Winkelsweg 3, Wevershuis - Akten, Verhalen en Gebeurtenissen

  • Akten, verhalen en gebeurtenissen:

     



    (samenvattingen door Sikke Postma) 

    ECAL
    Toegangsnummer          : 3021
    Inventarisnummer          :   637

    Op 26 juni 1663, voor richter Conrad van Munster en gerichtslieden Johan van Essen en Wolter van Diemen, verklaren Berent Lenderinck en zijn vrouw Mechtelt Gerritsen, dat ze tegen goed ontvangen betaling hun 1/7 deel van Kleijn Lenderinck, gelegen onder Hengelo in de Dunssborghe hoeck, hebben verkocht aan Tonnis Lenderinck, zijn vrouw Hilleken Berenschot en hun erfgenamen.



    ECAL
    Toegangsnummer          : 3021
    Inventarisnummer         :   860-39-40-41

    Op 8 juli 1684 verschijnt dr. Altetus als gevolmachtigde van zijn schoonmoeder Helena Steenhouwer, weduwe van Johan Couleman, voor richter Adam Cremer en coergenoten Hendrick Hiddinck en Gerret Sletterinck. Hij legt een authentiek extract van een rekenboek over, waaruit blijkt dat Hilleken Lenderincks, de weduwe van wijlen Tonnis Lenderinck een rekening van 9 gulden, 12 stuiver voor geleverde winkelwaren uit het jaar 1664 nooit heeft voldaan! Hij heeft haar nu voor het gericht gedaagd om dit bedrag te komen betalen, onder aftrek van eventuele betalingen waarvan ze kan bewijzen dat ze gedaan zijn.

    Daarop is Hilleken in het gericht gekomen en heeft bij handslag aangenomen om het verschuldigde bedrag binnen 6 weken na dezen te voldoen.



    ECAL

    Toegangsnummer          : 3021
    Inventarisnummer         :   860-47

    Op 23 september 1684, voor richter Adam Cremer en coergenoten Hendrick Hiddinck en Theod. Overstege en Jan Ensinck, vertelt Hendrick te Winckel, dat Hilleken en Berentjen Lenderincks op aandringen van pastoor Rompius op 20 juli 1684 voor het gerecht van Zelhem iets ten nadeel van hem hebben verklaard. Ze vertelden daar namelijk, dat hij in de herfst van 1678 van zijn landvrouw wat stenen had gekregen om een schoorsteen op zijn huis te laten zetten. De overgebleven stenen zou hij onder het stro hebben verborgen, en hun hebben verboden om tegen de landvrouw te zeggen dat hij ze had gestolen. Dit is niet waar, en mag niet gezegd worden van een eerlijk persoon als het niet kan worden bewezen. Daarom heeft hij ze voor het gerecht gedaagd om te vragen of ze bij hun leugen blijven of hem intrekken. Ook wil hij weten of ze op aandrang van pastoor Rompius of van iemand uit zijn naam vrijwillig naar Zelhem zijn gegaan, en of ze verder iets weten in te brengen tegen zijn goede naam en faam. Afhankelijk van hun antwoord zal hij beslissen wat verder te doen.

    Hierop kwamen Hilleken en Berentjen Lenderincks in het gericht. Ze zeggen dat ze bij hun verklaring blijven. Wel zegt Berentjen niet te weten of het enkel stenen van Hendricks landvrouw waren en dat ze op verzoek van pastoor Rompius vrijwillig naar Zelhem zijn gegaan. Verder weten ze niets ten nadele van zijn naam en faam of van diefstal te zeggen. Ze kennen hem als een goed en eerlijk man.


    04.03.1655 Toenis Lenderinck, Berent Lenderincks sone van Hengeloh, ende Hilleken Berents, Berent Loukes dochter van Ruerloo. Den selven dito.

    31.05.1691 Den 31 - Peter Hendricksen, n.s. van wijlen Hendrick Wessels, met Berentien Teunissen, n.j.d. van zall. Teunis op Kleijn Lenderijnck, beijde uijt Hengelo.

    30.10.1698 d. 30 8bris - Lubbert Barteltsen, n.s. van Bartelt op 't Nienhuijs uijt Ruerlo, met Berentjen Lenderinks, wed. van Peter op 't Kleine Lenderink uij Hengelo.

    11.12.1707 d. 11 10bris - Henrik Henriksen, n.s. van wijlen Henrik op den Winkel uijt Vorden, met Berentjen Lenderinks, wed. van wijlen Lubbert op ’t Kleijn Lenderink uijt Hengelo.



    ECAL

    Toegangsnummer          : 3021
    Inventarisnummer         :   860-61

    Op 1 november 1684 komt Hendrick Winckel weer in het gericht voor richter Adam Cremer en de gerichtsmannen Hendrick Hiddinck en Theodorus Overstege. Hij geeft aan dat Hilleken en Anneken [moet waarschijnlijk Berendjen zijn] Lenderink op aandringen van pastor Hendricus Rompius op 20 juli 1684 in het gericht in Zelhem een valse verklaring afgegeven hebben. Door deze desinformatie wordt hij nog dagelijks in zijn goede naam en faam aangetast. Tot zijn nadeel blijkt uit hun verklaring en uit hun bekentenis voor het gericht van Hengelo op 23 september van dit jaar niet het tegendeel. Hij begrijpt niet dat tegenwoordig de faam van een mens minder waard is en dat de voorkeur wordt gegeven aan geld boven eer en mensenleven. Hierdoor moet de mens meer voor z’n eer en faam zorgen net als voor het leven. Hij moet zelf zijn onschuld aan het licht brengen en die personen welke zijn goede naam en faam nu of later nadelig verspreiden mogen, pas voor leugenaars, eerdieven en lasteraars uitmaken zodra de beweerde misdaad of laster gebleken en door geloofwaardige getuigen bevestigd is. 



