Varsselseweg 32, Heitink - Akten, Verhalen en Gebeurtenissen

  • Akten, verhalen en gebeurtenissen:

     


    Sikke Postma:

    In 1640 heeft Willem Baerken de landmeter Nicolaas Geelkerk gevraagd om een kaart te tekenen van de landerijen rond zijn boerderijen in verband met een probleem dat gerezen is tussen zijn boeren en die van Klein Roessink. Van Geelkerken heeft dit gedaan en eveneens de uitleg van Baerken opgeschreven. Van deze uitleg bestaan enkel twee klad exemplaren. Hieronder een gecombineerde hertaling van deze beide documenten.

    ‘Uitleg van bijgaande kaart die in Varselt is gemaakt.

    Vandaag 10 september 1640 heb ik ondergetekende deze kaart op verzoek van Willem Baerken op het oog gemaakt van Groot en Klein Heekingh. Zijn uitleg hierbij is als volgt:
    In de eerste plaats zijn Groot en Klein Heekingh allebei zijn eigendom. Tussen de bouwman en de keuterboer bestaat al langere tijd ruzie. Die gaat niet alleen over het vee, het plaggen en vervoeren, maar eigenlijk meer over het feit dat de keuter van Klein Heekingh een tijd geleden tijdens het plaggenmaaien een stuk Frans goud heeft gevonden. Die was daar zo ‘verleckerd’ en ‘amoreus’ op, dat hij van ’s ochtends vroeg tot ’s avonds laat door bleef zoeken tijdens het plaggenmaaien. Hierbij liet hij niet na om dichtbij of zelfs in de plakzicht van anderen te maaien. Uiteindelijk kwam de boer van Groot Heekingh daar achter en werd diens boosheid nog groter.
    Hoewel Groot Heekingh een groene weg voor Klein Heekingh had overgelaten, zodat die via de kortste weg naar zijn achterste kamp kon rijden om van daaruit op het heideveld te komen, heeft dat niet geholpen. Daarom voelde Baerken zich genoodzaakt om als oplossing van de ruzie het huis van de keuterstede Klein Heekingh te verplaatsen naar de achterste kamp, zodat die de groene weg niet meer hoeft te gebruiken.
    Als gevolg van deze twist profiteert Klein Roesingh van de groene weg en gebruikt die als een sluipweg om op zijn bouwland het Geerstuk te komen, zoals te zien is op de kaart.

    A   Baerkens Groot Heekingh
    B   De oude plek van Baerkens Klein Heekingh
    C   De onbebouwde groene weg waarlangs Klein Heekingh vroeger naar de achterste kamp kon rijden
    D   De grensboom
    E   Bomen en stompen, door Baerken gepoot, geknot en gerooid
    F   Baerkens gerooide bos
    G  Het nieuwe huis Klein Heekingh
    H  Volgens deze stippellijn zou Klein Rousingh dwars door Baerkens land rijden

    1   Klein Rousingh, met verschillende wegen naar zijn land
    2   De weg die Klein Rousinghs nu neemt naar zijn land bij de grensboom
    3   Het gemeenschappelijk hek van de enk waarlangs hij naar zijn land bij de grensboom kan gaan
    4   Een gemeenschappelijke weg waarover Rousingh naar het Geerstuck aan het heideveld kan gaan
    5   Een andere weg die Rousingh kan gebruiken om op het Geerstuck te komen
    6   Plekken of dammen waar Rousingh het Geerstuck op kan rijden

    Op't het bouwland nabij de groene weg heb ik een losse oersteen zien liggen waarvan Klein Rousinghs meent dat het wat te betekenen heeft.

    Alhier gedaan op jaar en dag als bovenvermeld.
    w.g
    N. Geelkerk’

     1640 Varsselsen enck 1322 1

     

    Originele tekst van beide documenten (transcriptie Sikke Postma): 

    Gelders Archief  
    Toegangsnummer          : 0124
    Inventarisnummer         : 1322

    [3]
    Verclaeringe van dese kaert gemackt t’ Varselt.

