Gompertsdijk 2, Waarle - Akten, Verhalen en Gebeurtenissen

  • Akten, verhalen en gebeurtenissen:


    pdf Pdf 2002 Jarich Renema over Waarle  (brief afkomstig uit het archief van mevrouw R. Poesse, kopie H. Demming-Schuppers)

    (info over het landhuis vindt u in de rubriek 'Waarle landhuis' onder Gompertsdijk 2a)

     


    ORA 0217-860

    (transcripties door J.D. Lettink en S. Postma) 

    (2 maart 1686) 

    Erschenen d[octo]r van Lamzweerde in q[ualitei]t als volm[achtige]r van juffier Henrica Huijgen verhalende hoe dat Warner gewesen bouwman op het goedt Waerll sich heeft laten gelusten, om tegens het verbot des heeren richters alle sijne goederen sampt haeve en beesten van het voors[chreven] goet Waerll op het goedt Lenderinck te brengen, tot merckelijcke praejuditie en naedeel van des comp[a]r[a]nts principalinne aen dewelcke hij volgens gehoudene afreeckenong en alle betalonge afgetogen, wegens verschulde pachten tot Martini 1685 incluijs noch suijver schuldigh is de som[ma] van vierhondert veertigh g[u]l[den] waer van des comp[a]r[a]nts principalinne in der goede geene betalonge siende te bekomen oock door het verbrengen van desselfs Waerls paerden en beesten van haer legael hypoteecq gepriveert is, versochte deshalven omni meliori modo peindonge, an alle die gerede goederen sampt haeve en beesten van den gewesen bouman Warner op het Waerll, modo bouman op het goedt Lenderinck, om daer als voor soo veel doenlijck te verhalen die gelibelleerde 440 g[u]l[den] una cum interesse et expensis met bedingh dat hier van de weete soo en als nae landtr[egten] gebruijckelijck is moge worden gedaen.

    Conceditur.

    Retulit Hendrick Hiddinck de facta insin[uatie]

    A copiam.


     

    ORA 0217-860

    (2 februari 1687) 

    Erschenen de ed[ele] Lucas Adam Huijgens als con juncta persona van sijn ed[ele] suster juffr[ouw] Hendrica Huijgen ende versoghte deselve Wanner op het Waerle gewesen bouman op het erve Waerll, het huijs, schaepsschot en bargen en schup bij sijn aftrecken in geen behoorlijck dack en wanden gelevert heeft gelijck oock noch susverrre niet geschiet is, niet tegenstaende hij voor sijn aftrecken daer toe gerichtelijck is gesummeert en oock ten dien fine voor sijn achterstedige schult en het leveren van dack en wanden in behoorlijcken staet arrest gedaen en oock peindonge geschiet is, (daer hij sonder consent is uijtgegaen) oock noch dese 1 julij 1686 volgens sijn handt belooft heeft alles behoorlijcken in dack en wanden te leveren, gelijck daer toe volgens pachtcedul verschult is, dat d[en] h[ee]r richt[er] ex officio twe deckers believe te ordonneren, om het in behoorlijcken staet alles te decken, soo als het bestaen kan, om an een ander weder te konnen verpachten, en daervan notitie maeckt hoe het tegenwoordigh is, en Wanner Waerlo an te doen seggen om het dack en wat daer toe nodigh daer bij te leveren off dat anders de landtjuffr[ouw] op sijn reeckenonge het daer toe sal copen op costen van ongelijck, en soo g[e]m[e]lte Wanner te Waerlo meerder dack daer toe konde leveren als bij onpartidige geoordeelt sal konnen worden schuldigh te zijn, sal sulx an sijn achterstedige pachtpenn[ingen] mogen korten. S.A.L.


     

    ORA 0217-002

    Op den 13 april 1772

    Coram L.A. Willinck, righter

    Gerigtsl[ieden] dr. E.G.J. Crookceus

    en

    Jan Daris

    Compareerde Hendersken Lenderink wed[uwe] wijlen Berend Rerink op Waarle in deesen geadsisteert met haaren meerderjarigen soon Reijnd te Waarle te kennen gevende dat voornemens was haare twee minderjarig kinderen bij opgemelten haaren eheman verwekt het vadersgoed te bewijsen so versogte derhalven dat over deselven tot onpartijdige momberen mogten worden aangestelt de persoonen van Jan Reerink en Reijnd Vokking.

    ’t Gerigte stelt in deesen tot momberen over opgemelte twee minderjarige kinderen de persoonen van Jan Rerink en Reijnd Vokking.

    Daar op erscheenen die momberen voornoemt en hebben komstige momberschap bij handtastinge aangenoomen en daar bij aanbelooft der pupillen welzijn en voordeel na haar vermogen voor te staan en te bevorderen voorts verburget met haare persoonen en goederen als reghtens.

