Pastoor Thuisstraat 17, Tiller of Groot Geltink - Overige vermeldingen en Bijlagen
-
Vermelding in het Boerderij- en Veldnamenboek Hengelo:
kaart 20A5
- Mens en land in de Middeleeuwen (1200-1488) (door B.H. Slicher van Bath): 'Gelting, erf te (grote, cleyn) 1378 (RLZ. 310)'
-
Leenaktenboeken van het Vorstendom Gelre en Graafschap Zutphen (vanaf 1326):
't Goet te Gelting ten Zutphenschen leen heeft ontfangen
Daem Vogels dochter, anno 1378.
Johan Hellerinck ontfinck dat goet ten Groten Geltinck, gelegen in den kerspel van Hengelo, tot eenen Zutphenschen leen, a°. 1388.
Johan Glering, burger to Zutphen, ontfinck dat goet geheiten die Grote Gelting, in den kerspel van Hengel opt Goy gelegen, ende transporteerde tselve voort op Gertrud, sijn dochter, huysfrou Conrad Ysers, a°. 1402.
Eadem, anno 1424.
Gertrud Yseren, huysfrou Jacob Huerninx, a°. 1427.
Gertrud, Conrad Yserens wijff, vernijt deur Henric Sewinch, 22 Maii 1430.
Eadem set tot momber Derck ten Wal, a°. 1445.
Anthonis Yseren van wegen ste Walburgenkerck binnen Zutphen bij transport Gertrud voorn., a°. 1452.
Henrick Ellerdinck als erve sijner olderen ontfinck dat goet tot Groten Geltinck, hoge ende lege, met sijnen tobehoor, gelegen op den Goy, a°. 1452.
Conrad Schimmelpenninck to behoeff der fabriken der kerck voorn., a°.1466.
Alphert Kribbe bij overgevinge Conrads voorn., a°. 1470.
Idem, kerckmeister, vernijt eedt van den goede tot Groten Geltinck met allen sijnen tobe horen, in den kerspel van Hengel gelegen, daer naest gelant is dat goet ten Landsinckhave an d'een ende die Geltinckstege an d'ander sijde, 12 Oct. 1473.
Henrick Ellerdinck vernijt eedt van den goede tot Groten Geltinck, hoge ende lege, met sijnen tobehoren, in den kerspel van Hengel gelegen op 't Goy, daer naest gelant is dat goet te Cleyn Geltinck an d'een sijde. Daerin behoort oick die mate, die gelegen is an Hattemermerck bij Leern ten Hagestege, met eener hofstat, 19 Oct. 1473.
Alphert Kribbe vernijt eedt, 21 Aug. 1484.
Idem vernijt eedt, a°. 1492.
Henrick Yseren, hulder, a°. 1498.
Andries Aetsack, kerckmeester, beleent, a°. 1510.
Johan Aessack, kerckmeester, beleent, 27 Aug. 1534.
Alphart van Tille mitz dode Johans hulder, 17 Dec. 1538.
Idem vernijt eedt, 27 Aprilis 1556.
Jasper Cloeck hulder mitz dode Alpherts, 13 Oct. 1568.
Evert Aessack ende Henrick Ruyter, kerckmeesters crigen 3 maenden uutstel in plaetse des verstorvenen Jasper Cloex eenen nyen hulder te stellen, 4 Oct. 1580.
Henrick Ruter in plaetse Jaspers beleent, 15 Nov. 1580.
Evert Aessack ende Willem Jacobssoon crigen 3 maenden uutstel voor de kerck, 26 Oct. 1582.
Idem hulder mitz dode Henricks, 19 Aprilis 1583.
Jacob Velthoen, hulder in plaets Evert Aessacks, beleent met den goede geheiten Groten Geltinck met allen sijnen tobehoor, in der graeffschap Zutphen, in den kerspel van Hengel gelegen, 3 Maii 1610.
Ludolph Silvius, hulder, als last hebbende van Aelbert Wentholt ende Leonart Caldenbach, kerckmeesteren, beleent, 25 Maii 1630.
Peter van Diem, als last hebbende van Leonart Caldenbach ende Henrick van Diemen als kerckmeisteren, beleent, 16 Maii 1655.
