Steenderenseweg 11 - Akten, Verhalen en Gebeurtenissen

  • Akten, verhalen en gebeurtenissen:

     


    (transcripties Sikke Postma)

     

    ECAL
    Toegangsnummer           : 3021

    Inventarisnummer          :   906 [scan 014/15]

    Op den 30 xbr [December] 1779, ‘s avonds om 7 uur
    Coram L.A. Willinck, richter
    Gerigtsl[uiden] Hendrik Langel en Derk Willem Becking

    Compareerde Garrit Egberts, weduwnaar wijlen Hendrica Besselink, te kennen gevende, dat voornemens was wederom te trouwen, versogte dierhalven dat over zijne nog twee minderjarige kinderen, bij gemelte zijne ehevrouw in ehe verwekt, met naamen Garrit, oud 16 jaar, en Harmina, oud in haar 7e jaar, momberen mogten worden aangestelt die der kinderen beste besorgden en het argste weerden.
    ’t Gerigte stelt tot momberen over opgemelte onmondigen booven en behalven der kinderen oom Jan Besselink, de persoonen van Jan Huijsink en Hendrik Jan Abbink.
    Welke daarop in den gerigte erscheenen zijn, en hebben deese haare momberschap bij handtastinge aangenoomen, en daarbij aanbelooft der pupillen welsijn en voordeel na haar vermoogen voor te staan en te bevorderen.
    Compareerde Garrit Egberts weduwnaar wijlen Hendrica Besselink, voorts Jan Besselink, Jan Huijsink, en Hendrik Jan Abbink, den eersten als oom en bloedmomber, de beijde laasten als gerigtelijk aangestelde momberen over de nog twee minderjarige kinderen van den eersten comp[aran]t bij wijlen gemelte zijne ehevrouw verwekt, en exhibeerden bij deesen dit staat en inventaris van den boedel en nalatenschap, zo den eersten comp[aran]t met zijne minderjarige kinderen gemeenschappelijk is besittende, voorts mede het magescheijd ingevolge voorsc[hreven] inventaris opgerigt en geslooten, verklarende de laaste comp[aran]ten q.q. dat de onmondigen daarbij geensints zijn benadeelt, maar rijkelijk het haare bekoomen hebben, versoekende dierhalven dat hetselve mooge worden geprothocolleert om te strekken als na regten.

    [w.g.]
    L.A.Willinck, richter
    Gerigtsl[uiden]  H. Langel [en] D.W. Becking

     _________________________

     

    pdfPdf 1779 Boedelinventaris Hendrica Besselink

    pdfPdf 1779 'Magescheijd' 

    _____________________________________


    ECAL

    Toegangsnummer                          : 3021
    Inventarisnummer                         : 906 [scan 011]

    Op den 30 xbr 1779 ’s avonds om half 8 
    Coram L.A. Willinck, richter
    Gerigtsl[uiden] Hend. Langel en Derk Willem Becking

    Compareerde Gerhardina Enserink, in deesen geadsisteert met Garrit Egberts, te kennen gevende dat voorneemens was in huwelijk te treden met voornoemden haaren adsistent, versogte derhalven dat over haare onmondige onegte dogter Hendrica genaamt, oud 5 jaar, tot momberen mogten worden aangestelt de persoonen van Jan Huijsink en Hendrik Jan Abbink, voorts bewijs van goed aan haare onmondige dogter willende doen, verklaart zij comp[aran]te aan genoemde haare dogter wanneer haare mondige jaaren bereijkt heeft te sullen geeven eene somma van éénhondert en tien gulden, benevens twee wiltogte bedden daarin 15 lb [pond] veeren, een peuluw en twee kussens met twee lakens en een paar kussensloopen en eijndelijk nog haar kiste en klederen tot haar lijf behoorende, bij aldien geen kinderen meer mogt koomen te krijgen, dog kinderen en dogters zijnde, krijgende, sullen de klederen deelbaar zijn, vervolgens deselve ordentelijk opbrengen, laaten leeren leesen en schrijven.
    So is sulx door deesen weled[elen] gerigte geapprobeert en voornoemde persoonen tot momberen over opgemelte onmondige aangestelt, welke hetselve ook bij handtastinge hebben aangenoomen, verbindende zij eerste comparante daarvoor en tot nakoominge deeses haar persoon en goederen ter submissie en judicature als na reghten.

