Pastoor Thuisstraat 17, Tiller of Groot Geltink - Akten, Verhalen en Gebeurtenissen

  • Akten, verhalen en gebeurtenissen:

      

     

    (transcripties Sikke Postma)

     

    1565 Smoege

    1565 Memorie van de verpachting aan Herman Geltinck van het hoge land op Smoege. 
    Archief van de Kerkvoogdij Hervormde Gemeente Zutphen (1059-1979)
    Bron RAZ toeg.nr. 0062/inv.nr. 1894. Kopie I. Kroesen-Engelen.

     

    24 september 1565

    Op maendach nae S. Matheus heft Herman op Geltinck gepacht dat guet Geltinck sees jairen lanck op die olde pacht ende vorwarden als hye dat vur gehat heft. Ende heft dair to gepacht dat hoege stucke lantz op die Smoege datmen to zeyen placht na utwysonge der vrocht met den hoff, huystede ende plaitze dair voir als van huystede ende anders ende sal dair geen holt ut moegen raede, of houwen by verlys synre pachte, dan elschenholt wair voir hie jairlix voer geven sal behalven dat guet vurscreven VI daler beheltelick doch dat sie beyden dat cyrkel kempken in gueden wrucht holden sullen. Op den selven dach heft G. op de Brandehorst gepacht dat guet vurscreven op alle olde vurwarden. Ende heft dair to drye stucke lantz van die Smoge gepacht voir VIII daler des sollen sye oder hem beyden dat buysken op die Smoege holden in gueden wrocht. Sonder argelist. Actum anno LXV op guesdach nae Mather apostoli.

     

    [Moderner handschrift]

    12xx
    Memorie der verpachting van het Goed Geltink van enige stukken landes op de Smoegen en van het Goed Branderhorst. 1565

     

    ONDERSTAANDE HERTALING IS EEN PERSOONLIJKE INTERPRETATIE DIE NIET PERSE JUIST HOEFT TE ZIJN

    Op maandag na sint Matheus [maandag 24 september 1565] heeft Herman op Geltinck het goed Geltinck weer voor zes jaar gepacht tegen de oude pachtprijs en -voorwaarden zoals voorheen. Daarbij heeft hij het hoge stuk land op de Smoege gepacht, dat men volgens het opbrengstenboek placht in te zaaien, samen met het erf en de huisplaats en de [plek die daarvoor ligt en geschikt is voor de bouw van een huis of iets anders]. Hij mag daar geen andere bomen rooien of omhakken dan elzenhout, anders verliest hij zijn pacht. Hiervoor en voor het bovenvermelde goed [Geltink] zal hij jaarlijks 6 daalder betalen; bovendien moeten zij samen de omheining van het ronde kampje in goede staat houden.
    Op dezelfde dag heeft G. op de Brandehorst het vermelde goed weer tegen alle oude voorwaarden gepacht, met daarbij ook drie stukken land van de Smoege tegen 8 daalder. Nu moeten zij beiden de omheining rond het [weiland] op de Smoege in goede staat houden. Dit alles ter goeder trouw.
    Gedaan op woensdag na Matheus, anno ‘65. [woensdag 26 september 1565]


     

                                                                    

    1582 RAZ  2 62 1895  2 b

    1582 RAZ  2 62 1895  2 b

    1582 Onderhandse akte waarbij het goed 'Geltinck' met de erbij behorende hofstede, gelegen in het kerspel Hengelo, wordt verpacht.

    Bron RAZ Kervoogdij Hervomde Gemeente Zutphen. Toegangsnr. 0062/ inv.nr. 1695. 

     