Hendrick van Essen door ordre van de kerckmeesteren van de Walburgen kercke tot Zutphen nae afsterven des voorgaenden hulders beleent, 22 Aprilis 1676.
Bartold van Dimen Opgelder, kerkmeester van de Walburgen kerk tot Zutphen, na afsterven van Hendrik van Essen namens de kerk beleent, 11 Nov. 1723.
Gerhard Vatebender, kerkmeester van st. Walburgs kerk binnen Zutphen, na afsterven van Barthold van Diemen Opgelder namens de kerk beleend, 5 Oct. 1736.
Jan Hasebroek, kerkmeester van st. Walburgs kerk binnen Zutphen, namens de voors. kerk beleend, 3 Dec. 1765.
- Rekening van ontvangst 1382: 'Item Coenniet Geeltinch 3 [pond]'
- Rekening v. ontvangst van Pondschatting 1499: 'Lambert op Geltinck 1,5 [gulden]' / Schatting in 1500 : 'Geltinck 2 [gulden]'
-
Verpondingsregisters in 't Rigterambt Hengelo (tussen 1576-1656):
1576: Grote Geltinck v g:
1616: Groete Geltinck
1629: Groote Geltinck daer Coops woonth
1629: Coep ten Tiller [woonde vlgs. Capitale en hoofdschatting in 1654 op Geltinck Hoff]
1650: Groete Geltinck den weduwe Van Rhemen toebehoorende
1656: Grote Geltink de weduwe van Rhemen 29 -18 - 8
-
Verbalen uitzetting capitale- of hoofdschatting 1654:
'Henrick Tiller op Geltinck Griete sijn huesfre: /Die oudeste soen Wessel 14 jaeren /Die knecht Garrit gnt: sijn vrouw Janneken'
'Coep ten Tiller op Geltinck hoff / Marrie sijn huesfre:/ Otto Geltinck ende Elssken sijn huesfre: inwoenders / Item Warner Geltinck Otto sijn broder'
- Monsterrollen 1665: 'Groot Geltinck'
-
Inwonerslijsten per buurtschap 1795:
'Arent Tijllens, Garritijan Tijllers den oom Arent, de meijt IJanna [...] Langere'
-
Dunsborger en Hattemer Markenboeken (1553-1847):
1553: Geltink en Lutke Geltink
1623: Die Markenrigtn. proponeerden dat sie neffens andere gecommitteerden gevisiteert hadden die leijde en togtgravens an die Mamenhorst, daar over waren kosten gedaan, versogten ordiniert te worden, wie die kosten sollen dragen. Markgenoten ordineren dat die intresseerden als Sarbelink, Mamenhorst, Reessink, Nijsink, Hiekink, Swavink, Croeserije, Wunnink, Keijenborg, beijde Geltinge, Kleijn Nijsink en Kleijn Sessink, ijder een gulden daar toe sullen dragen.
- Thijnspligtigen in 1862, door E. ten Hoeve, Hengelo: '8 garven door Groote Kerk te Zutphen'
-
Bijlagen:
Overzicht bouwvergunningen. Bron ECAL.
1922 Bouwvergunning en -tekeningen boerderij:
Bron ECAL.
- Overige bijzonderheden: 388 Akte van belening van het Burgerweeshuis met het goed Nyenhuysink of Nisink en de daartoe behorende leenkamer, 1710. Met verdere stukken betreffende dit goed en het eveneens in 1710 aangekocht goed Geltink of Tiller, 1696-1778. 3 charters en 1 omslag. 389-390 Leenboeken van het goed Nyenhuysink, 1448-1796. 2 delen. N.B. Tot de leenkamer behoorden het goed Weenink in Hengelo, het halve erf Seesink in Zelhem, het goed Jolink en Lunsink onder Zelhem en enige percelen land. 389 1448-1659, aangelegd in 1604 door Derck van Rhemen 390 1700-1796 391 Minuut-akten van belening, volmachten en verdere stukken betreffende de lenen van Nyenhuysink, 1740-1775. 1 omslag. 392 Stukken betreffende uitgangen uit het goed Geltink of Tiller, 1710-1733.