Beekstraat 10, 't Winkel - Akten, Verhalen en Gebeurtenissen
-
Akten, verhalen en gebeurtenissen:
(transcripties door Sikke Postma)
Gelders Archief
Toegangsnummer : 0002
Inventarisnummer : 93a (426)Ik Johan Vijgh tot de Snor en Appelenburg, ordinaris Raad in Gelderland, vertredende de plaats van de Stadhouder der leenen etc., erschenen sijn Jan Pas, en Hilleken Mennink ehel[uiden], de vrouwe tutore marito, en hebben na afgemaakte versuijmen te leen ontfangen een stuk lands geheijten Mentinkslag in de Graafschap Zutphen, in den kerspel Hengel op ’t Goeij gelegen, aan den F[urstendom] G[elre] en G[raafschap] Z[utphen] ten Zutphensche regten met een pond goed gelds te verheergewaden leenroerig, gelijk het geseijde leen haarlieden door koop, en successie aangekomen is, ende heeft den eersten comp[aran]t daarvan hulde bij handtastinge gedaan, ende belooft de Staten etc., dergelijken etc., beheltelijk etc. Sonder arg of list. Hier sijn over en aan geweest als mannen van leen Willem Jan Tulleken leengriffier in Gelderland, en Zeger Verbeek. Dies t’oirconde etc.
Geschied tot Arnhem den 23 februarij 1743.
Gelders Archief
Toegangsnummer : 0002
Inventarisnummer : 95a (519)Ik Johan Vijgh tot de Snor, en Appelenburg, eerste Raad ende Stadhouder der leenen des F[ürstendoms] G[elre] en G[raafschaps] Z[utphen], doe cond, dat voor mij, en mannen van leen hierna benoemt, erschenen is Jan Pas en Hilleken Mentink, ehel[uiden] uxor tutore marito, en hebben in mijnen handen opgedragen ende overgegeven een stuk lands geheijten Mentinkslag in de graafschap Zutphen, in den kerspel van Hengelo op ’t Goeij, of Bekveld gelegen, aan den F.G. en G.Z. ten Zutphense regten met een pond goed gelds te verheergewaden leenroerig, ook daarop met hand en mond vertegen, so dat de nabenoemde mannen van leen voor regt wijsden, dat de comparanten en haren erven daarvan gansch en al ontleend ende onterft waeren, en dat ik als stadhouder der leenen mijnen vrijen wille daarmede doen mogte, waarna ik op desselfs vlijtig versoek het gesijde leen weder opgedragen, en overgegeven hebbe aan Gerdina Pasman[1], die daar weder mede beleent is door Jan Hendriks[2], als haren hulder, ook daarvan huld bij handtastinge gedaan, ende belooft de Staten des F.G. en G.Z. voorn[oem]t, hold, en gehoorzaam te sijn, en alles te doen hetgeen een goed, en getrouw leenman sijnen leenheer te doen schuldig is, dergelijken Gerdina Pasman en haere erven, so dikwijls het voorn[oemde] leen erledigt word, en den nood sulks vereijschen sal, ook doen sullen, beheltelijk in allen meergem[el]te F. en g. samt een ieder sijns goeden regten. Sonder arg of list. Hier sijn over en aan geweest als mannen van leen Willem Jan Tulleken leengriff[ie]r in Gelderland, en Jan van de Veen. Des t’oirconde so heb ik des F.G. en G.Z. segel hier aan doen hangen.
Getekend tot Zutphen gedurende de vergaderinge van ’t hoge Leengerigt den 12 julij 1765.[1] Dochter van Willem Pasman
[2] Jan, zoon van Hendrik op ‘t Winkel
ECAL
Toegangsnummer : 3021
Inventarisnummer : 902 (79/81)Op den 26 julij 1765
Coram L.A. Willinck, richter
Gerigtsl[uijden] Garrit Luijkink en Harmen BruijlCompareerde Jan Winkel, weduwnaar wijlen Hendersken Pasman, te kennen gevende dat voornemens was een twede ehe aan te gaan, so versogte dat over zijn onmondigen zoon, bij gemelte zijn ehevrouw verwekt, boven en behalven de bloetmomberen zijnde de twee bestevaders Jan Pas en Hendrik Winkel, tot onpartijdige momberen mogten worden aangestelt de persoonen van Garrit Harmsen op Altona* en Jacob Harmsen op Menkhorster Slag, die des kinds beste besorgen.
’t Gerigte stelt tot momberen over opgemelte onmondige boven en behalven de bloetmomberen Jan Pas en Hendrik Winkel de persoonen van Garrit Harmsen en Jacob Harmsen.
Waarop erscheenen die momberen voorn[oem]t en hebben voorstaande momberschap bij handtastinge aangenomen en daarbij aanbelooft sig als momberen na landregten te sullen gedragen en hetselve verburget als reghtens.
Eodem et coram eijsdem.