    (transcripties door Sikke Postma)

    ECAL
    Toegangsnummer          : 3021
    Inventarisnummer         :   860 (66-68)

    Den 27 januarij 1685
    Coram Ad. Cremer, richter
    Coergenoten Hendricus Hiddinck en Theod. Overstege

    Erschenen dr. Engelen in qualiteit als volmachtiger van Jan Wissinck, Hendr[ick] Beijerinck en Rutger Wissionck, te kennen gevende hoe dat sijne principalen ten achteren sijn an Hilleken Lenderinck, wegens een part van een coopspenning van een stuck landts, ad vijftigh Carolus gulden, waervan alsoo comparanten q.q. met gemoede tot sijne betalonge niet heeft konnen geraken genoodtsaect is geworden op middelen rechtens te dencken, ende tegens huijden dieselve dach voorbaden ten einde sij bij definitive sententie van desen edelen gerighte sall worden gecondemneert schuldigh en gehouden te sijn an comparant die gelibelleerde summa promptelijck op te leggen en te betalen met expresse eisch van costen en in vall van geen comparitie versocht proclama ten proufite als landtrechtens.

    Daerop erschenen Arendt op Clein Lenderinck en neemt an onder parate en reele executie dese gelibelleerden  coopspenning met die costen van dien ad tijnelff gulden 14 stuver tegens huijden over een maendt promptelijck als sijn eigen propre schuldt, onder renuntiatie van die exceptie ordinis et discussionis, an die richter te betalen.



    ECAL
    Toegangsnummer          : 3021

    Inventarisnummer         :   641

    Op den 19 februarij 1685
    Coram Johan van Munster, stadtholder
    Gerichtluijden Henrick van Essen, d’landtss[chrijver] ende Jan Knippenborgh

    Erschenen Hilleken, weduwe van wijlen Tonnis op Kleijn Lenderinck, geassisteert in desen met haeren schoonsoon Arent Tonnissen als haeren toegelaeten ende gecooren momber, ende becande voor haer ende haeren erven wegens deuchdelijcke verstrecte penningen, well ende wettelijck schuldigh te sijn an Hendrick Waeninck senior tot Doesborgh, desselfs huijsffrouw ende erven, eene summa van hondert ende dertigh gulden capitael, soo sij belooft jaerlix ende alle jaer te verrenten tegens ses gulden 10 stuver jaerlix van d’benoemde hondert ende dertigh gulden, waervan ’t eerste jaer interesse verschenen sal sijn op Petri 168[6] ende soo vervolgelijck tot aflosse toe, soo an wedersijden ende ten allen tijden sal mogen geschieden wanneer sulx een vierdendeel jaers te bevooren sij gedenuntieert, voor welcke voorsseide summa, interesse ende daer om te doene costen comperantinne heeft verbonden haer persoon ende goederen ende in specie haer huijs ende hoff Kleijn Lenderinck genaamt in Hengelo gelegen, om in val van noot ende misbetalinge sigh daer an te connen ende mogen verhaelen. S.A.L.  



    Op den 3 julij 1688
    Coram Ad. Cremer, richter
    Coergenoten Theod. Helleman en Hendrick Harmssen

    ...
    Dr. Engelen, volmachtiger van Daniel Gerrits versoeckt summatie tegens Arent op Cleine Lenderinck ten fine om te hebben betalonge eener summa van tijn gulden, heercomende van vercoft gras in den jaere [‘87], alsmede de costen van den gerigte en het salaris van den advocaat, als juffr. Huijgens hem comparant over die misbetalinge [deser summa teste proth[ocol?] heeft] bijde angedaen, tot welke costen gemelte Arent al bereidts voor desen, in val dat enige op mochten comen te lopen, angenomen zijn den belooften te vergoeden anbelooft heeft, wil dieselve dan binnen den tijdt van veertijn dagen tegemoet zijn, sal andersins sulcx met middelen regtens weeten te innen, alles met protest van costen, en expressen eisch van weete, relatie pro ut moris juris ac stijli.



    ECAL

    Toegangsnummer          : 3021
    Inventarisnummer         :   641

    Op den 9 october 1690
    Coram d’heer Johan van Munster, stadtholder
    Gerichtsluijden Henr. van Essen, landtschrijver, en Michel Falco

    Erschenen Hendrick Coelenhoff ende sijn huijsfrouwe Elsken Wijcherincks, in desen geassisteert als rechtens, ende becanden voor haer ende haeren erven in eenen euwigen ende erfduijrenden coop voor eene summa van penningen, haer ten genoegen voldaen ende betaelt, vercoft, gecedeert ende getransporteert toe hebben, doende sulx bij desen, an Peter Hendricks ende sijnen erven, seecker aendeel van een caterstede Kleijn Lenderinck genaamt in Hengelo op den Dunsborgh gelegen, met alle desselfs rechten ende gerechtighijt, sijnde vrij ende quit. Ende hebben dienvolgens transportanten hier op vertegen als rechtens ende becant geen recht noch aenspraecke meer daer aen te hebben noch te beholden, maer dat den voornoemde coper ende sijn erven wederom daer aen geerft ende gerechtight sal sijn ende blijven. Gelavende desen coop te sullen staen, wachten ende waeren als landtrechtens, stellende voor alle naemaeninge haere persoonen ende goederen, om in val van noot sigh cost- ende schadeloos daeraen te connen verhaelen. S.A.L.


     

    ECAL
    Toegangsnummer          : 3021
    Inventarisnummer         :   860 (274)

    Op den 9 februarij 1691
    Coram Ad. Cremer, richter
    Coergenoten Jan van Kaldenbach en Gerret van Zeest

    Erschenen Peter Hendricks ende bekande voor Arent op Clein Lenderinck angenomen te hebben, gelijck hij anneemt bij desen, soodaene achterstedige verpondinge, consumtie en gerigts costen, sich ter somma van 61 gulden, 10 stuver, 4 penningen bedragende, volgens [seeckeronge] ten overstaen van Theod. Helman [en] A. Cremer gehouden, an der tijdtlijcken beurder te betalen tussen dit en anstaende meij als sijn eigen propere schult onder poene van parate en reele executie, met desen bedingh nochtans, dat gemelte Arent Teunissen op Clein Lenderinck met sijn huijsvrouwe Enneken daer voor an hem comparant [iedere tho] geven, gelijck sij doen bij desen, alle haere gerede goederen, voorts haere [vhe, beesten], bouwgereetschap en wat enighsins onder het gerede kan off mach gerekent worden, niets van alles uijtgesondert, om van nu voortaen deselve to gebruijcken, to keren en wenden off veralieneren als sijn eijgen, en hebben daer op gestipuleert als regtens.