    [w.g.]
    L.A. Willinck, richter
    Gerichtsl[uiden] H. Langel [en] D.W. Becking

    ______________________________________________


    ECAL

    Toegangsnummer           : 3021
    Inventarisnummer          : 906 [scan 012/013]

    Op huijden dato ondergesc[hreven] is tusschen Garrit Egberts, weduwnaar wijlen Hendrica Besselink als bruijdegom ter eenre, en Gerhardina Enserink bruijd ter anderen sijde, opgerigt, gededingt en gesloten een vast en onverbreekelijk huwelijk en sulx op volgende conditiën en huwelijkse voorwaarden:
    Dat aanvankelijk dit huwelijk na land- en kerkenorder als gebruijkelijk ten eersten sal voltrokken worden niet van den anderen dan door de tijdelijke dood te scheijden, bewijsende malkanderen opregte liefde en trouwe.
    Twedens, dat den bruijdegom tot stuur en onderstand van dit huwelijk sal aanbrengen alle zodane gerede en ongerede goederen, leen als allodiaal, als denselven op heden bij magescheijd tussen hem en sijne kinderen, is toegedeelt en beweesen, en wat hem wijders aanerven of aansterven zal.
    Daar en tegen brengt de bruijd mede tot stuur en onderstand van dit huwelijk alle sodane gerede en ongerede goederen als thans is possiderende en besittende of die haar te eeniger tijd souden koomen aan te erven of aan te sterven.
    Dardens dat de landregtelijke gemeenschap van goederen, zoo leen als allodiaal, samenwinninge en onverhoopt verlos, in dit huwelijk in allen deelen plaats hebben en standgrijpen zal.
    Vierdens is tussen komstige egtgenooten geconvenieert en overeen gekoomen dat in val dit huwelijksbedde gescheurt word zonder kinderen, en den bruijdegom voor zijne bruijd de eerste zijnde, dat deselve alsdan voor een morgengave uijt zijne goederen zal trekken en profiteeren eene somma van vijftien guldens.
    Dat daar en tegen de bruijd in cas voorschreeven koomende te sterven den bruijdegom voor een morgengave uijt haare goederen zal trekken en genieten eene somma van tien guldens.
    Eijndelijk houden bruijdegom en bruijd zig gereserveert de magt om zig ten allen tijden nader te begiftigen of betugtigen, welke voor so vast en bondig zal worden gehouden, of woordelijk in deesen geinsereert stonde.
    Tot nakoominge van het gunt voorsc[hreven] verbinden bruijdegom en bruijd haare persoonen en goederen, sig ten dien eijnde submiterende ter judicature van alle heeren, hoven, richteren en gerichten en mede ter judicature van den Hove Provintiaal van Gelderland.
    In oerconde van waarheijd is deese / bij bruijdegom en bruijd neffens getuijgen eijgenhandig onderteekent.
    Actum Hengelo den 30 december 1779.

    Dit ! mark is door Garrit Egberts als bruijdegom eijgenhandig geteekent
    Gardiena Ensrijnck als bruijd
    Egbert Grrijten zoon van den bruijdegom
    Dit Y mark is van Jan Besselink, swager van den bruijdegom eijgenhandig getekent

    H. Langel, neef van de bruijd

    Jan Huisenk [enHendrijck IJan Abbenck, dedingslui en getuijgen

    Wij ondergesc[hreven]en verklaaren dat de bovenstaande marken door de persoonen daar bij vermeld, nadat haar den inhoud van dien was voorgeleesen eijgenhandig geteekent zijn.

