Hengelosestraat 65, Lansink - Overige vermeldingen en Bijlagen
-
Vermelding in het Boerderij- en Veldnamenboek Hengelo:
kaart 20A5
- Mens en land in de Middeleeuwen (1200-1488) (door B.H. Slicher van Bath): 'Ten Lanssinch, erf 1380 (RLZ. 280)'
-
Leenaktenboeken van het Vorstendom Gelre en Graafschap Zutphen (vanaf 1326):
Dat goet ten Lanssinck met allen sijnen tobehoren, gelegen in den kerspel van Hengel, tot eenen Zutphenschen leen ontfinck
Elsbeen v a n d e n H o l t e, a°. 1380. Simon van den Holte haer momber.
Elsabe v a n d e r H o e p e geheiten Musmans, a°. 1403. Derck van Heerde haer momber.
Roloff v a n H a g e b e c k geheiten die Groeter bij transport Elsbets van der Hake ende hares mombers Derx van Heerde, a°. 1408.
Johan L o n y s Janssoon, onmundig, beleent, a°. 1423. Rutger die Listige is sijn momber.
Idem, anno 1424.
Idem deet selver hulde, a°. 1427.
Idem, anno 1465.
Idem vernijt eedt van den goede tot Lanssinck, in den kerspel van Hengel gelegen, daer naest gelant is dat goet to Huyssinck an d'een sijde ende met der ander sijden neven den Nyenhuyssinck ende Geltinck, 4 Oct. 1473.
Idem vernijt eedt, 17 Aug. 1484.
Idem vernijt eedt, a°. 1492.
Lambert Lonys, erve sijnes vaders Johans, a°. 1505.
Evert Loenys bij transport Lamberts, a°. 1512.Fyken Lonis, erve hares broders Everts, 16 Sept. 1530. Johan ten Holt is haer gecoren momher.
Eadem, huysfrou Otto K e y e n des jongen, vernijt eedt, 25 Sept. 1538, 11 Julii 1544.
Eadem tuchtigt haren man, 18 Martii 1546.
Dierck v a n H u e s s e n, erve sijner nicht Fyken, 12 Aprilis 1553.
Ott Keye van wegen sijner vrou Sophia Loenis eedt vernijt, 10 Junii 1556 1).
Dirck van Huessen vernijt eedt, 15 Junii 1556.
Swene van Huessen, huysfrou Martin T a n c k i n x, erve hares vaders Dirx, beleent, 19 Dec. 1566.
Eadem tuchtigt haren man, 13 Junii 1569.
Theoderica van Huessen, erve harer suster Swene, 2 Junii 1580.
Eadem tuchtigt haren man Peter v a n S e l s t, 5 Junii 1580.
Berntgen van Huessen, erve harer suster Swene, maeckt dit leen op Bernhard T i l m a n s, haren neve, onmundig, die beleent is, 19 Aprilis 1592.
Sijn hulder is Jacob Praest.
Idem, mundig, deet selffs eed, 1 Junii 1606.
Idem laet bevestigen ende approberen de houwelixe vurwarden, tussen hem ende Lutgert d e W y s e 4 Jan. 1625 opgerigt, 1 Martii 1627.
Idem tuchtigt sijn vrouw Lutgert de Wyse tot herhylekens toe, 20 Nov. 1640.
Nicasius Henricus Tilman voor hem ende sijn susteren als erfgenaemen haeres vaders Bernhart beleent, 12 Sept. 1667.
Sibilla Lutgerdis Tylemans 2) genoemt M e s s e m a e c k e r uyt cracht van dispositie 3) beleent, 30 Jan. 1693.
Richarda Elisabet Tylemans, outste suster ende leenvolgersche ab intestato van haer broeder Nicasius Henricus, beleent door haeren hulder Jacob Boom, 13 Julii 1693.
Maria Lya Tylmans pretendeert ten respecte van haer suster Johanna Geertruit Tylmans geen aendeel aen dit leen, voor sooveel haer bij successie van haer ouders off andersins aengecomen mochte sijn, maer geeft hetselve aen Johanna Geertruit Tielemans, 18 Dec. 1693.
Richarda Elisabet Tylmans draegt haer gedeelte in dit leen op aen Jacob D r i e s s e n O p h e y d e n, die daermede beleent is, 6 Julii 1696.
Sibilla Lutgerdis Tilemans vermits het afsterven van haren hulder verheft dit leen met de ledige hant door Johan Hendrick Baerken, 19 Maii 1697.
Gerhardus Driessen Opheyden, erfgenaem sijns vaders Jacobs, met desselfs gedeelte beleent, 28 Mey 1717.
Beernt Casijn Messemakre, erfgenaem sijns moeders Sibilla Lutgerdis Tylmans, weduwe Wolterus Messemaker, beleent met 5/8, 16 Mey 1721 4).
Idem en Agata v a n d e P e r r e, egteluyden, laten haer besloten dispositie approberen, eodem die.
Gerhardus Driessen Opheiden laet approberen de dispositie, opgerigt met sijn vrou Maria Clara v a n R ij s i n g e n, 16 Aug. 1722.
__________1) Met het oog op de beleening van 12 April 1553 is dit niet te begrijpen.
2) Haar man was Dr. Wolterus Messemaecker (akte).