    13xx
    Pachtcedul van ’t goed Geltink, 1582

    In den jaeren onss Heren XVC LXXXII [1582] den XXV [25] maij hebben dye karckmeisteren Evert Aessaeck und Wyllem Jacobsz voer hun und oeren naekoemlingen verpachtet und verpachten by desen Evert op Voegelinck, Hylle synn huisfrouw und oeren erven (als hy Evert voer hem und syn huisfrouw bekande dese pacht an toe nemen) der karcken erve und guedt Geltinck in Hengelo gelegen, soh ’t selvige Harmen Geltinck dye leste pacht suslange in’t gebruick gehatt, uthgesecht dye Smugge, sess jaer lanck nae den anderen folgende, waer van het yrste jaer anfangen sall op Petri ad Cathedram anno 1583, und dat in vorwerden und manyren hyr nae beschreven:
    Alss dat hy het groen landt desen sommer om sunst sall genieten: und dye andere jahren daer voer ter pacht betalen nae gelegentheit und tot kentenisse van vyer guede luyden, alss twye by den karckmeisteren, und dye ander II [2] by den pachter thoe noemen, welcke sonderlinge letten sullen wat van den groenlanden van gelickeze groten und guedhyet daer selffes vanden byliggende nahberen betaellt wordt, wall verstaende nah dem hy Evert nu anstaenden Lamberti, wannehr dye schoeff vanden lande, dat bouwlandt sall anfangen, dat dye karckmeisteren in fall dye dyncktall nyeth affgeschaefft worde, hem myt synn huisfrouw voer VIII [7½] mahnet van Lamberti aff toe reekenen, tot dye dyncktall thoe folleste sullen keumen myt IIII [4] dalerens.
    Mede accordiert dat dye pachteren opte grut alss zy twye und dye kerckmeisteren eene treckende, sullen bouwen, und dat op gelicken voeth den thende daer uth gaende sall betaelt werden.
    Woe oeck dat dye wrucht mytte schuppe toe holden daer het geschien kan, daermen aeverst daertoe hollt soll behoeven, sullen dye pachteren soe vole weks holtes moegen tymmeren houwen alss zy tot der wrucht in sulcken vall van noeden hebben: blyvende dat aeverige, soh eycken alss ander hollt, tot der karckmeisteren behoeff.
    Sullen oeck dye pachteren op plaetsen daer het sall dyenen, jarlix dese pacht geduerende, setten soh voele paten alss zy opten wylligen daerselffss sall vinden, off hun dye karckmeisteren bestellen werden. Dat huis sullen dye pachteren wandt- und dackdicht holden, und van den guede nah uthganck der pachtjaren, wanthr dye schoeff vanden lande trecken, und dat wedder averleveren alss zydt angefangen, und vorder in desen und allen anderen puncten woe oeck sunst myt messten und begaeden, sich richten und reguliren alss eenen vromen getrouwen bouman weseht, und sunst nah boumans recht sall gan und schoeren. Allet by versteeck der pachtjaren tot der karckmeisteren koer. Dat aefft sall hallff und hallff wesen.
    Hyer synnen mede by an und aever gewest Berndt Geltinck, Rehmens bouman, Harmen Geltinck dye leste pacht und HRueter, dye in orkonde vann desen, neffens den contrahenten, gegewordige pachtss wall eygene handt onderteickent.

    Evert Aessaick Wyllem Jackopsen HRueter
    Evert Voe $ gelincks handteickenn
    Berndt [:.] Gelticks marck
    Harmen [] Geltinx marck
    Ollde Johan [ ] marck
    und
    Jonge Johan I=
    und Derick 4 Haevelinx marck

    Dyt myt desse negeste parsonen nae accordyrt op den XVden desembriss uth gesegt den punct van der tinchtaill

    follgende

     

