboek.
Kaart 19B7 uit het Veldnamenboek.
-
Verpondingsregisters in 't Rigterambt Hengelo (tussen 1576-1656):
1576: ‘Branderhorst vj g:’
1612: ‘Branderhorst 6 — 0’
1629: ‘12─13─0 Branderhorst 11─0─’
1650: ‘Branderhorst, Kercke tot Zutphen (eigenaar), Roeloff (bouwman) 78-8-2’
‘Stucksken i.d. Goyschen Enck, Roloff op Branderhorst (eigenaar) 2-4-0’
‘Landt bylanges den Nijen Camp, Roloff Branderhorsts stiefkinderen (eigenaar), 6-13-0’
1656: ‘Branderhorst in de kerke tot Zutphen 21-10-9’
-
Verbalen uitzetting capitale- of hoofdschatting 1654:
‘Jan op Branderhorst, Sweene sijn huesfre:, Die moder Engele bij hem inwoenende, Die maegt Henderssken’
- Monsterrollen 1665: ‘Branderhorst’
- Oude en Nieuwe Gasthuis Zutphen: ‘709 Akte, waarbij het Oude en Nieuwe Gasthuis wordt beleend met de smalle tiend uit de goederen Lutteke Graffel in Warnsveld en Jebbekinck in Vorden, en met een stedigheid van 4 mud rogge en 4 mud gerst hieruit, leenroerig aan Bergh, 1668, met bijbehorend stuk en oudere en latere akten van belening, 1655-1746. 3 charters en 3 stukken. N.B. De akte van 1742 bevat tevens de belening van de kerkmeesters van de Walburgiskerk met het goed Sesink of Branderhorst in het kerspel Hengelo.'
-
Dunsborger en Hattemer Markenboeken (1553-1847):
1553 ‘Lutke Geltink en de (Branderhorst of) Smoege’
1628: ‘Jonker Vijt van Munster claegde dat [aver] den huijsman op Branderhorst dat deselve huijsman sijn plaggen en holt te na heeft gemaaijt en gehouwen, versogte dat na markenregte daar in versien worden protesterende van kosten. Caldenbag versogte copie. Obtinut. ‘
1643 ‘Smoege of Branderhorst – 1 waar’
1744:’Doctor van Landeren als kerkmr. van de kerk van Zutphen wegens de erven Geltink, Smoege, Lutteke Geltink of Branderhorst.’
1800: ‘Het vierde art. van de vorige Geërfden dag word zoveel vergadering omtrent de aangraving word zoveel nodig geinhaereerd, zijnde tevens geresolveert dat die geenen, welke nog genegen mogten zijn eenige aangraving bij hunne goederen te doen, het consent daartoe van de vier naaste nabueren aan de markenrichters moeten inbrengen, waarop door het [de] Wees provisooren van het Weeshuis verzogt is om de peppels agter de weijde van het erve Geltink [Branderhorst] te mogen binnen graven en door de Rentmr. Uijtermark, namens den eijgenaar van het erve Sessink bij die plaats, de uitgekielspitte grond te mogen af [aan]graven, waarop geresolveert is Markenrichteren en Gecommitteerden te verzoeken deze gronden in ogenschijn te nemen en op te meeten en daarvan op de eerstkomende Erfgenamen vergadering raport te doen.’
1810: ‘Omtrend het Plantzoen bij het erve Branderhorst op het veld gepoot zijnde zal in de eerstkomende vergadering nader worden gehandeld gelijk mede over dat van H. Branderhorst mede op het veld gepoot. ‘
1813: ‘Art. 4. Den 6 Art. des voorigen Jaars handelende over het Plantsoen bij het Erve Branderhorst op het veld gepoot en over de grond van Hermanus Branderhorst op het Holterveld proponeerd de Heer Markenrigter Becking omtrend het eerste, die cingel half ten voordeele voor de Mark en half voor dat Erve te doen verblijven [of geheel te removeeren] hetwelk in omvrage gebragt en daar over gedelibereerd zijnde is met 28 stemmen voor tegen 19 stemmen welke tegen waren, besloten dat de cingel met de bepooting half zou zijn ten voordeele der mark en half voor het erve zelf waar tegen zich Dirk Beulink protesteert zich houdende aan de resolutie van den jare 1809 en omtrend dat van H. Branderhorst op het [Holter]veld aangegraven is, om rede dat er reeds verponding in is gelegd, met eenparigheid besloten hem die grond tegen betaling af te staan, uitgezonderd door D. Beulink zich houdende aan opgenoemde resolutie. ‘
1814: ‘[Omtrend] den 4. Artikel des vorigen Jaars betreffende de bepooting van den Cingel bij het erve Branderhorst is nader geresolveert die grond tegen betaling te cedeeren tegen de zelfde prijs als dat van Hermanus Branderhorst op het Holterveld aangegraven.’