    [w.g.]
    L.A. Willinck
    D.W. Becking

    _____________________________________________

     

    pdfPdf ca 1781 Boedelinventaris na het overlijden van Gerhardina Enserink

    pdfPdf ca 1781 Boedelschulden

    pdfPdf ca 1781 'Klederen'

     


      

    ECAL
    Toegangsnummer           : 3021
    Inventarisnummer           : 656

    [in de marge:]
    Opdracht van een hoekje lands, een half schepel gezaai groot, op den Waterkamp, zijnde en achtste van den Brunenborgerhof

    Op den 20 februarij 1783, des middags kwartier na één uur
    Coram den heer Gijsbert van Hasselt, stadholder
    Gerichtsluiden Johan Anthon de Vuller en Engbert Harmsen

    Erschenen Wessel Smeltink, voorts mr. Philip Jacob Snethlage, in qualiteit als volmachtiger van Willem Weijs en Janna Smeltink, eheluiden, alsmede van Garrit Smeltink en deszelfs huisvrouw Hendrica Swekhorst, kracht volmacht hiertoe specialiter voor den richter en gerichtsschepenen der heerlijkheid Wehl op den 17 februarij dezes jaars 1783 gepasseerd, alhier vertoond en gelezen, en bekenden pro se et q.p. in eenen steden, vasten en onwederroeplijken erfkoop, eeuwig en erflijk gedurende, verkogt, gecedeerd, op- en overgedragen te hebben, cedeerden, droegen op, en verteegen van der hand, als erfkoopsrecht is, aan Jan Berendsen en Kunneken Wissink, eheluiden, een huis met een hoekje lands, groot ongeveer een half schepel gezaai, onder den richterampte Hengelo, buurschap Gooi, op den Waterkamp in zijn bekende bepaalingen gelegen, zijnde het achtste gedeelte van den Bruinenbargshof, en aan gezeiden Jan Berendsen en Kunneken Wissink in dato den 20 maart 1782 verkogt relatio mede tot het koopscontract op gemelden tijd opgericht.

    Gelavende transportanten pro se et q.p. den voorschreeven koop en overdragt te zullen staan, wachten en waren jaar en dag, als erfkoopsrecht is, onder verband van derzelver persoonen en goederen, daarop stipulerende S.A.L.

    [in de marge:]
    De 50e penn[ing] bet[aald] met f 1-14-0 L.Z.


     

    ECAL
    Toegangsnummer           : 3021
    Inventarisnummer           :  658

    [in de marge:]
    Verband eener katerstede den Waterkamp onder Hengelo voor 300 guldens.
    Geregistreerd.

    Op den 15 julij 1791, des middags, te twaalf uuren
    Coram den heer Jacob Joan Schluiter, stadhouder
    Gerichtsluiden Gerrit Ensdrink en Alexander Kok

    Erschenen Hendrik Jan Abbink en Grietjen Everts, ehelieden, marito tutore, en bekenden, wegens opgenomen en wel ontvangen penningen, oprecht en deugdelijk schuldig te zijn aan Derk Donker en zijnen erven, een capitale som van driehonderd guldens ad twintig stuivers het stuk, beloovende dezelve jaarlijks en alle jaaren te zullen verrenten met drie guldens en tien stuivers van ieder honderd f [=gulden]; zullende ’t eerste jaar verschijnen op den 25 julij 1792, en zulks tot de reële aflosse toe, die, nevens den wedereisch, beiderzijds gereserveerd wordt, mids de opzage drie maanden voor den verschijnsdag geschied zij.

    Tot naarkoming van ’t gunt voorsc[hreven] verbinden de comparanten hunne personen en goederen, en speciaal hunne eigendomlijke katerstede, met deszelfs onderhoorige landerijen, den Waterkamp genaamd, in dezen landdrostenampte, richterampte Hengelo, buurschap Keijenberg, kennelijk gelegen, teneinde rentheffer in cas van wanbetaaling, zich daaraan, zoo voor capitaal, als interesse, kost- en schadeloos bij parate executie zal kunnen en mogen verhalen; ten welken einde comparanten van alle ingangen rechtens, en voorrechten als peindinge, ruiminge en anders renuntieren, zich van ’t effect vandien voor wel onderricht houdende, de sup[er] stip[ulando] S.A.L.