     

    ECAL
    Toegangsnummer          : 3021
    Inventarisnummer         :   642 (543/544)

    Op den 23 xbr.[december] 1697
    Coram d’heer Johan van Munster, stadholder
    Gerichtsluiden Adam Cremer, richter en Abraham Jegerink

    Erschenen Jenneken Wentink, weduwe en boedelhoudersche van Jan Conink, geassisteerd met Derk Helman als rechtens. En bekande voor een somma van penningen, haar ten genoegen voldaan en betaald, verkoft, gecedeerd en getransporteerd te hebben, doende sulks bij desen, aan Peter Hendriks op Kleijn Lenderink en Berentjen Tonnissen, eheluiden, en haaren erven een stuk bouwland, vooraan op Lenderink Camp, met het eene eijnde aan Winkeler land en met d’andere zijde strekkende aan Jurien Sluiters land, oostwaarts tegens Winkeler Hof, in desen landdrostenampte, carspel Hengelo, bourschap Dunsborg gelegen, zijnde vrij en quijt, alleen beswaard met het twaalfde gedeelte van seven en een half schepelthiend rogge, alsmede met een twaalfde gedeelte van drie blaauwe gulden seven en een halve stuver thins, en een molder paarde-gehalt, en vier en twintig stuver aan geld voor dengenen soo daar recht toe hebben, voorts eenen gulden elf stuvers voor verpondinge. En heeft transportante hierop vertegen als rechtens, en bekande geen recht nog aanspraak meer daar aan te hebben ofte te beholden, maar dat den voornoemden, den cooper, desselfs huisvrouw en erven wederom daar aan geërft en gegoedet sukken zijn en blijven, nu ende ten eeuwigen dage, om haar schoonste daarmede te doen. Gelavende desen coop te sullen staan, wachten en waaren als landrechtens, verbindende voor alle namaninge haar persoon en goederen, om in val van nood sig daar aan allerdings kost- en schadeloos te konnen en mogen verhaalen. S.A.L.


     

    ECAL
    Toegangsnummer          : 3021
    Inventarisnummer         :   863 (31/32)

    Op den 18 meij 1726
    Coram Aaron Exalto d’Almaras, rigter
    Gerigtsluijden Jan Lucas Brinkhoff en Jan Teunissen

    Compareerde Jan Aalderink junior, desen weledelen gerigte te kennen gevende, hoe dat hij op den 11 meij deses jaars 1726, binnen Zutphen, na voorgaande afsprake en conventie, an eenen Hendrik op Cleijn Lenderink,op desselfs wagen, in praesentie van getuijgen, heeft mede gegeven een vaatjen honing, sijnde een drieling, met belofte van het selve wel te sullen tegens betalinge van die vragt tot Hengelo overbrengen. En vermits voornoemd Hendrik op Cleijn Lenderink ’t voorseide vaatjen honingh in plaatse van vol bijna geheel leeg den comparant heeft te huijs gebragt, en oversulks ook na regten gehouden is an den comparant die schade te vergoeden, weshalven den comparant sigh an desen weledelen gerigte is addresserende cq versoekende dat den voornoemde Hendrik op Cleijn Lenderink alnogh ten overvloet goetlijken dogh niet te min gerigtelijk moge worden gesommeert om an den comparant binnen den tijd van drij dagen te vergoeden sodanen schade, als hij door ’t verwaarlosen en niet wel overbrengen van ’t voorseide vaatjen honigh heeft veroorsaakt, met inthimatie en comminatie, dat den comparant na verloop van gemelte tijd, bij geene satisfactie off contantement, sodane middelen sal weten bij der hand te nemen, als denselven tot erlanginge van ’t gene voorseit dienstig en raatsaam oordelen sal, ondertussen van dese en vordere alsdan an te wendende kosten ten cierlijksten protesterende, met versoek van insinuatie en relatie, so en als sulks an desen weledelen gerigte eijget en gebruijkelijk is.

    Fiat summatie ten fine als versogt.

    Op den 21 hiervan per extract die insinuatie laten doen. 


     

    ECAL
    Toegangsnummer          : 3021
    Inventarisnummer         :   863 (36)

    Op den 4 en 5 7br [september] 1726

    Coram Aaron Exalto d’Almaras, rigter
    Gerigtsluijden Hendrik Hesselink op ’t Winkel en Willem Gerritsen op Sijbelink

    Compareerde Derk Wentink op Speulmans Hoff, weduwnaar van wijlen Jantjen Lammerts, te kennen gevende hoedat, na voorgaande verkregen dispensatie van ’t Hoff provintiaal, voornemens is wederom te trouwen met sijn nigte Megtelt Gotink, weshalven versogte over sijn twe onmundige kinderen, met namen Derk en Lammert, in egte bij voornoemde wijlen Jantjen Lammerts geteelt, een paar onpartijdige mombaren, die het welvaren van voornoemde kinderen komen te besorgen, etc.

    Het gerigte stelt tot mombaars Lammert op Grote Lenderink en Hendrik op Cleijn Lenderink, welke in judicio present, haar comstige mombaarschap hebben aangenomen en die verburget met haare personen en goederen als regtens, en hebben hierop gestipuleert.


     

    ECAL
    Toegangsnummer          : 3021

    Inventarisnummer         :   864

    Op den 19 appril 1728
    Coram Aaron Exalto d’Almaras, rigter
    Gerigtsluijden [niet genoemd]

    Op instantie van Henrik op ’t erve Bannink: Bernardus die knegt van C[leijn] Lenderink soo 1½ dag bij hem in die huur is geweest en gaan lopen, van gerigtzwegen laten seggen aanstond weer in die huijr te gaan, of anders ½ jaar loon te betalen.

    Retulit Derk Wassink dit geëxploiteert, en tot andwoord bekomen, dat hij ’t niet wilde doen.



    [Samenvatting door Sikke Postma]

    ECAL
    Toegangsnummer          : 3021
    Inventarisnummer         :   864

    Op 14 mei 1728 zijn Henrik Winkel, alias op ’t Cleijne Lenderink, en Lambert op Groote Lenderink als gerichtslieden, samen met richter Aaron Exalto d’Almaras, in een gerechtelijke zitting aanwezig.