1815: ‘Art. 3. Den 4 Art. ut sa. Wegens het cingel bij het erve Branderhorst wordt voor afgedaan gehouden.’
1818: ‘Art. 8. Is besloten aan H. Branderhorst zijne Koopspenningen te restitueeren en het goed op de Mark hertransporteeren.’
1824: ‘MarkenRigter en Gecommitteerden aan de Riefelderdijk terug gekomen zijnde draagt eerst genoemde voor dat hij bij gelegenheid van de jongste vergadering belast zijn om aan den Heer Schout van Hengelo te schrijven over het aanleggen en bepoten van den dijk over het Holterveld langs de goederen Groot Zissink en Branderhorst, over het gemeene veld de Mark toebehorende …(etc.) ‘
‘[De Grootte Kerk te Zutphen] Bij het erve Branderhorst, schoon dadelijk aan het Holterveld gelegen, hebben zij geen perceel kunnen aanwijzen, om dat de Erve door den weg, die den Heer schout van Hengelo over het Holterveld op Steenderen heeft aangelegd, geheel van gemeld veld is afgesneden, en de dadelijk aan de overzijde van dien weg gelegene gedeeltens altezeer door wegen versnipperd zijn, om in belang van gemelde Erve, aan hetzelve te kunnen worden toegewezen. Zij meenen dus, dat door de Erve in de Loting moet worden gedeeld, en dat de Kleine Stukjes, die door den weg op Steenderen zijn afgesneden en tusschen denzelven en den Grond, bij gemelde Erve, van de Markt, in 1814 aangekocht gelegen, daaronder mede begrepen een Hoekje, bij de weide van de Mamelhorst, aan dit Erve tegen betaling moeten worden overgedaan. Eene dergelijke voordragt zal nog te aanzien van eenige andere Erven moeten plaats hebben, waarom de ondergeteekenden daarover hierna bijzonder hun gevoelen zullen zeggen.’
1833: ‘Op de jongste vergadering in advies gehouden zijnde het leggen van een deuker ter betere ontlasting van het water van het Erve Branderhorst, tusschen de Snikkerij en Eulinkweide door na de Middelbeek, is thans na dat die zaak nader was geëlucideerd, goedgevonden, om de tot voorschreven ontlasting nodige deuker te leggen, en zijn Marken Rigter en gewone gecommitteerden gemagtigd om zulks werkstellig te maken. ‘
- Recessen van de ordinaris Landdagen in 1738 te Zutphen gehouden: Verzoek van de kerkmeesters van de St. Walburgskerk te Zutphen om bewilliging in de verkoop van de goederen Branderhorst en Geltink onder Hengelo. Verwezen naar de magistraat van Zutphen om te beschikken. (Rekenkamer S 24, fo. 230, 231)
- Thijnspligtigen in 1862, door E. ten Hoeve, Hengelo: 4 garven door Groote Kerk te Zutphen
-
Bijlagen:
'Lijst van grondeigenaren Hengelo' waaruit blijkt dat de boerderij is herbouwd in 1837.
Bron ECAL.
Bouwvergunningen. Bron ECAL.
1940 'Veranderen boerderij':
Bron ECAL.
1958 'Plaatsen deurkozijn en halfsteense binnenmuur':
Bron ECAL.
1988 'Vergroten woning':
Bron ECAL.