    [bovenstaande tekst is doorgehaald, en in de marge vervangen door:]
    Op den 15 julij 1795, ’s voormiddags ten elf uuren
    Coram mr. Jacob Joan Schluiter, provisioneel officier
    Gerichtsluiden Garrit Ensdrinck en Jan Wentink

    Compareerde Jan Willem Lankhorst, in qualiteit van gevolmagtigde van Pieter Hak en Sijmen Knip, en die als executeuren van den boedel en nalatenschap van wijlen Derk Donker, vermogens volmagt voor dezen gerichte op den comp[aran]t in dato 18 julij 1794 gepasseerd, alhier vertoond en geleezen, en verklaarde in opgem[elte] zijne q[ua]l[itei]t volkomen voldaan te zijn van tegenstaande capitaal met de daarop verschuldigde rente, en overzulks te kunnen lijden, dat het verband daarvoor gesteld ten prothocolle en register van bezwaar worde geroyeerd en doorgeslagen. S.A.L.

    Daarop stipuleerende.


     

    (transcriptie Judith Lettink)

    ECAL 3021-890

    Op den 11 november 1791 des voordem[iddags]
    coram L.A. Willinck, richter
    gerigtsl[ieden] A. Kopijn en Garrit Jan Praesterink

    Compareerden Reijnd Mocking en desselfs huijsvrouw Catharina Rodink marite tutore Jan Freriks en desselfs huijsvrouw Anna Mocking tutore marite en eijndelijk Willem Mocking en bekanden te samen en ieder van haar in het bijsonder te constitueeren en volmagtig te maken sulx doende bij deesen Harmen Hartjes ten einde om namens de comparanten te erschijnen voor den hogen landdrosten gerichte der graafschap Zutphen en aldaar aan de respective hierna te benoemene kopers landrechtelijke cessie en, transport te doen van haare eijgendommelijke navolgende parceelen als aan Hendrik Jan Menkhorst en Willem Sieverink voor de eene halfscheijd en aan Aalbert Abbink en Willem Broekman voor de andere halfscheijd, haar portie van een stuk bouwland den Sloorkamp genaamt in den richterampte van Hengelo boerschap Noordink kennelijk gesitueert en gelegen vooraan Garrit Regenwinkel haare eijgendommelijk stuk bouwland groot ongeveer 4 schep[el] gesaaij onder den richterampte Hengelo boerschap Gooij op den Holterkamp gelegen en eijndelijk nog aan Hendrik Jan Abbink en Jan Berentsen ieder voor de geregte halfscheijd haare eijgenommelijke stuk bouwland zijnde 1/6 van Rodentoorens land of den Waterkamp genaamt mede onder den richterampte Hengelo boerschap Gooij gelegen alles zo en in diervoegen als het door de comparanten bij publieque veijlinge van den 28 maart 1791 in het openbaar verkogt is, de nodige acten te passeren daarin te doen en te verrigten hetgeen de omstandigheijd van zaken zal koomen te vereijschen en de comparanten present zijnde selven zouden konnen mogen of moeten doen alles met magt van substitutie en onder belofte van goedkeuringe schadelooshoudinge en verdere clausulen rechtens gebruijkelijk en noodsakelijk S.A.L. de super stipulando.

    [w.g.]

    L.A. Willinck, richter
    gerigtsl[ieden]
    Alexander Kopijn
    Garrit J. Praasterink 


     

    (transcripties Sikke Postma)

    ECAL
    Toegangsnummer           : 3021
    Inventarisnummer           :  658

    [in de marge:]
    Opdracht van 1/6 van Rodentoorensland ofte Waterkamp, onder Hengelo, in Gooij.
    Geregistreerd.

    Op den 26 november 1791, des voormiddags, te half twaalf uuren
    Coram den heer Jacob Joan Schluiter, stadhouder
    Gerichtsluiden Gerrit Enserinck en Evert Broeker

    Compareerde Harmen Hartjes, in qualiteit als volmachtiger van Reind Mocking en zijn huisvrouw Catharina Rodink, van Jan Freriks en zijn huisvrouw Anna Mocking, en eindelijk van Willem Mocking, kracht volmacht voor den landgerichte van Hengelo, op den 11 november 1791 op den comparant gepasseerd, alhier in judicio vertoond en laten lezen; en bekende q.p. in een steden, vasten en onwederroepelijken erfkoop, eeuwiglijk en erflijk te cederen, transporteren, op en over te dragen, cedeerde, droeg op, en verteeg van der hand, als erfkoopsrecht is, aan Hendrik Jan Abbink en Jan Berendsen, hunlieder huisvrouwen en erven, ieder voor de gerechte halfscheid, des comp[aran]ts principalen eigendomlijk stuk bouwland, zijnde 1/6 van Rodentoerensland ofte den Waterkamp, in ’t landdrostenampt der graafschap Zutphen, richterampt Hengelo, boerschap Gooij gelegen, zijnde vrij, allodiaal, niet bezwaard, als met ordinaire verpondinge, jaarlijks ter somme van 11 stuivers, alles ingevolge conditiën van verkooping van den 28 maart 1791.