3) Van haar broeder Nicasius Henricus (akte).
4) Zie verder 100 § 1.Lutgardis Driessen Opheyden en Gerbranda Barbara W e i s s e n b u r g .
Dogter van Agnes Maria Driessen Opheiden ) laten approberen het maeggescheid, 9 Sept. 1722 opgerigt tussen de kinderen en erfgenamen van Jacob Driessen Opheiden en haer, yder voor 1/3, 9 Sept. 1723.
Eaedem uit kragt van 't geapprobeerde maeggescheid beleent, eodem die.
Hulder Pieter Weissenburg.
Gerbranda Barbara Weissenburg draegt de helft van 3/8 op aen Derk Ignatius M a r t i n i, die daer ook weder mede beleent is en met de andere helft voor sig self en als hulder van Maria Agnes, Anna Elisabet, Bernardus, Gerhardus, Hermannus Martini, Cornelis, Ludevicus, Jacobus Driessen Opheyden en Gerebranda Barbara Weissenburg als erfgename van Lutgardis Driessen Opheyden, 7 Maert 1732.
Maria Agnes, Anna Elisabet, Bernhardus, Gerrit Frans, Hermannus Martini, Cornelis, mede als erfgenaem sijns broeders Ludevicus, Wilhem van Rijsingen, momber van Jacobus Driessen Opheyden, en Gerebranda Barbara Weissenburg dragen haer helft van 3/8 in dit leen op aen Derk Ignatius Martini, die daer weder mede, alsook met de andere helft
van die 3/8 en also met de gehele 3/8 beleent is, 23 Oct. 1732.
Gerrit Frans Martini, erfgenaam sijns broeders Derk Ignatius, beleent met 3/8, 17 Aug. 1756.
Idem draagt dit leen op aan Samuel Johannes S n e t h l a g e, die daar weder mede beleent is, 17 Aug. 1764.
__________Afgespleten van 100. 100 § 1. HENGEL.
5/8 van een goed geheiten Lansink met allen sijnen toebehooren, gelegen in de graafschap Zutphen, kerspel Hengel, daar aan de eene sijde naast geland is het goed te Huessink en aan de andere sijde Claas Molen erven en Hendrik Luitkens erven, aan den F. G. en G. Z. ten Zutphense regten, met een pond goed gelds te verheergewaden, leenroerig.
Bernt Casijn M e s s e m a k e r, erfgenaam sijns moeders Sibilla Lutgerdis T y l m a n s, Weduwe Wolterus Messemaker, beleent, 16 Mey 1721.
Agatha v a n d e P e r r e, voormaals weduwe van Bernt Casijn de Messemaker, renuntieert volgens ingegaan accoord van het regt van tugt of andersints, haar aan dit leen competerende, 30 April 1754.
Theoderus Ignatius Martini beleent met dit leen, gelijk hetselve door dode van Bernhard Casijn de Messemacre op Lutgardis Driessen Opheiden en door afsterven van die op hem gedevolveert is, eodem die.
Verder zijn de beleeningen gelijk aan die sub 100.
__________) en Pieter Weissenburg (akte).
- Rekening v. ontvangst van Pondschatting 1499: 'Johan op Lanssinck 1 [gulden]' / in 1500: 'Lanssinck 2 [gulden] 1 [ort]'
-
Verpondingsregisters in 't Rigterambt Hengelo (tussen 1576-1656):
1576: 'Lanssinck v g:' / 'Rabe Hoenckinck van Lanssincks maete mitt die hoeffstede i g:' / 'Lansinck iii g:'
1612: ‘Lanssinck 9-x’
1616: 'Lansinck 9─10'
1629: '18─11─0 Lanssinck 17─0─'
1650: 'Lanssinck, Telleman, Berendt, toe Doesborch (eigenaar), Berent (bouwman), 143-1-10 (gulden-stuiver-penning)
1656: ‘'t Goet Lansink Berent Thijlman toeb. 27 -16 – 8’
-
Verbalen uitzetting capitale- of hoofdschatting 1654:
'Berend op Lansinck/ Garritgen sijn huesfre: /Die soene Henrick out 14 jaeren /Anna sijn moije met Lansinck inwoenende'
- Monsterrollen 1665: 'Lansinck'
-
Dunsborger en Hattemer Markenboeken (1553-1847):
≥ 1553
'1634 De Erfgenamen van 't goet Enserink klagen dat den bouman op 't goet Lanssink ha(ar) heeft afgehouwen 2 eijken heijsters bij Enserink camp, onangesien of sij en haren voorsaten in rouwlijke possessie sijn aldaar holt te houwen als anders, versoeken daar in te ordineren na behoren.'
- ORA Richterambt Hengelo: Tafel op het protocol etc. (toeg.nr. 0217/inv.nr. 667): '31 mei 1675 Berent op Lansinck cediert aen sijn schoonsoon Gerrit tegens alementatie sijn goederen'
- Thijnspligtigen in 1862, door E. ten Hoeve, Hengelo: '8 garven door fam. Snethlage te Hengelo' (bron: Oud Zelhem)
-
Bijlagen:
Bouwvergunningen. Bron ECAL.
1930 Bouwvergunning en tekening:
Bron ECAL.
- Overige bijzonderheden: Vergoeding gestorven beesten 1770: 'Lansink f. 31-00-00'