    Hierbij worden momberschap, inventaris en magescheid behandeld die zijn voorgebracht door Barte Henriks, de weduwe van Henrik op ’t Mennink, die van plan is om te trouwen met Henrik Hesselink.


     

    [Transcriptiedoor Sikke Postma]

    ECAL
    Toegangsnummer          : 3021
    Inventarisnummer         :   868

    Op den 3 januarij 1733
    Coram Aaron Exalto d’Almaras, righter
    Gerigtsluijden Doctor Theodorus Marcus Exalto d’Almaras en Harmen Hesselink

    Compareerde Berent Lubberts als bruijdegom, geassisteert met sijn stiefvader Henrik Winkelman op Cleijn Lenderink, Berent Grote Holte en sijne mombairen Arent Massink en Berent Dunsborg, ter eenre, en Reijntjen Mennink als bruijd, geassisteert met haer vader Henrik Mennink en moeder Fenneken Nieuwlaer, voorts met haer broer Otto Mennink en swager Steven Onstenk en ehevrouw Aeltjen Mennink, ter andere zijde. En bekanden ter eeren Gods Almaghtigh en tot voortplantinge van het menschelijke geslaghte en stigtinge van nadere vriendschap een wettelijk houwelijk beraamt, ingegaen en gesloten te hebben en sulks op conditien en voorwaerden hier na volgende:

    Eerstelijk sullen bruijdegom en bruijd malkanderen en de eene den anderen ingevolge christelijke kerken ordonnantie trouwen en beholden voor h[….] de eghte en reghte ehega[….] beddegenoten, malkanderen a[lle] liefde bewijsen, nooijt v[an den] anderen scheijden, dan alleen ’t God de Heere lange wil verhoeden door tussenkomen van de natuurlijke dood.

    Tot stuur en welstand van dit houwelijk brengt de stiefvader van de bruijdegomb mede eene somma van twe hondert guldens, en dat hij hem schuldigh is, verder alle gerede en ongerede goederen en wat hem wijders in tijden en wijlen sal komen aen te erven en aen te sterven. Waartegens de bruijd aenbrenght eene somma van hondert guldens, so sij nevens de andere twe kinderen elx uijt de bouwerije van haer vader en moeder sullen trekken (alsmede aen de soon Otto boven voorschreven somma van hondert guldens eene summa van veertigh guldens, omdat desselfs susters ieder een bedde gekregen hebben) en wat haer in tijden en wijlen wijders aenerven off aensterven moghte.

    Tredende daermede toekomstige eheluijden in gemeenschap van goederen. Eghter indien het God Almaghtigh onverhopelijk moghte behagen ’t bedde van toecomstige eheluij[den] sonder erven uijt haer beij[der] lighaem geschapen na te laten te scheuren, den bruijdegom de eer[ste] zijnde en voor sijne lieve bruijd komende te overlijden, deselve uijt een pure affectie en genegentheijd voor een morgengave aen sijne lieve bruijd uijt sijne goederen is gevende eene somma van twehondert guldens. Waerop de bruijd in cas sij voor haeren lieven bruidegom sonder kinderen koompt te sterven, uijt gelijke genegentheijd voor een morgengave aen haeren lieven bruijdegom uijt hare goederen is gevende eene somma van hondert vijftigh guldens.

    Eindelijk en ten laesten hebben bruijdegom en bruijd haer wel specialijk en expresselijk gereserveert de volle maght om malkanderen en den een den anderen ten allen tijden so wel in gesondheijd als krankheijd, so duck en so menighmaal sij des te rade sullen werden te mogen begiftigen en betugtigen, welke gift off tugt so vaste en bundigh sal sijn als of deselve in dese houwelijksche voorwaerde van woorde toot woorde waere geinsereert. S.A.L.

    Hierop gestipuleert als reghtens.

    D’14 october hiervan extract gegeven aen Henrik Mennink.


     

    ECAL
    Toegangsnummer          : 3021
    Inventarisnummer          :  871

    Op den 1e januarij 1736
    Coram Aaron Exalto d’Almaras, righter
    Gerigtsluijden Henrik Starink en Lammert op Lenderink

    Compareerde Henrik Winkelman op Cleijn Lenderink, sittende bij ’t vuur en hebbende sijn gesont verstand, en verklaerde te overdenken de tijdelijke dood, en niet wetende de uure van dien, dienvolgens te raede is geworden eenigermaeten te disponeren over sijne tijdelijke goederen, alvorens bevelende sijne onstervelijke ziele in de bermhertige hand Godes en sijn lichaem een eerlijke begraeving ter zalige opstandinge. So verklaerde hij comparant bij desen te legateren off te maken nae doode van hem uijt sijne eerste en gereetste goederen aen sijne suster Jenneken Winkelmans eene summa van eenhondert guldens, en vervolgens aen wijlen sijn broer Gerrit Winkelmans doghter, Henderina genaemt, eene summa van eenhondert en vijfftigh guldens.

    Vorders maakt en legateert hij comparant bij desen aen de drie kinderen van Jacob Wessels, bij wijlen comparants suster Teunisken Winkelmans ehelijk geprocreëert, met name David, Berentjen en Henrik, als naementlijk aen de soon David eene summa van eenhondert en vijftigh guldens, an Berentjen eene summa van twehondert guldens en aen Henrik eene summa van driehondert en vijfftigh guldens. Edogh, so eene van dese drie sonder geboorte nae te laeten quame te sterven, dat dese haare gemaakte legaten sullen versterven van de eene op de andere tot de langstlevende off laaste van haer drie, en die mede insgelijks sonder geboorte nae te laten stervende, so sal hetselve vervallen op testateurs erffgenaemen, en niet op haerlieder vader Jacob Wessels voorschreven.

