Oude Varsselseweg 4, Bol - Akten, Verhalen en Gebeurtenissen

  • Akten, verhalen en gebeurtenissen:

     

    (transcriptie door Sikke Postma)

    Memorie van aangifte voor het regt van successie betreffende de nalatenschap van Jan Meenink, in leven landbouwer, gewoond hebbende te Hengelo, en aldaar overleden den 21 april 1850.

    Opgemaakt door:

    Jakomiena Walgenmoed (weduwe Jan Meenink) wonende, zonder beroep, te Hengelo, in relatie van moeder en wettige voogdesse over het minderjarige kind Antonij Meenink, gesproten uit het huwelijk van den erflater en zijne nagebleven weduwe Jakomiena Walgemoed, voormeld, kiezende de aangeefster ten dezen domicilie ten sterfhuize in de gemeente Hengelo.

    En wordt aangegeven:

    Primo: Dat deze nalatenschap in de regte lijn nederdalende vervallen zijnde, geen staat des boedels wordt opgegeven.

    Secundo: Dat de onroerende goederen dezer nalatenschap bestaan in een huis en erf met tuin en bouwland, benevens eenige heidegrond, alles gelegen onder Hengelo, kadaster sectie K no. 382, 383, 384, sectie D nummer 300 en 441, sectie C 540 en 457, alles circa groot 1 bunder, 82 roeden, 40 ellen terwijl verder tot deze nalatenschap behoort, een stukje land circa groot 28 roeden, hetwelk bij ruiling door den erflater is verkregen van Bretveld te Hengelo, zijnde vooralsnog niet kadastraal bekend, als makende vermoedelijk een gedeelte uit van het onder Hengelo voor het geheel bekende kadastrale perceel sectie E nummer 384, zijnde contraire door den erflater aan gezegden Bretveld afgestaan het onder Hengelo op ’s erflaters naam staande stuk bouwland sectie F no. 506, groot 27 roeden, alles volgens te Lochem geregistreerd en onlangs te Zutphen overgeschreven onderhandsche ruilcontract.

    Tertio: Dat de overledene tot erfgenaam bij versterf heeft nagelaten zijn eenig kind Antonij Meenink, in het hoofd dezes gemeld.

    Quarto: Dat door het overlijden van gezegde Jan Meenink geen vruchtgebruik afgestorven, noch fidei commis gedevolveerd, noch eigendom van lijftuchtelijk kapitaal of goed is overgegaan.

    Blijkende alzoo uit voormelde opgaven, dat deze nalatenschap valt in de termen van vrijstelling voor het regt van successie.

    In waarheidskennis is deze geteekend te Hengelo op heden den 25e juni 1850 en daarna overgegeven ten kantore van registratie en successie te Doesborg.

    X   Merk voor naamteekening van Jakomiena Walgemoed.

    Dat bovenstaand merk voor handteekening, door de daarbij genoemde persoon eigenhandig is getrokken, getuigen wij ondergeteekenden,

    [w.g.]
    J. Bosman J.W. Menkhorst



    Wilhelmina Weenk en haar mannen 

    (dit artikel is ook verschenen in 'De Olde Kaste' van de Oudheidkundige Vereniging Hengelo Gelderland) 
    geschreven door Judith Lettink en Hennie Demming

    Wilhelmina Weenk werd geboren in 1821 op de Lindeboom, nu Kieftendorp 6. Haar 24-jaar oude vader Harmen Weenk was daghuurder van beroep. Haar moeder, eerder weduwe van Derk Jan Pieper, heette Elsken Guliker. Deze 37-jarige vrouw had ook al enkele kinderen uit haar eerste huwelijk. Al op jonge leeftijd kwam Wilhelmina als dienstmeid te werken bij onder meer de familie Meijerink op boerderij Groot Zelle in Varssel en later bij de klompenmakerfamilie Te Heurne in het dorp. In 1836 vertrok ze naar Warnsveld om vervolgens in 1838 weer thuis te komen bij haar familie, die ondertussen bij daghuurder Jan Gosselink in de buurt van de Gietelinkdijk was komen te wonen.