    Gelavende transportant q.p. dezen koop en overdracht te zullen staan, wachten en waren jaar en dag, als erfkoopsrecht is, alles onder verband en submissie als naar rechten.

    Verzoekende hiervan protocollatie en registratuur. De super stipulando S.A.L.

    [in de marge:]
    De 50e penn[ing] bet[aald] met f 7-0-0 L.Z.


     

    Memorie van aangeving van Berendina Leemreijze, gewoond hebbende en overleden in Hengelo den 24 december 1847.

    Gart Abbink, kleermaker wonende in Hengelo, en in die gemeente op zijn woonplaats Mullershof of Waterkamp domicilie kiezende, doet hiermede als kinderlooze weduwnaar van Berendina Leemreijze en als eenige en algemeene erfgename dezes blijkens haar testament van den 2 augustus 1847 voor den heer Herman Becking notaris te Zelhem standplaats hebbende en getuigen gepasseerd den 19 januarij dezes jaars, behoorlijk geregistreerd, aangifte dat gemelde zijne echtgenoot op den 24 december 1847 in Hengelo overleden haar gemeld testament met den dood heeft bekrachtigd, dat hij met dezelve in algeheele gemeenschap van goederen volgens de tegenwoordige wetgeving gehuwd is geweest; dat de goederen, de gemeenschap uitgemaakt hebbende die tusschen den aangever en wijlen zijn echtegenoot heeft plaats gehad, bestaan:

    1e in een katerstede Mullershof of Waterkamp genaamd op het Goor [=Gooi] onder de gemeente Hengelo gelegen, bestaande in huis en verder getimmertens, hof, bouw- en weideland, kadastraal bekend in sectie F, nommer 196 tot en met 201, voor eene grootte van twee bunders, vier roeden, twintig ellen, voorts nog de onverdeelde helft van drie stukken bouwland en van een stuk weidegrond en van een stukjen boschgrond, alles mede onder Hengelo gelegen, kadastraal bekend in sectie F nommer 216, 218, 266, sectie H nommer 468 en sectie G nommer 557, voor het geheel groot een bunder, vijfentwintig roeden, tien ellen, door den aangever verkregen bij acte van cessie, door zijn vader Hendrik Abbink ten zijnen behoeve gepasseerd op den zestienden julij achttienhonderd zesenveertig voor den heer notaris de Raadt te Vorden en getuigen, te Lochem geregistreerd den achttienden julij 1846, wordende de waarde van dit alles door den aangever volgens de aangehaalde

    0001 kopie 2

    De aangever verklaard voorts, dat door haar overlijden geen fidei commis gedevolveerd, geen vruchtgebruik afgestorven en geen eigendom van eenig usufructuair capitaal of grond overgegaan is.
    Gedaan te Hengelo den 15 maart 1848.
    [w.g.]
    G. Abbink


    [Bijlage 1:]

    Specifiale opgave aan den persoon G. Abbink onder Hengelo, wegens ingeschrevene obligatie door Hendrik Abbink en wijlen zijne echtgenoote Berendina Lankhorst:

    No. 1 – een kapitaal groot achthonderd guldens, van den hoogwelgeboren heer Theodorus, baron van Lamsweerde, van den twaalfden september 1800 tweeëntwintig, ten Zutphen voor den heer mr. notaris Schluiter en getuigen gepasseerd, en door de ondergeteekende (bij acte gepasseerd te Zutphen den eersten mei 1800 eenenveertig voor de heer notaris Lulofs) overgenomen.

    No. 2 – een kapitaal groot tweehonderd guldens, door de beide echtlieden van denzelfden heer baron van Lamsweerde van den zestienden februarij 1800 zevenendertig te Hengelo voor den heer notaris L.A. Ghijm en getuigen gepasseerd, en door de ondergeteekende (bij acte van transport gepasseerd te Zutphen den tienden october 1800 negenendertig voor den zelfden heer notaris Lulofs) overgenomen (beiden bij acte van transport).