    Willende en begeerende vorde[r]s hij comparant en testateur, dat sijne overige goederen onder sijne erffgenaemen sullen worden verdeelt, en dat dese sijne dispositie, laaste off uijtteste wille, moge worden agtervolgt, en na dode van hem naegekomen, onderhouden en sijn volkomen effect genieten sal buijten bespiering, indraght off tegenseggen van iemand, en dat deselve nae de beste en bestendigste forme reghtens bestae, ’t zij bij forme van testament, codicil, off een gifte onder de levendige off doode, off so en als het ten cragtigsten of bundigsten soude kunnen off mogen bestaen. S.A.L.

    Hierop gestipuleert als reghtens.


     

    LEES OOK:
     
    pdf1740 Pdf 'Staet van inventaris van Hendrik Winkelman op Kleijn Lenderink' 
    (transcriptie door Sikke Postma)



     

    ECAL
    Toegangsnummer          : 3021

    Inventarisnummer         :   902 (6/7)

    Op den 23 januarij 1758
    Coram L.A. Willinck, rigter
    Gerigtsluijden G. Plante en H. Langel

    Compareerde David Kleijn Lenderink, voormaals weduwnaar, erfuijter en boedelhouder van wijlen Janna Groot Lenderink, en alnu wederom hertrout met Anneken Groot Roessink, ter eenre, en Lammert Groot Lenderink en Berent te Waarlo, in qualiteit als gerigtelijk aangestelde geconfirmeerde momberen van den eersten comparants minderjarige kinderen, bij wijlen gemelte zijne ehevrouw ehelijk geprocreert, met name Berent, Nieke, Jenneken en Teunne Kleijn Lenderink, ter andere zijde. En bekanden naar voorgaande confectie van eene behoorlijke staat en inventaris en vlijtige examinatie van dien, bij hem eersten comparant opgerigt, ten overstaan van desen weledelen lantgerigte, ingegaan en gecelebreert te hebben dit erfmagescheijd en acte van divisie, om te strekken tot separatie tusschen den eersten comparant van desselfs boedel en sijn laastgemelte overledene ehevrouw, so en als met gemelte zijne kinderen in gemeenschap heeft beseten, en sulx volgender gestalte en manieren.

    Dat aanvankelijk de ongerede goederen, namentlijk:

      een huijs en hof Kleijn Lenderink genaamt

      tien schepels zaad land tegen ’t Winkel

      een half mudde gezaaij agter Honnekinkkamp

      en een half mudde gezaaij tegen de Meule, het Meulenschot genaamt,

    waarvan egter het één seste part van alle dese ongerede goederen den eersten comparant zijn suster zijn toebehorende, te zamen in desen landrostenampte, rigterampt Hengelo kennelijk gelegen, tusschen den eersten comparant en sijn meergemelte minderjarige kinderen half en half onverdeelt en in gemeenschap sullen verblijven.

    Vervolgens is mede geconditioneert, dat den eersten comparant David Kleijn Lenderink zal hebben en behouden alle de gereede goederen, prætensen, ofte inschulden op den inventaris getaxeert en gespecificeert, egter buijten het linnen en wullen met derselve aan- en toebehoren van wijlen comparants ehevrouw behoort hebbende, welk voor duk gemelte kinderen is verbleven, mits daar en tegen alle boedels lasten dragende, waarvoor bij desen aanneemt en belooft aan sijne kinderen voor de wederhalfscheijd ten opsigte van ’t gerede uijt te keren en te betalen eene somma van 22 gulden 16 stuver. Vervolgens neemt de vader, den eersten comparant in desen, aan, zijn vorens gemelte kinderen, so lang deselve bij hem zijn, in de vrese des Heeren op te brengen, met deselve te laten leeren lesen en schrijven so en als tot dus verre is gedaan en een vader verpligt is sijn kinderen te doen. Egter met desen beding, dat altijd meergemelte momberen sullen vrijstaan deselve na haar te nemen, als wanneer den eersten comparant aan haar dadelijk de uijtkeringe van moeders goed en versterf zal moeten doen. Verbindende daarvoor en tot naarkominge deses den eersten comparant sijn persoon en goederen , generalijk hoe en waar gelegen, ten eijnde en efecte sijn mede condividenten tot adimpletie van dit delingscontract sig daaraan kost- en schadeloos sullen kunnen en mogen verhalen, ten welken eijnde dit magescheijd ten prothocolle van het hoogadelijke landdrostengerigte der graafschap Zutphen sal worden geregistreerd.

    Waarmede partijen condividenten verklaren den eenen van den anderen aangaande dit moeders versterf te zijn gescheijden en gedeijlt, met belofte van elkanderen te sullen guaranderen, wagten en waren als erfmagescheijdsregt is. S.A.L. Alles onder verband als regtens, hierop gestipuleerd ut juris.



    ECAL

    Toegangsnummer          : 3021
    Inventarisnummer          :   876 (191/192)

    Op den 6 october 1769
    Coram L.A. Willinck, richter
    Gerigtsluijden Evert Ditzel en Derk Wassink

    Compareerden Hendrik Haverkamp en Wander Goslink, en verklaarden ter instantie van den bouwman David Kleijn Lenderink, op den 18 julij 1769 te hebben opgenoomen en getaxeert zodane schaden als door den kooper door het omhouwen van eenige boomen en wegvaaren van den eek, en afval van deselve boomen in de weijde Suijdwinkel met heel gras staande veroorsaakt is, deselve taxeerende bij deesen ter somma van twintig Carolij guldens, verklarende sodaane schaden in cas zulx haar aanging voor diergelijke somma niet te willen lijden.

    En hebben sij comparanten deesen haare verklaaringe en taxatie met solemneelen eede bevestigt.


     

    ECAL
    Toegangsnummer          : 3021
    Inventarisnummer         :   653 (276)

    [In de marge:]
    Verband van goederen, gereede en ongereden, en in specie van een aanpart van aangekomen en bij magescheid onverdeelt en in gemeenschap verbleeven ongereede goederen. Sonder benoeminge hoe geheeten of waar geleegen, voor 500 guldens. 

    Geregistreert op het Reg[ister] van Hengelo en op het Pers[oneel] Register.