    In 1844, zij was toen 22 jaar oud, trouwde Wilhelmina met de eveneens Hervormde en in Hengelo geboren 36-jarige wever/dagloner Jan Toon Tushuizen. Het pasgetrouwde stel bleef bijna een jaarlang bij Wilhelmina's ouders wonen waarna ze in 1845 vertrokken naar Zelhem. Van daaruit vertrokken ze naar Steenderen en precies een jaar later al weer verhuisden zij naar Brummen. Weer twee jaar later kwamen Jan Toon en Wilhelmina terug op het oude(rs)nest in de Noordink en nog weer een jaar later vertrokken ze naar Halfweg, nu Slotsteeg 18.

    In al deze jaren waren er nog steeds geen kinderen geboren en dit zou ook zo blijven. Het stel pakte hun boeltje weer bij elkaar en vertrok opnieuw naar Wilhelmina's ouders die op dat moment aan de Kerkstraat in het dorp woonden en binnen twee jaar allebei zouden komen te overlijden. In de jaren daarna hadden Jan Toon en zijn vrouw verschillende kostgangers in huis, waaronder een gepensioneerd militair. Jan Toon werkte ondertussen als 'kanthouwer' en Wilhelmina als dagloonster, en er werd weer verhuisd: het paar schoof twee huizen op in de Kerkstraat.

    We zullen wel niet meer kunnen achterhalen hoe het zo heeft kunnen lopen, of Wilhelmina 'hem' misschien via haar kostganger heeft leren kennen, maar op zeker moment (augustus 1862) pakte ze haar koffer en vertrok naar Deventer, Jan Toon alleen achterlatend. Ze werd daar ingeschreven in het dienstboderegister en trok in bij Johannes Snoek; een sinds juni 1862 gepensioneerd militair. In de kolom 'Aanmerkingen' van dit register werd genoteerd dat zij de vrouw was van J.T. Tushuizen. Dit valt op omdat alle overige dienstmeiden ongehuwd waren.

    De Rooms Katholieke Snoek werd in 1815 geboren in Amsterdam als zoon van de met de Portugese Joseph Manuel gehuwde tapster Helena Snoek. Deze man, eveneens tapper van beroep, was echter niet zijn vader en Johannes droeg, in tegenstelling tot zijn oudere en jongere broers en zus, de naam van zijn moeder. Ook staat in zijn geboorteakte geen vader vermeld. Wel werd hij in hetzelfde huis geboren als de andere kinderen, aan de Kalfsvelsteeg in het centrum van de stad. Hij zal niet lang bij dit gezin hebben gewoond, mogelijk om bovengenoemde reden maar ook omdat beide ouders al jong kwamen te overlijden: in 1824 en 1826. Hij werd een 'bestedeling', wat wil zeggen dat hij op kosten van de gemeenschap ergens in kost zal zijn gegaan.   

    In zijn zakboekje van het Korps Mariniers, dat nog steeds in het bezit is van de familie Hendriksen, lezen we hoe zijn verdere leven in grote lijnen is verlopen: in 1832 werd Johannes 'vrijwillig geëngageerd' als 'leerling tamboer' bij de infanterie/schutterij voor een periode van acht jaar. In het Militieregister zien we dat hij hiervoor werd aangemeld door de 'regenten der bestedelingen' in Amsterdam. Vanaf 1840 werd hij geëngageerd als marinier 3e klasse voor de tijd van 6 jaar. De perioden werden daarna verschillende keren verlengd, gereëngageerd noemde men dit. Alles bij elkaar heeft hij zo'n 30 jaar gediend waarbij hij in 1860 een zilveren medaille voor trouwe en eerlijke dienst ontving. Het grootste deel van zijn diensttijd bracht Johannes door in de 'West Indien', als marinier 1e klasse. Hij voer met de schepen de Schelde, Sumatra, Prins van Oranje, de Ruijter, Borias, Banda, Palembang en de Etna. Bij zijn terugkomst in maart 1862 in Willemsoord, de marinewerf van Den Helder, ontving hij een brief in verband met zijn ongeschiktheid voor de dienst. Hij had grauwe staar aan beide ogen gekregen en 'slepend rheumatisme, ontstaan door dienst', waarvoor aan hem een pensioen werd toegekend van 100 gulden jaarlijks. Drie maanden later kwam hij te wonen in Deventer waar hij Wilhelmina Weenk (beter) moet hebben leren kennen.