Compareerde Jan Winkel, weduwnaar wijlen Hendersken Pasman ter eenre, voorts Jan Pas, Hendrik Winkel, Garrit Harmsen en Jacob Harmsen in q[ua]l[iteit] al[s] bloetmomberen en gerigtelijk aangestelde momberen over de onmondige zoon van den eersten comp[aran]t bij wijlen gemelte zijne ehevrouw geprocrieert, en bekenden op heden ten overstaan van deesen Ed[elen] Landgerigte te hebben ingegaan en gecelebreert dit magescheijd en acte van divisie, om te strekken tot separatie van den eersten comp[aran]t en zijne minderjarigen zoon, en sulx volgender gestalte en manieren:
Eerstelijk dat de ongerede goederen, bestaande in een half molders gesaaij agter de Vokkingbossen, [en] negen schepel gesaaij in den Varsselschen Enk, waarvan de halfscheijd des eersten comp[aran]ts onmondigen zoon zijn bestevader en moeder is competerende, tusschen den vader en zijn onmondigen zoon half en half onverdeelt en in gemeenschap zal verblijven.
Ten tweden is geaccordeert dat de gerede goederen, bestaande in ingedoemte des huijses, levendige have en vhee, gesaaij in het land, mest en mestregt, en wat daar onder gerekent kan worden, bij den vader, den eersten comp[aran]t in deesen, in eijgendom sal blijven beseten, en bij denselven behouden worden, met alle voordeelige schulden so als die op den inventaris getaxeert en gespecificeert zijn, mits daar en tegen tot sijn lasten nemende te betaalen alle des boedels nadelige schulden so als die op den inventaris gespecificeert zijn, of uijt wat hoofde die nog zouden kunnen provenieeren zonder dat zijn onmondigen zoon, daar iets toe sal behoeven te contribueren ofte te betaelen.
Ten derden is geaccordeert dat de vader, zijnde den eersten comp[aran]t in deesen, aan zijn onmondigen zoon, in voldoeninge van het moeders goed ten opsigte der gerede goederen, wanneer desselfs mondige jaaren sal bereijkt hebben, sal uijtkeeren en betaelen de somma van agt en seventig gulden, 9 st[uiver]s, 9 penn[ingen], en van wegens de moeders kleeren den somma van 20 guld[en], dus te samen de somma van agt en negentig guld[en], 9 st[uiver]s, 9 penn[ingen], alles boven en behalven zodane vierhondert gulden als door Garardina Pasman aan deselven door dood van Jan Pas en Hilleken Mentink moet worden uijtgekeert.
Vervolgens is geaccordeert dat den vader sijne onmondige zoon tot zijn mondige jaaren sal verplegen in kost en drank, klederen, linnen en wollen, laaten leeren leesen en schrijven en verders behandelen als een goed ouder omtrent zijn kinderen verpligt is, alles ten fine en effecte als na regten.
En hebben de comp[aran]ten hier op gestipuleert.
Hiervan extract gegeven.*Waarschijnlijk wordt hier ‘Klein Altena’ Lankhorsterstraat 25 bedoeld
ECAL
Toegangsnummer : 3021
Inventarisnummer : 908 (170/173)[Omslag:]
Magescheijd tusschen Jan Winkel en zijn meerderjarigen zoon Antonij Winkel, de dato 12 maart 1791[In de marge:]
12-3-1791Kennelijk zij hiermede, alsdat op huijden, dato onderges[chreven], tusschen Jan Winkel, voormaals weduwnaar wijlen Hendersken Pasman, ter eenre, en Antonij Winkel, meerderjarige zoon van den eersten condivident bij wijlen opgemelte zijne ehevrouw in ehe verwekt, onder adsistentie van den eene van zijne nog in leven zijnde momberen, met name Garrit Harmsen, ter anderen zijde, zij opgerigt, gededingt en gesloten een vast en onverbrekelijk magescheijd, en sulx om te strekken tot scheijdinge en deelinge van zodane ongerede goederen als bij magescheijd van den 26 julij 1765 tusschen de condividenten onverdeelt en in gemeenschap gebleven zijn, bestaande die ongerede goederen in navolgende parceelen:
Een half molders gesaaij bouwland vooraan op den Enk agter de Vokkingbossen gelegen.
De halfscheijd van negen schepel gesaaij bouwland in den Varselschen Enk gelegen, Haijtink Reuvekamp en den Oldenhof genaamt.