    Op den 28e december 1771
    Coram de heer Gijsbert van Hasselt, stadholder
    Gerigtsluiden Bernardus op den Hoff en Hendrik Karsten

    Compareerde Berend Kleijn Lenderink, zoon van David Kleijn Lenderink, wonende onder Hengelo, buurschap Donsberg, ende bekende weegens opgenoomene en ten zijnen genoegen wel ontfangene penningen, volgens personele obligatie van den eersten meij deeses jaars 1700 een en seeventig, nu door deese acte gedoodet, deugdelijk en wettig schuldig te zijn aan Garrit Versteeg en sijne erven eene capitale somma van vijfhondert guldens ad twintig stuivers het stuk, deselve beloovende jaarlijks en alle jaaren te zullen verrenten met en teegens drie dito guldens en tien stuivers van het honderd, waarvan het eerste jaar rente sal verscheenen zijn op den eersten meij des toekoomenden jaars 1700 twee en seeventig, en soo vervolgens van jaar tot jaar, tot de volkoomen restitutie en aflosse toe, dewelke ten allen tijden sal kunnen en moogen geschieden, mits de opsage, soo ten weederzijden gereserveert is van de een ofte de andere zijde, een half jaar voor den verschijnsdag behoorlijk gedaan worde. Tot nakoominge van hetgeen voorschreeven, verbind den comparant sijn persoon, gereede en ongereede, hebbende en nog aan te erven en aan te stervene goederen, in specie verbind den comparant sijn geregt aanpart aan de ongereede goederen, hetgeen den comparant van sijne overleedene moeder is aangekoomen en bij magescheid van den 23 januarij 1758 onverdeelt en in gemeenschap verbleeven, ten einde de renthefferen sig daaraan, in cas van nood en onverhoopte misbetaalinge, ten allen tijden, soo van capitaal als renten, kost- en schadeloos zullen kunnen en moogen verhaalen, daarop stipuleerende S.A.L.


     

    (samenvatting ‘verwinsbrief’ door Sikke Postma)

    ECAL
    Toegangsnummer          : 3021
    Inventarisnummer         :   654 (343/346)

    Op 22 augustus 1777 doet de landdrost van Zutphen, Jan Herman Sigismund van Nagell, de volgende afkondiging:

    In het gericht van 6 augustus 1773 is mr. E.J. Wentholt gekomen als gevolmachtigde van Christina Janssen. Hij geeft aan, dat door de Hove Provintiaal van Gelderland aan dit Hoogadelijke Landdrostengericht een gesloten brief is gestuurd met daarbij een taxatoir (ongepastheid) vonnis van 9 april 1773. Bij dit vonnis wordt Berent Klein Lenderink veroordeeld om zijn cliënte voor het herstel van haar eer veertig gulden te betalen, voor kraamkosten achttien gulden, voor het onderhoud van haar kind jaarlijks vijfentwintig gulden en voor de kosten van de gerechtelijk procedure honderdnegenentachtig gulden en tien stuivers. Omdat hij onder het gericht te Hengelo valt wordt door het hof te Nijmegen aan dat gericht verzocht het vonnis uit te voeren door eventuele beslaglegging op de roerende of onroerende goederen van de veroordeelde Berent.
    [NB: klaarblijkelijk is Christina door hem zwanger geraakt en heeft hij zich aan zijn verantwoordelijkheden onttrokken.]

    De gevolmachtigde Mr. Wentholt vraagt nu aan het gericht te Zutphen om hem het kindsgedeelte dat Berent heeft aan Klein Lenderink, gelegen onder Hengelo in de buurtschap Dunsborg, toe te wijzen. Ook vraagt hij o.a. of het gericht met hem mee wil gaan om ter plaatse de gebruikelijke verkrijgingsdaden te verrichten en zowel Berent als de bouwman van Klein Lenderink van het vonnis in kennis te stellen. Het gericht is akkoord en gaat met hem mee naar Klein Lenderink, waar ze het kindsgedeelte van Berent in beslag nemen door de gebruikelijke daden van verkrijging zoals het openen en sluiten van deuren, het schorten van de haal, houthakken, graven en poten. Ze beloven daarbij de volmachtiger mr. Wentholt te ondersteunen om dit bezit te houden tot het vonnis op een ander manier wordt betaald.

    Van bovenstaande akte van verkrijging wordt een gerechtelijke mededeling gemaakt en op 12 augustus 1773 in duplo met de ambtsbode meegezonden aan het bestuur van Nijmegen, met verzoek tot kennisgeving.

    Op het teruggekomen afschrift van deze mededeling heeft deurwaarder Verwoert uit Nijmegen op 13 augustus 1773 geschreven dat hij bij de weduwe Jenneke van Gelder is geweest - volgens haar heeft Berent Klein Lenderink het laatst bij haar gewoond - doch zij weigert het afschrift van de mededeling aan te nemen. Daarom  heeft de deurwaarder dit op een kist in het voorhuis gelegd. Van voornoemde ‘akte verkrijging’ is op 17 augustus 1773 door bode Jurrien Hammink ook een gerechtelijke mededeling aan de bouwman David Klein Lenderink gegeven.

    Pas op het gericht van 19 oktober 1776, dat wordt voorgezeten door mr. Gijsbert van Hasselt, komt mr. Jan Lulofs als nieuwe gevolmachtigde van Christina Janssen terug op deze zaak. Hij vraagt het gericht een geschikte dag aan te wijzen om de onteigening van het kindsgedeelte, met de daarbij behorende opbrengsten die al drie jaar zijn verlopen, te regelen, en de voor de verkoop benodigde biljetten te publiceren en op te hangen.

    Door het gericht wordt als datum van verkoop woensdag 18 december 1776 aangewezen. De publieke verkoop van het betreffende kindsgedeelte zal dan ’s middags om twee uur plaatsvinden in het Stads Wijnhuis te Zutphen.

    De onteigeningsakte is door deurwaarder Ph. Harmsen van Zutphen op 31 oktober 1776 onder klokgelui voor de gevel van het Wijnhuis bekend gemaakt, en afschriften er van zijn op de gebruikelijke drie plaatsen opgehangen. Ook de ambtsbode Jurrien Hammink heeft op 31 oktober onder klokgelui deze bekendmaking in Hengelo gedaan, en een afschrift opgehangen.