    Wilhelmina zou niet lang in Deventer blijven want na vier weken keerde zij samen met deze man terug naar Hengelo en met hem zou zij de rest van haar leven doorbrengen. Ze gingen in eerste instantie samenwonen bij haar drie jaar oudere zus Derse Weenk en haar zwager Jan Kraassenberg, opnieuw in de buurt van de Gietelinkdijk. In 1864 kregen ze een zelfstandige woonruimte naast die van haar zus zo blijkt uit het bevolkingsregister.

    Haar (ex)man, met wie Wilhelmina in de daaropvolgende jaren getrouwd zou blijven, verhuisde in 1865 naar een andere woning in het dorp, nog steeds kanthouwer van beroep. Tien jaar na het vertrek van zijn vrouw, op 13 december 1872, kwam Jan Toon Tushuizen te overlijden waarbij Wilhelmina in de akte nog steeds als zijn echtgenote werd vermeld. De memorie van successie van Tushuizen is niet bewaard gebleven, mogelijk zal hij geen of nauwelijks bezittingen meer hebben gehad.

    In augustus van het jaar daarop zijn Snoek en Wilhelmina getrouwd en gingen, na opnieuw meerdere malen te zijn verhuisd, wonen bij haar jongere zus Aaltjen en zwager Jan Boldewijn. Ook neef(je) Bernardus Boldewijn, de zoon van Jan en Aaltjen, en zijn echtgenote Gardiena Bosvelt hadden hier hun verblijf. De verstandhouding tussen dit stel en hun oom en tante lijkt goed te zijn geweest want bij hen zouden Johannes en Wilhelmina uiteindelijk hun oude dag doorbrengen. 

    In 1879 ging het jonge stel inwonen bij de inmiddels opnieuw verhuisde oom en tante Snoek-Weenk. Vanaf dat moment trok het viertal verder samen door het leven, ook toen daarna nog drie dochters geboren werden. In 1896 verhuisden zij allen naar een woning die heden ten dage nog steeds de Bol genoemd wordt en waarop nu de familie Hendriksen woont.

    Johannes Snoek was ondertussen bleekwachter geworden, hij hield van 1876 tot 1902 de wacht bij de was die door de dorpsbewoners werd uitgespreid op het veld de Bleijke en werd natgehouden met het water uit de gracht. De zon deed de rest. Daar dit bleken zo'n drie á vier dagen in beslag nam overnachtte hij in het bleekhuisje om de was te bewaken.

    Meer dan 23 jaar hebben Snoek en zijn vrouw met neef Bernardus en Gardiena samengewoond totdat Johannes, op 18 december 1902, op 87-jarige leeftijd kwam te overlijden. Hun bezittingen op dat moment waren zijn pensioen en kleding ter waarde van 45 gulden, en een stukje land ter grootte van zo'n veertig aren gelegen aan de Gietelinkdijk. Wilhelmina overleefde haar echtgenoot nog ruim vier jaar waarna ook zij, op 11 maart 1906, op 84-jarige leeftijd overleed.

    (zie ook tabblad 'Foto's')


     

Laatst aangepast op dinsdag 22 oktober 2019 12:27