Memelinkdijk 8, Lusthof - Akten, Verhalen en Gebeurtenissen
-
Akten, verhalen en gebeurtenissen:
Transcripties door Sikke Postma
ECALToegangsnr.: 3021
Inventarisnr.: 642Op den 28 september 1698
Coram d’heer Johan van Munster, stadholder
Gerichtsluiden Michiel Falko en Abraham TegerinkErschenen juffr. Maria Hasebroeks, weduwe van wijlen d’heer cornet Maurits Ketteler, in desen geassisteerd met dr. Jacob Adriaan Scheers, als haaren gekooren, ende toegelatenen momber. Ende bekande voor haar en haaren erven, wegens verstrekte ende opgenomene penningen, deugdelik ende wel schuldig te zijn, aan de weled[ele] heere Thomas Keije, en desselfs erven, eene capitale somma van vijfhonderd Car[o]l[i] gulden, ad 20 st[uver]s ’t stuk, welke voorn[oem]de somma van 500 g[u]l[den] comp[era]tinne jaarlix en alle jaar beloofde te verrenten tegens vier en een halven gulden ten honderd vrij geld, sonder eenige kortinge, ter cause van verpondinge, thienden-pennink, en andere heeren penn[ingen], wat name die tegenwoordig hebben, ofte namaals krijgen mogen; ten dien fine renuntieerende van alle exceptien ende beneficien rechtens ’s lands- en quartiers-resolutien, voorts landr[echten] deesen eenigzints contrarie dienende, met dit expresse beding nogtans, dat wanneer den interesse jaarlix binnen ses maanden na den verschijnsdag worde betaald, de rentgeverse alsdan, en anders niet met vier ten honderd sal konnen en mogen volstaan, waarvan het eerste jaar renthe sal komen te verschijnen a dato deeses over een jaar, en soo voorts jaarlix en alle jaar, tot de aflosse toe, die ten beijden zijden, en ten allen tijden sal mogen en moeten geschieden, met opsage van een vierdel jaars voor den verschijnsdag, voor welk capitaal en daarvan te verschijnene renten comp[aran]t[inn]e verbonde haar persoone en goederen, in specie de in majorem securitatem credeti, haar alinge erve ende goed Lueshof genaamd, haar comp[era]tinne van wijlen haar vader angeërfd, en aangestorven, ende bij magescheid toegedeild, onder desen hooged[elen] landdrostenampte, carspel Hengelo, bourschap Noordijk gelegen, zijnde allodiaal, vrij, quijt, en onbeswaard erve en goed, ten einde rentheffer sig daaraan ten allen tijden, in cas van nood, en onverhoopte misbetange, soo van capitaal als interesse, kost- en schadeloos, sal konnen en mogen verhaalen en uijtpeinden als land-rechtens. S.A.L.
[in de marge:]Op den 24 junij 1709
Coram Joh[an] Andr[ies] Hecking, p[ro] t[empore] stadholder
Gerigtsl[ieden] Willem Sigism[und] Hecking en Willem NijenhuijsErschenen de hr. Willem Roeland , stadholder der heerlikheit Didam en juffr. Maria Hasebroek, eheluijden, sij met hem als hare man en momber. Ende gaven te kennen, dat sij comp[aran]ten uijt reden haer daertoe moverende, neffenstaende verband van 500 g[u]l[de]n gevestigt in het goed Lueshoff hebben overgebragt ende daervoor verhypothequeert het erve Abbink g[e]n[aam]t, mede onder Hengelo, omtrent voorsc[hreven] erve Lushoff gelegen. Ende sulx onvermindert alle conditiën en beneficien bij het neffenstaende verband den hr. rentheffer competerende,gelijk sulx s[ijn] w[el]ed[ele], in judicio present,heeft aengenohmen en sig laten welgevallen. S.A.L.
In kennisse van mij Joh. Andr. Hecking,lands[chrijver]Tegenstaande verband geroijeert vide acte van roijement, in het protocol suo loco sub dato den 28 september 1752
ECAL
Toegangsnr.: 3021
Inventarisnr.: 649
Op den 28 september 1752Coram de heer Joost Schomaker, stadholder
Gerigtsluiden Derk Onink en Lambert BaburenCompareerde de heer burgem[eeste]r F. R. van Lathum, als eijgenaar van het hiernae benoemde capitael, en bekende van sodanen capitalen summa van vijfhondert g[u]l[de]ns nevens den interesse daarvan tot de aflosse toe, als in dato den 28 sept[em]b[e]r 1698, van de heer Thomas Keij is genegotieert door Maria Hasebroek, wed[uwe] van wijlen den cornet Mauritz Ketler, en doenmaels gevestight in het goedt Lueshof, en welke vestenis naederhandt op den 24 junij 1709 is overgebragt op het goedt Abbink, tegenswoordig toebehoorende aan vrouw Emerentia Cathrina Hasebroek, weduwe van wijlen d[omi]n[u]s Herman van Santbergen, ten vollen voldaan te zijn, kunnende den heer comp[aran]t dienvolgens lijden, dat het voorschr[even] verband in ’t goedt Abbink, worde gerojeert en doorgeslagen. S.A.L.