    Op huijden den 10 septemb[er] des jaers 1640 heb ick onders[chreven] ten versoek van  Willem Baerkens  dese kaert nae den oogenschijn van Groot ende Clein Heekingh gemackt ende sijnen verclaeringe hier op gestelt in voegen als volgt:
    Voor eerst segt den voorss[eide] Baerken dat sijn bouluijden van Groot ende Kleijn Heekingh voor lange jaeren twistigh geweest sijn, niet alleen om haer vee offte plaggen maijen, maer oock hefft eertijts den kaeter van Klein Heekingh in’t plaggen maijen seekere stuck frans gout gevonden; dit hem verleckerende, dat hij des morgens vroegh unde avents laet op’t plaggen maijen seer neerstigh pasten. In’t lest werdt den bouman van Groot Heekingh gewaer dat Klein Heekingh in hulen plaghsicht hadde, werdt den haet te grooter, al was’t dat men Klein Heekingh eenen groenen wegh gelaeten werdt om naer den achtersten kamp te vaeren, ‘t mocht niet helppen, alsoo dat hij Baerken genootsaekt was de kaet[er]stee ende nu den groonen wegh niet meer van doen hebbende avermits het huijs op den achterkamp is geset, soe om haer vee als plaggen meijen, alsoe dat die erffgenamen van Groot Heekingh haer huijsluijden te geval[len] eenen groenen wegh hebben gelaeten om den achtersten kamp te gebruiken

    A  is Baerkens Groet Heekingh
    B  is de oude huijs platz van Klein Heekingh
    C  is den grounen omgebouden wegh waerdoer dat eertijt Klein Heekingh naer den achtersten kamp plagh te vaeren
    D  is den scheijtboom
    E  sijn boomen ende stomppen die Baerken gepoot, geknoot unde uijtgeroijt hefft
    F  is Baerkens uijtgeroijt busken
    G is ‘t nieu huys van Klein Heekingh
    H dese stippelen beteijkenen alwaer Klein Rousingh hem dwers aver Baerkens lant vaeren soude.

      • 1 is Klein Rousingh met allen sijne uijtweg
      • 2 is Klein Rousings wegh naer sijn lant aen den scheijtboom
      • 3 is Heekingh heck nae den Enck
      • 4 is eenen gemeenen wegh daer Rousingh naer sijn Geerstuck varen kan
      • 5 is eenen anderen wegh daer Klein Rousingh tot sijn Geerstuck komen kan
      • 6 sijn bequaeme platzen offte vaergaeten om op’t Rousingh Geerstuck te komen

    Omtrent de groune wegh heb ick eenen oersteen los op’t lant sien leggen.

    Alhier gedaen op jaer ende dagh als boven
    [w.g.]
    N. Geelkerk

    [5]

    Op huiden den .. september des jaers 1640 heb ick onders[chreven] ten versoek van Willem Baerken tot Varselt onder Hengel dese kaert ende Willem Baerkens verclaeringe hier op geeft in voegen als volgt:
    Voor eerst dat Groet ende Kleijn Heekingh albeyde sijn goet is end unde dat den huysman met den caeter altoys twistigh waren om het vee, plaggen en vaeren, desto meer eertijts hefft Klein Heekingh in’t plaggen meijen seeker stucken frans gout gevonden, hij seer amorues op’t gout, leest niet aff den anderen te naer te maijen, in’t lest dit uijtkomende werdt den haet te grooter al was dat hem eenen grounen wegh gelaeten werdt om tot sijn achterste lant te komen, mocht niet helpen, alsoo dat hij Baerken genootsaekt het huijs op den achterste kamp te setten alssoo dat hij van achter naer het velt uijt kompt. In desen twist hefft Klein Rosingh met den groen wegh soeken sijn profijt te doen, soo dus bede slups wijse ende gewelt te baven op het Geerstuck op het velt gelijck de kaert uijtwijst.

    A  Baerkens Groet Heekingh
    B  is den vorsten den Baerkens an’t Klein Hekingh daer het huijs gestaen heft
    C  is den gronen omgebouden wegh naer het lant dat Clein Heekingh bouwet
    D  is eenen scheijtbom
    E  sijn bomen stompen ind groeten van bomen die Baerken gebruickt
    F  is een uijtgeroijt buijsken busken Baerken toestendigh
    G is nieuje huys van Klein Heekingh die nae het velt uijt weegh
    J  dese stippelen beteijkenen daer Klein Rousingh met gewelt dwers aver Baerkenss lant wil varen.

      • 1 is Klein Rousingh dewelck dieversche wegen tot sijn lant hefft
      • 2 is den wegh naer sijn lant op den scheijtboom
      • 3 is het gemeen hek van den Enck daer hij kan komen tot sijn lant en den scheijdtbom
      • 4 is eenen gemenen wegh die hij Rousin[gh] gebruijken kan naer het Geerstuck an velt
      • 5 is eenen anderen wegh die hie Rous[ingh] gebruijken kan om te komen op het Geerstuk
      • 6 hoeken offte menegaeten daer hij Rousingh op het Geerstuck komen kan

    Op’t geboude lant omtrent den groenen wegh heb ick eenen our steen los vonden leggen de welcke Klein Rousingh meent wat te beteijkenen 