    Nadat de publicatie volgens wettelijk voorschrift op drie achtereenvolgende perioden van veertien dagen is gedaan, vindt de verkoop plaats op de aangegeven tijd en plaats. Hierbij aanwezig zijn mr. Gijsbert van Hasselt als plaatsvervangend drost samen met J. de Bruijn en G.D. opten Noorth, als schepenen en gerichtslieden. Het perceel wordt door de mr. Jan Lulofs als verkoper ingezet op 350 gulden en na verhoging tot 355 gulden door hemzelf behouden. De echte koopster blijkt echter zijn opdrachtgeefster Christina Janssen te zijn, zij is nu eigenares van het betreffende kindsgedeelte van Berent Klein Lenderink geworden en heeft recht op de opbrengsten daaruit.

    Omdat het billijk is dat dit eigendom vastgelegd wordt, laat de drost hiervan op 22 augustus 1777 een “verwinsbrief” opstellen, welke hij persoonlijk ondertekent en van z’n zegel voorziet.


    LEES OOK DE TEKST UIT DE ORIGINELE AKTE: 

    pdfpdf 1777 'Verwinsbrief'    (transcriptie Sikke Postma


     

    (transcripties door Sikke Postma)

    ECAL
    Toegangsnummer           : 3021

    Inventarisnummer          :   654 (354-355)

    [In de marge:]
    Opdragt van aanpart, zijnde 1/8 in 5/6 gedeeltens in het goed Klein Lenderink cum ap- et dependentien onder Hengelo in Dunsborg, en afstand van het regt tot revenuen en opkomsten van voorschreeven aanpart over de jaaren 1774, 1775, 1776.
    Geregistreert

    Op den 8e november 1777, des agtermiddags kwartier voor drie uuren.
    Coram de heer Gijsbert van Hasselt, stadholder
    Gerigtsluiden Willem Woonink en Engbert Harmsen

    Erscheenen mr. Johan Lulofs, in qualiteit als volmagtiger van Christina Janssen, vermoogens volmagt in dato den 9e maij 1777 voor den rigter des ampts Steenderen en gerigtsluiden, speciaal meede ad hunc actum, op mr. W.H. Klinkenberg van Echten en op den comparant, te saamen en op elk van hun in het bijsonder gepasseert, zijnde alhier in den gerichte vertoond en geleesen, welke verklaarde in een steeden, vasten en onwederroepelijken erfkoop, voor een wel betaalde summa geldes, te hebben verkogt, en uit dien hoofde bij deesen erflijk te cederen, te transporteren, op en over te draagen, aan en ten behoeve van Derk Smallegoor op den BoeiJink, en desselfs huisvrouw, en erven, het aan comparants principalinne, uit kragt van een gerichtelijk verwin, en daarop bij subhastatie gevolgde aankoop, toebehoorende aanpart of kindsgedeelte, welke Berent Klein Lenderink aan het goed Klein Lenderink, in de buurschap Dunsberg, onder het Rigterampt Hengelo, heeft gehad, zijnde een agtste in vijf sesde gedeeltens van het geheele goed, met alle ap- en dependentien, regt en geregtigheeden, voorts lusten en lasten daartoe behoorende, alles ingevolge koopbrief de dato 17 junij 1777, quo relatio. Renuntierende en ontervende comparant q.p. sijn voornoemde principalinne en derselver erven, van alle regt, eijgendom, en possessie, welke sij aan het voorschreeven parceel ooijt heeft gehad, en den kooper en cessionaris daaraan wederom alleen beërvende en eigenende, met belofte van whaar en whaarschap, als erfkoops regt is, voorts meede renuntierende, en ten behoeve van den kooper afstand doende van het regt tot de revenuen en opkomsten van het voorschreeven aanpart over de jaaren 1774, 1775, 1776, met versoek van protocollatie en registrature deses, de super stipulando.

    [In de marge:]
    L.q. den 50e penning betaalt met f 3-18-0 


     

    ECAL
    Toegangsnummer           : 3021

    Inventarisnummer          :   655 (0095)

    [In de marge:]
    Opdragt van 1/6 en 1/8 part in 5/6 gedeeltens, aan en in het goed Klein Lenderink onder Hengelo in Dunsberg.

    Geregistreert

    Op den 2e september 1779 des middags ten half een uur
    Coram mr. Herm. van Santbergen, p.t. stadholder
    Gerigtsluiden Willem Klomps en Antonij Bruijl

    Erscheenen Derk Smallegoor en zijn vrouw Petronella Everwennink, marito tutore, en bekenden, tegens genoegsame voldoeninge der koopspenningen, in eenen steeden vasten en onwederroepelijken erfkoop eeuwiglijk en erflijk gedurende, verkogt, gecedeert, op- en overgedraagen te hebben, cedeerden, droegen op, en verteegen van der hand als erfkoopregt is, aan Jan Willem Waalre, sijn huisvrouw Jenneken Klein Lenderink, en haaren erven, een sesde en een agtste part in vijf sesde gedeeltens, aan en in het goed Klein Lenderink, met derselver rechten en gerechtigheeden, kennelijk in deesen landdrosten ampte, kerspel Hengelo, buurschap Dunsberg geleegen, en sulks voor vrij en kwijt, niet beswaard, dan met ’s Heeren verpondinge, en een jaarlijkschen uitgang, bij kooperen bekend, alles ingevolge coopcedule van den 22 februarij 1779 q.r.

    Gelavende sij comparanten den voorschreven koop en overdragt te zullen staan, wachten en waaren, jaar en dag, als erfkoopsrecht is, alles onder verband van hunne persoonen en goederen, daarop stipulerende als rechtens. S.A.L.