ECAL
Toegangsnr.: 3021
Inventarisnr.: 655
[in de marge:]Opdragt van 5/6 partienin het goed Lueshof of Muselstede, onder Hengelo in Noordijk.
Geregistreert.
Op den 2 october 1779, des agtermiddags ten twee uurenCoram mr. Herm[an] van Santbergen, p[ro] t[empore] stadholder
Gerigtsluiden Harmen Regelink en Aelbert BroekmanCompareerden Barendina Enserink, weduwe wijlen Arnoldus Bennink, geadsisteert met Abraham Hesselink, als regtens; voorts geseijde Abraham Hesselink voor hemselven en als volmagtiger van sijne kinderen Hendrik Hesselink en desselfs huisvrouwe Aleida Margarita Franssen, Albert Markvoort ende Geertruid Hesselink, eheluiden, Barent Hesselink en sijne vrouwe Johanna Harmina Becking, kragt volmagt voor den landgerigte van Zelhem, in dato den 16 september deeses jaars 1779 hiertoe speciaal gepasseert, alhier in den gerichte vertoont en geleesen; dan nog Hendrik Bennink en Eva Willink, ehelieden, marito tutore, ende verklaarden voor haar ende haaren erven, in eenen steeden, en onwederroepelijken erfkoop, eeuwig en erflijk, verkogt, overgegeeven en opgedraagen te hebben, gaaven over, droegen op en verteegen van der hand, als erfkoopsregt is, aan mr. Bernard Gutberleth Plegher, secretaris te Zutphen, en Samuel Johan Snethlage, predikant te Hengelo, derselver ehevrouwen en erven, hunlieder vijf-sesde partien in het goed Lueshof of Muselstede, bestaande in huis, hof, twee campen bouwland, en houtgewassen daarop sig vindende, onder deesen landdrostenampte, kerspel Hengelo, buurschap Noordijk, tusschen Abbink, Menkhorst en Vaalverink gesitueert, zijnde vrij allodiaal goed en met geene andere lasten dan ordinaire verpondinge beswaard, breeder bij coopcedulle van den 2 april 1778, uitgedrukt.
I[n] z[ake] verklaarende comparanten ook van den coopspenning ten genoegen te zijn voldaan. Gelavende zij transportanten deesen koop en overdragt te sullen staan, wagten en wharen, jaar en dag, als erfkoopsregt is, alles onder verband van haare persoonen en goederen ter submissie rechtens, daarop stipulerende. S.A.L.
ECAL
Toegangsnr.: 3021
Inventarisnr.: 891
Op den 23 meij 1797 des voordemiddags om elf uur
Coram judicus: D.W. Becking, mr. J.E.T. Grothe*, Garrit Jan OnstenkCompareerde Dries Menkhorst, weduwnaar wijlen Teunisken Abbink, en bekende(n) in volkoomen eijgendom over te geven aan en ten erfelijken behoeve van zijn meerderjaarigen zoon Hendrik Jan Menkhorst alle zijne gerede goederen bestaande in levendige have en vhee, inboedel des huijses, niets hoegenaamt van een of ander uijtgesondert, gelijk mede zijn eijgendommelijke portie aan het Lushof, zijnde een darde part van huijs, hof en bouwlant, zoals door hem bewoont en gebruijkt word, om hetzelve als zijn eijgendommelijk goed te hebben en te blijven behouden, daarmede te handelen zoals men met eijgendommelijke goederen kan en vermag te doen; gevende ten aansien van het gerede den sleutels van kist en kast aan denselve over; zullende ten opsigte van het ongerede hiervan nader transport na landrechten gedaan worden, en sulx alles onder deese expresse conditie, om den comparant gedurende den tijd van zijn leven daarvoor te onderhouden in huijsvestinge, kost, drank en kledinge, alles zoals het huijs vermag, bij ziekte en krankheijd behoorlijke handreijkinge doen, na dode een ordentelijke begravenis, en dan wijders aan zijn andere kinderen een uijtkeeringe doen, aan ieder van de selve een ducaat, benevens de klederen, linnen en wollen tot zijn lijf behoorende, welke na zijn dood onder zijne kinderen zal deelbaar zijn, alles ten fine en effecte als na rechten.
Zijnde hierop mede erscheenen Hendrik Jan Menkhorst en verklaarde(n) de overgifte van zijn vader in dank te accepteren, daarbij aannemende en belovende denselven daarvoor gedurende zijn leven te zullen onderhouden in huijsvestinge, kost, drank en kledinge, bij ziekte en krankheijd met schuldige liefde en genegentheijd te behandelen, na doode een ordentelijke begravenis, vervolgens om de daarbij gestipuleerde uijtkeeringe aan zijn broeder en susters te zullen doen, zig oversulx daartoe verbindende als na rechten, de super stipulando.
[w.g.]
D.W. Becking
J.E.T. Grothe
G.J. Onstenk
* Jacob Engelbert Ti[e]leman Grothe (Arnhem 1753-1811)
Pdf 1822 Memorie van successie van Hendrik Jan Menkhorst (transcriptie door Sikke Postma)
Pdf 1851 Memorie van successie van Hendrika Menkhorst (transcriptie door Sikke Postma)
April 1952 Bron Graafschapbode.
April 1954 Bron 'Reclame'.
1954 Bron 'Reclame'.