    Op den 13 april 1772

    Coram L.A. Willinck richter

    Gerigts[lieden] dr. E.G.J. Crookceus

    en

    Jan Daris

    Compareerde Hendersken Lenderink wed[uwe] wijlen Berend Rerink op Waarle in deesen geadsisteert met haaren meerderjarige zoon Reijnd te Waarle ter eenre, voorts Jan Rerink en Reijnd Vokking in q[ua]l[itei]t als geregtelijk aangestelde momberen over de twee minderjarige kinderen van den eersten comp[arante] bij wijlen haaren eheman voornoemt ehelijk geprocreert ter anderen zijden en exhibeerden bij deesen staat en inventaris over den boedel en nalatenschap so de eerste comp[arante] met wijlen haaren eheman gemeenschappelijk heeft beseeten en bij hem stervende is nagelaten met een onpartijdige taxe van dieselve boedels goederen waar uijt komt te

    blijken dat deese boedels gerede goederen sig bedraagen eene s[omm]a van       f 1255-5-0

    daar en tegen de boedels lastige schulden sig monteeren ter s[omm]a van             696-7-12

    welke afgetrokken zijnde blijft suiver                                                                f   558-17-4

    Komt dus half voor de moeder en de andere halfscheijd voor de kinderen ad           279-8-10

    waar op dan een vriend- en lieflijk erfmagescheijd beraamt en geslooten is, om te strekken tot scheijdinge en deijlinge tusschen den eersten comp[arante] en haare minderjaarige kinderen volgender manieren: dat aanvankelijk de ongerede goederen bestaande in een stuk bouwland groot ses schep gesaaij op den Veldekes Enk gelegen tusschen de wed[uwe] erfuijtersche en haaren minderjarige kinderen half en half onverdeelt en in gemeenschap sal verblijven.

    Dat vervolgens de gerede goederen bestaande in bouwerije en bouwgereetschap gesaeij in en op het land, mest en mestregt, levendige have en vee, ingedoemte des huijses en wat verders daar onder gerekent kan worden bij de wed[uwe] erfuijtersche in eijgendom sal verblijven, waartegens deselve ten haaren prevativen lasten neemt te betaalen alle de lastige boedelschulden sig in deesen boedel bevindende voorts aan haare twee minderjarige kinderen wanneer haare mondige jaaren bereijkt hebben voor derselver vaders versterf ten opsigte deeser gerede goederen uijtkeeren en betaelen eene somma van twee hondert negen en seventig gulden 8 st[uijvers] 10 pen[ningen] alle boven en behalven de kiste en klederen tot des vaders lijf behoorende welk voor de onmundigen alleen verbleven is.

    Eijndelijk is nog geaccordeert dat deese onmondigen behoorlijk sullen worden verpleegt in kost en drank, kleederen, linnen en wollen, laaten leeren leesen en schrijven en wanneer het mogte koomen te gebeuren dat eene van deese kinderen quam te sterven zonder wettige descendenten te hebben nagelaten, de vererving sal geschieden op de langstlevende en die mede stervende na ordre landregtens, waarmede partijen condividenten van den anderen zijn gescheijden en gedeelt alles onder verband en submissie als na reghten.

    Op den 13 april 1772

    Coram L.A. Willinck richter

    Gerigtsluijden dr. E.G.J. Crookceus

    en Jan Daris.

    Compareerde Hendersken Lenderink wed[uwe] wijlen Berend Rerink in deesen geadsisteert met Jan Rerink als reghtens, en bekenden te cedeeren en in vollen eijgendom over te geven gelijk doet bij en kragt deeses, alle haare gerede goederen bestaande in bouwerije en bouwgereetschap, gesaaij in en op het land, mest en mestregt, levendige have en vhee, ingedoemte des huijses en wat verder onder het gerede kan gerekent worden so als op heden aan haar bij magescheijd met haare minderjarige kinderen in eijgendom toegedeelt is, niets van dien uijtgesondert als alleenlijk haar bedde met sijn toebehooren kast en klederen en twee schapen waar van eene haar, en het andere haar kinderen is toebehoorende, en sulx aan en ten erflijken behoeven van haaren meerderjarigen soon Reijnd te Waarle en Janna Bokslag aanstaande echtelieden om het selve als haar eijgendommelijke goederen te hebben en blijven behouden met deese expresse conditie, dat deselve ten haaren prevativen laste sullen neemen alle de schulden die sig in deesen boedel bevinden so als die op den inventaris gespecificeert zijn, voorts aan de twee minderjarige kinderen van haar comp[aran]te betaelen de somma van twee hondert negen en seventig gulden 8 st[uijvers] 10 penn[ingen] so als aan haar bij magescheijd voor derselver vaders versterf is toegeset en verders presteeren hetgeen de comp[arante] bij gemelt magescheijd heeft aangenomen vervolgens sullen deselve gehouden sijn de comp[arante] gedurende den tijd haares levens te verplegen in kost en drank en wat verders van noden heeft voorts alle jaaren aan haar geven vier g[arven]? goed vlas, dan nog in siekte en krankheijd behoorlijke handreijkinge doen, en na haar dood een eerlijke begrafenis, vervolgens aan de kinderen van de comp[arante] waar onder gemelten Reijnd te Waarle alsdan mede gerekent word uijtkeeren en betaelen de somma van negen en seventig gulden neffens de klederen tot haar lijf gehoorende sonder meer. En wanneer het onverhopentlijk mogt gebeuren dat de comp[arante] sig met deese aanstaande echtelieden niet konde verdragen of bij deselve inwonen, sal het haar vrijstaan daar uijt te trekken in welken cas haaren zoon Reijnd te Waarle gehouden sal zijn, aan zijne uijttrekkende moeder te betaelen de somma van twee hondert vijf en twintig gulden neffens haar kast, klederen en het bedde met zijn toebehoren dog als dan niet verder tot derselver begrafeniskosten gehouden zijn.

