Vordenseweg 39, Reerink - Akten, Verhalen en Gebeurtenissen

  • Akten, verhalen en gebeurtenissen:

     

     

    pdfPdf 1920 Veilingcatalogus Reerink (kopie H. Schuppers-Demming)

     


     

    Onbehouwen zeeman in de Achterhoek

    ECAL 3021 - 891  Uit 'Schatten uit het Historisch Verleden van Hengelo (Gld)' door Marian Kruijt. Boekenlijst

    Hengelo, den 25. Julij 1797

    (…  zie ook getuigenverklaring op 'Groot Bannink')

    Hendrica Weeting, vrouw van Garrit Rerink, oud 33 jaar, hier toe 'van ’s Heeren wegen tot stuur van justitie geciteert', verklaarde dat afgelopen zaterdagmorgen bij haar huis gekomen is een vreemd persoon, gekleed in een kort blauw buis die zei dat hij een matroos was en geen reisgeld bezat. Hendrica gaf hem daarop 'agt duijten, hij dit besiende zeijde: ‘Dat is niet genoeg, ik moet meer hebben, of geeft mij vlas, uw buren hebben mij wel voor 5 stuijvers vlas gegeven en zo veel moet je mij ook geven’. Hendrica en Garrit daar op antwoordende wij hebben geen vlas, het oude is versponnen en het nieuwe is nog niet rijp, waarop hij braaf 300 begon te vloeken en te schelden. Toen zei de man: "Ik wil een poos in de hilde 301 gaan leggen slapen", maar Hendrica zeijde tegen hem: ‘Ik kan uw in de hilde niet hebben daar is geen hooij in, als gij slapen wilt, gaat buijten onder de hegge in het gras leggen". Waar op hij weer begon te vloeken en te schelden en zeijde dat zij hem dan een hoofdkussen van het bed moest geven’, Hendrica en Garrit hebben dit geweigerd en de man is naar buiten gegaan en is in het gras gaan liggen. Toen het huisgezin aan tafel ging stuurde Hendrica de knecht Christiaan naar buiten om de man te vragen of hij een hapje wilde meeëten, waarop hij schielijk aanschoof, terwijl het eten op tafel stond. Hij prakte de knollen met aardappels op een schotel met de vork door elkaar en zei dat hij dat voer niet lustte, hij wilde er boter bij hebben. Hendrica wilde hem geen boter geven, hij kon eten wat zij ook hadden en daarop begon hij weer te vloeken en te schelden en riep: "ik wil boter hebben en anders geeft mij voor een stuijver boter". Zij bevreest zijnde en om vrede te houden, hem wat boter op een theeschoteltjen deed, waar op hij die selve agt duijten, die (zij) kort te voren aan hem gegeven had, wederom op tafel neerleijde en door Hendrica na zig genomen wierd, nemende hij daar op al die boter van het theeschoteltje, doende die op zijn bord, drukkende de knollen en aardappels daar kort in. En nog was het niet genoeg, want de man vroeg om zuur of azijn. Dat had Hendrica niet in huis, maar ze gaf hem wel een glas bier, dat hij leeggoot in zijn bord. Toen vroeg hij om een stuk vlees. Hij kreeg een stukje vlees, maar dat was niet groot genoeg naar zijn zin, of ze niet een stuk spek voor hem had. Hendrica, de goede ziel, gaf hem ook nog een stuk spek en toen zij de etensresten van tafel nam en in de kast opborg, begon hij te vloeken en te schelden want hij was nog niet uitgegeten. Vervolgens wilde hij gaan liggen slapen, en eiste een kussen wat Hendrica hem niet wilde geven, maar na flink wat stampei kreeg hij dan toch zijn kussen en ging daarmee naar buiten en heeft een half uur op het gras gelegen. Daarna bracht hij het kussen in huis, gooide dat op een stoel en zei: "hij wouw niet langer bij dat volk weesen", en is al vloekend en scheldend vertrokken...


     

    image 32

     

Laatst aangepast op dinsdag 27 maart 2018 21:31