    Vorden den 18e december 1848.
    [w.g.]
    H. Broekman

    [Bijlage 2:]

    Voor Jacob Jan de Raadt, notaris in het arrondissement Zutphen, provincie Gelderland, standplaats hebbende in de gemeente Vorden, en in tegenwoordigheid der nagenoemde en medeondergetee-kende getuigen, compareerde Hendrik Abbink, kleermaker, wonende onder Hengelo, weduwenaar van Berendina Lankhorst, aan mij notaris bekend.

    Dewelke verklaarde te cederen en in vollen eigendom over te geven, zulks doende bij dezen met belofte van vrijwaring als regtens, aan en ten behoeve van zijnen zoon Garrit Abbink, ook kleermaker wonende onder Hengelo, aan mij notaris bekend, dewelke mede compareerde, verklaarde deze cessie en overgifte aan te nemen de aan den comparant cedent in eigendom toebehoorende katerstede Mullershof of Waterkamp genaamd op het Gooij onder de gemeente Hengelo gelegen, bestaande in huis en verder getimmer, voorts het bouw- en weideland op den kadastralen legger van Hengelo bekend onder sectie F, num. 196 tot en met 201, voor eene grootte van twee bunders, vier roeden, twintig ellen.

    Voorts nog de onafgedeelde helft van drie stukken bouwland, van een stuk weidegrond en van een stukje boschgrond, alles mede onder de gemeente Hengelo gelegen, kadastraal bekend onder sectie F, nummer 216, 218 en 226 [fout, moet zijn 266], sectie H nummer 468 en sectie G nummer 557, in het geheel groot één bunder, vijfentwintig roeden, tien ellen.

    Wordende als laatste bewijzen van eigendom en titels van aankomst van het voorschreven gecedeerde opgegeven:

    Expeditie eener akte van scheiding en verdeeling, gepasseerd voor den te Vorden geresideerd hebbenden notaris Johan Hendrik Gallée in bijzijn van getuigen den zestienden julij achttienhonderd tweeëntwintig, den achttienden julij daaraanvolgende te Zutphen geregistreerd, waarbij aan den cedent Hendrik Abbink en aan zijne vrouw Berendina Lankhorst uit de nalatenschappen van eerstgenoemdens ouders is toegedeeld de voorschreven katerstede Mullershof of Waterkamp genaamd.

    Verklarende partijen dat er geene meerdere bewijzen van eigendom of titels van aankomst van het voorschreven gecedeerde bestaan, of bij hen bekend zijn; zoomede dat er geene overschrijvingen bij de Hypotheken, voor zoveel uit het voorschreven bewijs blijkt of bij hen bekend is, hebben plaats gehad.

    Het voorschreven gecedeerde vaste goed wordt door partijen geschat op eene jaarlijksche onzuivere huurwaarde van vijfenzestig gulden; f 65,--

    De voorschreven vaste goederen zullen door den cessionaris Garrit Abbink van stonden af aan in werkelijk genot en gebruijk kunnen worden aanvaardt met alle daartoe behoorende regten en geregtigheden, lusten en lasten, active en passieve servituten, niets der lasten, zoo rijks als plaatselijke welke daarop staan, of in het vervolg daarop gezet worden, voor zijne rekening van heden af betalende.

    Zijnde overigens deze cessie geschied onder de navolgende bedingen en voorwaarden:

    1e Dat de cessionaris Garrit Abbink voor zijne rekening zal moeten nemen en afbetalen de op het voorschreeven gecedeerde vastgoed gevestigde twee obligatien, ten behoeve van Hendrikus Broekman, deurwaarder, wonende te Vorden, de eene groot achthonderd gulden, en de andere groot tweehonderd gulden, welke beide kapitalen moeten verinterest worden jaarlijks op den negenden september met vijf ten honderd, en welke interest te rekenen vanaf den negenden september jongstleden voor rekening van den cessionaris zal beginnen te loopen, zijnde die beide obligatien aan gezegden Broekman achtervolgens getransporteerd bij acten van surrogatie gepasseerd voor den te Zutphen residerenden notaris Herman Francois Lulofs en getuigen, die van achthonderd guldens den eersten mei achttienhonderd eenenveertig, en die van tweehonderd guldens den tienden september achttienhonderd negenendertig, beiden behoorlijk geregistreerd.