    Dit alles ten fine en effecte als na rechten en heeft de comp[arante] hier op gestipuleerd. Waarop dan mede erscheenen is Reijnd te Waarle die de overgifte zijner moeder in dank ontfangen heeft en daarbij aangenomen en belooft de schulden die daar bij ten zijnen laste gest[e]lt zijn als zijn propre schuld te sullen betaelen, en verdere conditiën daarbij ervintelijk te sullen presteeren hebbende daarop gestipuleert.


    De persoon om wie het hier gaat, Coenraad Christiaan Falter Holl, was bewoner van boerderij het Waarle in de periode 1820-1830.

    "Is geleezen een extract uit het Register der besluiten van de Eerste Kamer van het vertegenwoordigend Lichaam des Bataafschen Volks, van 30 Mei l.l [= 1798] genomen na gehoord te hebben, het Bericht, confideratiën en advis van het Uitvoerend Bewind, als mede het Rapport van eene personeele Commissie, welke beide mede alhier geleezen zyn, op de Requeste van L. G. Holl. Wed. G. C. Falter, verzoekende aan haaren Zoon Coenraad Christiaan Falter Holl, tweede Luitenant in de 5e Compagnie van het 3e Bataillon Artillerie zyn begaan misdryf van zich zonder verlof uit zyn Guarnizoen te hebben begeven, te pardonneeren, dat hy niet, naar rigeur der Wetten worde gestraft. Zynde hetzelve besluit van den volgenden inhoud:

    " De Eerste Kamer van het Vertegenwoordigend Lichaam des Bataafschen Volks gehoord het Rapport eener personeele Commissie, in wier handen, ten fine van confideratiën en advis, was gesteld eene Missive van het Uitvoerend Bewind deezer Republiek geschreeven alhier, den 29 April l.l. houdende deszelfs Bericht, confideratiën en advis, op een Requeste van Christina Geertruy Holl, wed. van G. C. Falter, in Leven Capitein van de Artillerie in dienst van de Bataafsche Republiek, daarby verzogt hebbende, dat deeze Vergadering mogte behaagen, aan haaren Zoon Coenraad Christiaan Falter Holl, oud 19 jaaren geboortig van Breda, tweede Lieutenant in de 5e Compagnie van het 3e Battaillon Artillerie in dienst van deeze Republiek zijn begaan misdryf, van zich zonder verlof uit zyn Guarnizoen te hebben begeven, te pardonneeren, dat hij niet, naar rigeur der Wetten, worde gestrafd.
    Voorts gezien het Vonnis van den Krygsraad des Guarnisoens van Leeuwarden, in dato 14 February l.l., waarby dezelve C. C. Falter Holl, ter zaake, hy op den 17 December 1798 zonder verlof uit zyn Guarnisoen te Harlingen, vertrokken en alzo in tyd van Oorlog gedeserteerd was, hebbende zich vervolgens geabsenteerd, tot 23 January 1799, wanneer hy vrywillis, in gemeld Guarnisoen is terug gekomen, was gecasseerd van zyne Militaire Charge, in Dienst van deezen Staat bekleed, voorts verklaard eerloos en infaam, en gebannen uit dit gemeenebest, zonder ooit daar weder in te mogen komen, op poene van zwaarder straf, met verder condemnatie, in het Kosten en Misen van Justitie, en in de kosten van den Processe tot taxatie van den Krijgsraad.

    etc, etc"

    Bron: Besluiten 2e kamer anno 1799 (zitting dd Vrijdag 31-05-1799), blz 596-597. Datum: 23-01-2018.
    (overgenomen door R.J.J. Weetink)


     

     1912 brand op Waarle Hengelo in W B W Luimes

    1912 brand op Waarle Hengelo in W B W Luimes

    Uit 'Hengelo in woord en beeld' door Wim Luimes. Boekenlijst

Laatst aangepast op zaterdag 14 april 2018 11:36