    [In de marge:]
    L.q. den 50e penning betaalt met f 12-0-0 


     

    ECAL
    Toegangsnummer           : 3021
    Inventarisnummer          :   903 (167-170)

    Op den 10 junij 1790 des agtermiddags
    Coram L.A. Willinck, richter
    Gerigtslieden Jan Lenderink en Berend Speulman

    Compareerde David Kleijn Lenderink, weduwnaar wijlen Anneken Roesink, en desselfs kinderen, alle meerderjarig zijnde, met namen Jan Kleijn Lenderink, Jacob Kleijn Lenderink en Harmen Kleijn Lenderink, en bekenden verkogt te hebben aan desselfs schoonzoon en broeder Jan Willem Waarle en desselfs huijsvrouw Jenneken Kleijn Lenderink, de bouwerije van het erve Kleijn Lenderink, bestaande in levendige have en vhee, gesaaij in en op het land, mest en mestregt, ingedoemte des huijses, linnen en wollen, niets daarvan uijtgesondert, als alleen het bedde met zijn toebehoor, van den eersten comparant, welke dat voor zig is behoudende, om gedurende zijn levenstijd daarvan het gebruijk te hebben, zullende egter na dode van den eersten comparant mede in eijgendom aan de kooperen overgaan, en sulx voor eene somma van 575 gulden, waarbij geconditioneert is, dat gemelde kooperen, echtelieden, voor haar rekening zullen neemen en betaalen, alle de lastige boedelschulden op den inventaris gespecificeert, ter somma van 413 gulden 17 stuivers 8 penningen, aan hun vader, den eersten comparant, betaalen eene somma van 80 gulden 11 stuivers 4 penningen, vervolgens aan de twede, derde, en vierde comparanten, Jan, Jacob en Harmen Kleijn Lenderink, voor haar moeders versterf ten opsigte deser gerede goederen, aan ieder eene somma van 26 gulden 14 stuivers, waarvan de betalinge geschieden zal op St. Michiel van deesen lopenden jaare 1790, zijnde wijders geconditioneert, dat de ongerede goederen onverdeelt en in gemeenschap zal blijven, dat Jan Willem Waarle voor pagt van huijs en hof jaarlijks zal geven 16 gulden 9 stuivers, waarvan den eersten comparant David Kleijn Lenderink zijn portie, en de overige comparanten haare portien zullen profiteeren, gelijk mede van het bouwland de swaare garve, daar en boven de verpondinge en andere lasten voor zijn rekening, zullende deese pagt zijn aanvang nemen met Petri van den jaare 1791.

    Daarop mede erscheenen Jan Willem Waarle en desselfs huijsvrouw Jenneken Kleijn Lenderink, geadsisteert met denselven als na rechten, en verklaarden de koop van de bouwerije van Kleijn Lenderink in voegen als voorschreven te accepteren, daarbij aannemende en belovende de boedelschulden zoals die gespecificeert zijn als haar eijgen propre schuld te zullen betaalen, aan haar schoonvader en broeders te zullen betaalen hetgeen ieder van deselven uijt de bouwerije was competerende, zig oversulx daartoe verbindende als na rechten, alles met en onder renuntiatie van alle deesen eenigsints contrareerende exceptien, voorts ter submissie en judicature als na rechten, hebben de comparanten hier op gestipuleert. S.A.L.

    [w.g. ECAL 3021-908 (227]
    LAWillinck, richter
    Gerigtslieden ijan lenderijnk
                       Berend Speelman

    0001 1


    ECAL
    Toegangsnummer           : 3021
    Inventarisnummer          :   903 (167-170)

    Op de 10 junij 1790 des avonds om 7 uur
    Coram L.A. Willinck, richter
    Gerigtslieden Jan Lenderink en Berend Speulman

    Compareerde David Kleijn Lenderink, weduwnaar wijlen Anneken Roesink, en bekenden uijt een suijvere genegentheijd en vrije wille, aan zijn schoonzoon en dogter Jan Willem Waarle en desselfs huijsvrouw Jenneken Kleijn Lenderink te maken en te geven eene somma van twee hondert gulden, om na zijne dood uijt desselfs eijgendommelijke ongerede goederen te worden betaalt, onder conditie dat gemelte echtelieden zullen verpligt en gehouden zijn, hem comparant gedurende zijn levenstijd daarvoor te onderhouden en te verplegen in kost en kledinge en inwooninge, zullende zolang zijn kragten sulx koomen toe te laaten tot het huijs beste helpen arbeijden, en wanneer het gebeuren mogt, dat aan dat een of ander niet na behooren voldaan wierde, en den comparant met dese echtelieden niet konde leeven of zig verstaan, zal het hem vrijstaan daar uijt te gaan, zijn bedde met zijn toebehooren, klederen en verder lijfstoebehoor mede te neemen, zullende de gifte alsdan geen plaats hebben, ook niet verder tot desselfs onderhoud verpligt zijn, egter gemelte echtelieden voor die tijd dat het onderhoud gedaan hebben, kunnen eijschen en vorderen eene somma van vijf en seventig gulden zonder meer, welk geval egter geen plaats hebben zal tenzij wettige redenen van de een of andere kant kan worden voorgebragt.

    Daarop mede erscheenen Jan Willem Waarle en desselfs huijsvrouw Jenneke Kleijn Lenderink, marito tutore, en verklaarden de gifte van hun lieder vader gedaan in dank te accepteeren, daarbij aannemende en belovend gemelten hunnen vader daarvoor te sullen onderhouden met alle schuldige liefde en genegentheijd te behandelen, ten dien eijnde daarvoor verbindende hunne persoonen en goederen ter submissie en judicature als na rechten, hebben de comparanten hier op gestipuleert.

    [w.g. ECAL 3021-908 (229]

    LAWillinck, richter
    Gerigtslieden ijan lenderijnk
                       Berend Speelman 



    1819 mvs Reintje Tenk a1819 Uitsnede uit de memorie van successie van Reintjen Waarlo-Tenk waarin
    te lezen valt dat toen de boerderij nog 'Klein Lenderink' werd genoemd. 
    Bron Gelders Archief. 



    1838 mvs Jan Waarlo a1838 Uitsnede uit de memorie van successie van Jan Waarlo met de kadastrale perceelnummers zoals die destijds
    bij de boerderij behoorden. Bron Gelders Archief. 



    1906 werd toen al Wevershuis genoemd1906 Uitsnede kadastraal 'leggerartikel' waarin te lezen valt dat in 1906 de boerderij al 'Wevershuis' genoemd werd. 
    Bron Kadaster 'Digilegger'. 


     

    LEES OOK: 

    Jan Groot Roessink in Nederlands Indië

     


     

     1935 05 06 ZC Weevershuis
    1935-5-6 Bron Zutphensche Courant. 

     

     

     

Laatst aangepast op woensdag 19 mei 2021 19:50