    2e Dat de cessionaris voornoemd of deszelfs regtverkrijgende , gehouden en verpligt zal zijn, en bij deze aanneemt, en zich daartoe verbind om zijnen voornoemden vader Hendrik Abbink gedurende zijn levenlang bij zich in huis te verplegen, van alles wat tot huisvesting, voeding, kleding en in het algemeen wat tot levensonderhoud en verkwikking is strekkende, te voorzien en te verzorgen, voorts de vader in ziekte zoowel als in gezondheid de noodige hulp, oppassing en handreiking te verleenen, en bij overlijden eene naar zijnen stand voegende begrafenis te doen geworden en daarvan de kosten te dragen, waarmede dan aan de voorschrevene overzetting ten vollen zal zijn voldaan, terwijl de voornoemde vader zich verbind, om zooveel zijne lust en kracht zulks zal toelaten, te werken tot onderhoud van het huisgezin, zonder daarvoor verdiensten of loon te kunnen vragen; en eindelijk is nog bepaald dat de cessionaris verpligt zal zijn aan zijne broeders en zusters Johannes Albertus, Hendrikus, Harmanus, Harmina en Johanna Abbink, zoolang zij ongehuwd zijn, bij ziekte of wanneer zij door andere ernstige redenen verhinderd mogten worden om in hun eigen onderhoud te voorzien, eenen vrijen ingang en huisvesting te verlenen.

    3e Doch bijaldien het bij versterf, of om ander wettige redenen onverhoopt gebeuren moge, dat aan de voorschreven verpleging niet naar behooren wierd voldaan, en dat vader Hendrik Abbink niet genegen mogt zijn om bij de voorschreven verpleging te continueren, zulks aan hem ten allen tijde zal vrijstaan, mits daarvan drie maanden tevoren behoorlijk aanzage doende, in welken geval de cessionaris Garrit Abbink, zijne erven of regtverkrijgenden gehouden en verpligt zullen zijn aan de vader uit te keeren de som van driehonderd gulden, waarmede [de vader] dan met de aan hem toebehoorende roerende goederen den boedel zal verlaten, zonder daarop verder eenige aanspraak te kunnen of mogen maken.

    Wordende door den cedent bij dezen wel uitdrukkelijk gereserveerd de bevoegdheid om tot zekerheid der voorschrevene uitkeering van driehonderd guldens, ten allen tijde op het gece[de]erde vastgoed hypothecaire inschrijving ten beloope dier som te kunnen nemen.

    Op deze wijze is alles overeengekomen en bepaald tusschen partijen, welke voor de getrouwe nakoming zich hebben verbonden, en voor de executie dezes domicilie gekozen op de voornoemde gecedeerde katerstede Mullershof onder Hengelo ten effecte als bij de wet bepaald.

    Waarvan acte.

    Gedaan en verleden te Vorden ten kantore der notaris voornoemd den zestienden julij achttien-honderd zesenveertig in tegenwoordigheid van Wessel Schutte, kleermaker, en Christiaan Pasman, horologiehersteller, wonende beide te Vorden, als hiertoe expresselijk versochte getuigen, dewelke met de comparanten cedent en cessionaris, benevens den notaris voornoemd, de minute dezer akte, welke minute gebleven is in het bezit en de bewaring van den ondergeteekenden notaris, na gedane voorlezing onmiddellijk alhier hebben geteekend.

    Was geteekend: H.Abbink, G.Abbink, W.Schutte 
    C.Pasman, J.J.deRaadt, not.

    Hieronder staat:

    Geregistreerd te Lochem den achttienden julij achttienhonderd zesenveertig, deel zevenentwintig, folio honderd zevenendertig recto, vak zeven, enzv.

    Voor afschrift conform.
    De ontvanger der registratie te Lochem.
    [w.g.] onleesbaar


     

     

     

Laatst aangepast op vrijdag 12 juli 2019 22:18