    ONDERSTAANDE HERTALING IS EEN PERSOONLIJKE INTERPRETATIE DIE NIET PERSE JUIST HOEFT TE ZIJN

    Pachtkontrakt betreffende het goed Geltinck 1582

    Op 25 mei 1582 hebben de kerkvoogden Evert Aessaeck en Willem Jacobsz, voor zichzelf en hun opvolgers, het kerkengoed en erve Geltinck in Hengelo verpacht aan Evert op Voegelinck, zijn vrouw Hylle en hun erfgenamen (welken deze pacht accepteerden). Dit goed, behalve de Smugge [Smoege of Branderhorst], heeft Harmen Geltinck als vorige pachter in gebruik gehad. De pacht wordt voor zes jaar aangegaan, beginnende op Petri ad Cathedram [22 februari] 1583, onder volgende voorwaarden:
    Deze zomer zal Evert het groenland gratis mogen gebruiken. De volgende jaren moet hij daar, al naar gelang van de omstandigheden en de kennis van vier goede mannen, er iets voor betalen. Van deze vier mannen zullen er twee door de kerkvoogden en de andere twee door de pachter worden benoemd. Zij moeten in het bijzonder letten op wat er door de buren betaald wordt voor groenland van dezelfde grootte en kwaliteit. Hierbij moet er rekening mee worden gehouden, dat Evert pas na komende Lamberti [17 september], als de schoven van het land zijn, het bouwland zal verkrijgen. Indien er geen dingtal [overeen te komen bedrag] kan worden vastgesteld zullen de kerkvoogden 7½ maand na Lamberti hem en z’n vrouw hiervoor het volle bedrag van 4 daalders berekenen.
    Ook wordt overeengekomen dat de pachters, in overeenstemming met de kerkvoogden, grutten [boekweit] zullen gaan verbouwen. De tienden [belasting] daarover zullen zij gezamenlijk betalen.
    De omheining en schuur moeten de pachters in zo goed mogelijke staat houden. Indien ze daarvoor hout moeten gebruiken, mogen de pachters zoveel weekhout kappen, als ze voor de omheining nodig hebben. Het overige, zowel eiken- als ander hout, blijft staan tot nut van de kerkvoogden.
    Tevens zullen de pachters gedurende de pachtjaren op daarvoor geschikte plaatsen zoveel stekken mogen poten als zij van de wilgen kunnen halen of als hun door de kerkvoogden worden geleverd.
    Het huis moeten de pachters wand- en dakdicht houden.
    Na afloop van de pachtjaren, wanneer de schoven van het land gaan, moeten zij de boerderij weer teruggeven zoals zij die zijn begonnen en verder volgens de genoemde en andere punten, zoals met bemesten en vervuilen. Ze moeten doen en laten als een vroom en getrouwe pachtboer, en verder naar boerenrecht handelen. Dit alles tot de afloop der pachtjaren en naar wens van de kerkvoogden.
    De opbrengst van het ooft [vruchten/fruit] is half en half voor de pachters en de kerkvoogden.
    Hierbij zijn ook Berndt Geltinck, de pachtboer van Rehmen, Harmen Geltinck, de laatste pachter, en H. Rueter betrokken geweest, welke als getuigen, samen met de contractanten de huidige pacht [overeenkomst] eigenhandig ondertekenen.
    Was ondertekend door:

    Evert Aessaick [Evert Aissaick/Aessack - kerkvoogd Herv.Gem. Zutphen]
    Willem Jackopsen [Willem Jacobszoon Kremer - kerkvoogd Herv.Gem. Zutphen]
    H. Rueter [Henryck Rueter/Ruter/Ruyter - rentmeester Herv.Gem. Zutphen]

    En voorzien van de merken van:

    Evert Voegelinck [nieuwe pachter Klein Geltink]
    Berndt Geltinck [pachter Groot Geltink]
    Harmen Geltinck [vorige pachter Klein Geltink]
    Oude Johan [getuige?]
    Jonge Johan [“ ]
    Derick Hoevelinck [“ ]

    Overeengekomen met deze negen personen op 15 december [1582], behalve op het punt van het dingtal [afgesproken bedrag]
    volgende


     

    Verpondingen 1650:

    Grote Geltinck

    Die weduwe van Rhemen toebehoerende,
    den bouwman Henrick genoemt,
    met huys & hoff, den hoff groet 3 spint

    An bouwlant 12 molder saet,
    geeftt die swaere garve                                                                 106 – 13 – 0

    Item. 3 koeweydens,
    Geefft van huys, hoff & weydelant 5 gulden onvrij gelt                           5 – 0 – 0

    Een voeder torffs, oftte                                                                        3 – 0 – 0

    Een pachtvercken oftt 3 daler daer voer                                               4 – 10 – 0

    Is daer en baeven beswaert met 2 molder, 1 ½ schepell roggen,
    & 3 ½ scepel boeckweyten, soe den bouwman mede alleene draeget

    ande jofferen van Carvenhem 2 schepel halff & halff.

    4 ½ schepel rogge, 4 schepel boeckweyte

    Kremer 4 schepel roggen                                                                  15 – 4 – 10 eijcken boemen

    Memorie van eijcken boemen eijcken boemen                                   134 – 7 – 10 ƒ. 123 – 12 – 10


     

    B1  1738 uit het Protocol van contentieuze en voluntaire akteORA Landdrostambt ZutphenTranscriptie door Marian Kruijt en

    1738 uit Protocol van contentieuze en voluntaire akten. ORA Landdrostambt Zutphen. 
    Bron: Genealogiedomein. Transcriptie door Marian Kruijt en Alice Garritsen.
    (Noot: onduidelijk of het hier Groot of Klein Geltink betreft)




    1866 ZC
    1866-11-24 Bron Zutphensche Courant. 

    1870 ZC kopie
    1870-1-8 Bron Zutphensche Courant. 

    1894 5 5 De Opmerker kopie
    1894-5-5 Bron De Opmerker


     

    pdfPdf 'Otto Geltinck, schater in Hengelo'   (door Ben Dolman)

     


     

     

     

     

Laatst aangepast op zaterdag 29 oktober 2022 10:39