En sulx volgender wijse:
Dat aanvankelijk tusschen partijen condividenten daar omtrent geconditioneert en overeengekoomen is, dat den tweden condivident Antonij Winkel uijt hoofde van hetgeen hem wegens zijn moeders versterf aan deese hiervorens gespecificeerde ongerede goederen is competerende, voor zijn portie zal hebben, zoals aan hem in vrijen eijgendom word toe- en aanbedeelt bij en kragt deeses:
De halfscheijd van een stuk bouwland in Varsel, Haijtink Reuvekamp genaamt, dan nog de halfscheijd van een stuk bouwland, mede in Varsel gelegen, den Oldenhof genaamt, om die als zijn eijgendommelijk goed te hebben, daarvan de vrugten te profiteren, en van nuu af aan daarmede te kunnen handelen na welgevallen.Zijnde wijders geaccordeert, dat ten opsigte van hetgeen aan den tweden condivident nopens het gerede, bij vorens gemelte magescheijd was toegeset, alsmede omtrent hetgeen uijt de coopspenn[ingen] van het leengoed Mentinkslag door wijlen Gerardina Pasman laast overledene huijsvrouw van den eersten condivident aan denselven moest worden uijtgekeert, sig samen bedragende eene somma van vierhondert agtennegentig gulden, 9 st[uiver]s, 9 penn[ingen], door den eersten condivident zal worden verrentet met een jaarlijkschen intrest van drie percent, aanvank nemende met primo meij 1791, tot zo lange den tweden condivident deese penn[ingen] benodigt is, welke hem ook vrij sal staan die ten allen tijde te kunnen opeijschen, nemende den eersten condivident bij zijne ondertekeninge deeses aan, om, wanneer drie maanden van te vooren daartoe behoorlijk gewaarschouwt zijnde, opgemelte somma van f. 498 gul[den], 9 st[uiver]s, 9 penn[ingen] aan zijn zoon den tweden condivident te zullen betaalen.
Wordende het overige van deese in gemeenschap geblevene ongerede goederen, zijnde het bouwland voor op den Enk agter de Vokkinkbossen, groot een half mudde gesaaij, benevens de wederhalfscheijd van het stuk bouwland in Varsel, Haijtink Reuvekamp genaamt, en de wederhalfscheijd van het stuk bouwland, mede in Varsel gelegen, den Oudenhof genaamt, in vrijen eijgendom aan den eersten condivident toe- en aanbedeelt, gelijk geschied bij deesen.
Eijndelijk is tusschen de condividenten geconvenieert, dat den tweden condivident voor nu en ten euwigen dage zal afstand doen van zijn recht, dat hem uijt eenigen hoofde hoe genaamt, aan het leengoed Mentinkslag was competerende, zo en als den tweden condivident bij zijne ondertekeninge deeses verklaart daarvan voor nu, en altoos te renuntieeren en af te sien bij deesen, voor welken afstand aan hem voort in vrijen eijgendom door den eersten condivident wederom word overgegeven de halfscheijd van het stuk bouwland in Varsel, den Oudenhof genaamt, waarvan de wederhalfscheijd hem voor zijn moeders versterf hierboven toegedeeld is, zodat dat land, den Oudenhof, voor den tweden condivident geheel in eijgendom zijn zal, om daaraf van nu af aan de vrugten te trekken en de lasten te betalen, zijnde 4 ½ st[uiver]s thins en een half spint wooltrogge.
En waarmede Barend en Henders Winkel, meerderjarige kinderen van den eersten condivident bij zijn laast overledene huijsvrouw Gerardina Pasman in ehe verwekt, bij haare ondertekeninge deeses verklaaren genoegen te neemen en daarin te consenteren, waarmede partijen condividenten van den anderen zijn gescheijden en gedeelt, zonder den een op den anderen iets verders te pretendeeren of te reserveeren, belovende elkanderen deese toegedeelde goederen te zullen guaranderen, wagten en waaren jaar en dag als erfmagescheijdsregt is, alles met en onder renuntiatie van alle exceptien den inhoud deeses eenigsints contrarierende, voorts ter submissie en judicature als na rechten.
In oirconde van waarheijd is deese bij partijen condividenten neffens daartoe versogte dedingsluijden eijgenhandig ondertekent. Actum Hengelo den 12 maart 1791.
[w.g.]
ijan winkel
antoonwinkel
Dit T merk is door Garrit Harmsen als momber en adsistent van Antonij Winkel eijgenhandig getekent.
Berent Winkel
Dit Ꚛ merk is door Henders Winkel eijgenhandig getekent
garrit Jan praasterink ) als dedingsluij en getuijgen hiertoe versogt
Jan Maalderink )Op den 12 maart 1791, des avonds om 9 uur
Coram L.A, Willinck, richter
Gerigtsl[uijden] Garrit Jan Praasterink en Jan MaalderinkCompareerde Antonij Winkel, meerderjarige zoon van Jan Winkel, bij wijlen Hendersken Pasman in ehe verwekt, en bekenden voldaan te zijn van hetgeene hem bij magescheijd voor zijn moeders versterf was toegeset, bedankende dierhalven zijn eene nog in leven zijnde momber Garrit Harmsen voor de goede administratie, versoekende dat denselven van zijne momberschap mogt worden ontslagen, daarop stipulerende ten efecte rechtens.
Fiat ten fine als versogt.[w.g.]
L.A. Willinck, richterGerigtsl[uijden] garrit J. praasterink / Jan Maalderink
Pdf 1826 en 1829 memories van successie van de broers Hendrikus en Garrit Jan te Winkel(bron Gelders Archief)
1831 Uitsnede uit het testament van Janna Wassink op 'Winkelshuis op het Bekveld'.
Pdf 1831 Testamenten van Jan Abbink, Janna Wassink en haar inwonende vader Cornelis Wassink
Bron ECAL 3011-191, kopie H. Schuppers-Demming.