     

    (transcripties door Sikke Postma)

    ECAL
    Toegangsnummer          : 3021

    Inventarisnummer         :   671-282

    Peindinge aan een stukke hoflands den Sarinkcamp gen[oem]t; voorts een aandeel aan een weijde Haikinkhorst gen[oem]t; nevens drie-vierde parten van een stuk bouwlands uijt ’t goed Hiekink; nevens alle andere ongerede goederen (deselve verdere ongerede goederen worden in de acte niet bijsonder genoemd) soo Arent Cronenborg onder desen carspel heeft liggende, voor een somma van eenduijsend ses en sestig gulden 1 st[uive]r, door Steven Engels geobtineerd den ……  21 aug[ustus] 1697

    [In de marge:]
    Reg. 21 aug. 1697


     

    ECAL
    Toegangsnummer          : 3021

    Inventarisnummer         :   643

    [In de marge:]
    Verband van ¼ de part van ‘t goed Haijtink in Hengelo.
    Geregistreert 

    Bekennen hiervan voldaan en betaelt te zijn den 17 meij 1712.
    Joh. Andr. Hecking, lands[chrijver]

    Eodem [28 maij 1700]
    Coram de hr. Henric v. Essen, stadtholder
    Gerigtsluijden Jacob van Vugt en Herman Valuwink

    Erscheenen Hilleken Haijtink, weduwe van wijlen Albert Eggink, in desen geassisteert met haar schoonsoon Herman Valuwink als haren in desen gekooren en toegelaten momber. Ende bekande voor haar en haren erven wegens deugdelike, op huijden an haar voorgestrekte penningen schuldig te zijn an dr. Joh. Andr. Hecking en sijnen erven, eene summa van seven hondert en vijftig Caroli guldens tot 20 st[uive]r ’t stuck. Belovende sodanig capitael tegens huijden over een jaer, sullende wesen den 28 maij 1701, te verinteressen tegens vijf derselven guldens van jeder hondert. Soo nogtans als de interesse binnen den tijd van ses weeken na den verschijnsdag jaerlix betaald word, dat se alsdan met vier ten hondert sal konnen volstaen. En soo voorts jaerlix en alle jaer, tot de effective aflosse toe, dewelke beijde parthien haar gereserveerd hebben, mits dat de opsage vier maanden voor den verschijnsdag gedaen worde, als wanneer sij comparantinne sal gehouden sijn het voorn[oem]de capitael met den interesse van dien, ten huijse van den crediteur voors[chreven] in goeden gangbaren gelde te erleggen. Verbindende voor voors[chreven] 750 gl. en daerop te verlopene interesse, samt onvermoedelik daerom te doene kosten, met renuntiatie van alle exceptien en beneficien regtens die desen enigsins mogten contrariëren, haar comparantinne persoon en goederen, in specie een geregte vierde part van het erve en goet Haijtink, bestaende in huijs, hoff, bo[u]w- en weijdelanden, met alle desselfs ap- en dependentiën, niets daervan uijtgesondert, soo als hetselve haar van hare ouders angestorven en angeërft is, onder desen hoog edelen landtdrostenampte, kerspel Hengelo, bourschap Varssel kennelik gelegen, om sig op onvermoedeliken val daeran allerdings kost en schadeloos te konnen en mogen verhalen. S.A.L.


     

    ECAL
    Toegangsnummer          : 3021

    Inventarisnummer         :   862

    Op den 24en julio 1721
    Die hr. rentmeester Cruel versogte per missive, dat den buoman op Hieki[n]k moge worden gedenuntieert ’t erve en goet Hiekink om tegen anstaende Petrij te vertrecken.
    Retulit Christiaen Ligt, expres hier toe geauthoriseert, dese denuntiatie op dato heeft gedaen.


     

    ECAL
    Toegangsnummer          : 3021

    Inventarisnummer         :   865

    Op den 18 febru[arij] 1729
    Juffer Tinnegieter arrest gedaan op het goet van haren bouwman op Hiekink.


     

    ECAL
    Toegangsnummer          : 3021
    Inventarisnummer         :   307

    [In de marge:]
    [gezo]nden ten pro[thoco]lle post datum [---] sept[em]b[er] 1744

    [Pei]ndinge voor vier distincte obligatien en daer op verlopene interessen aen de halve Hiekink en Hartstede door de heer Van Heeckeren tot Campherbeek contra Harmina Tinnegieter op den 30 dec[ember] 1743

    [1e, 2e] en 3de  opbadingen aen voorschr[even] goederen ’t halve Hiekink en de Hartstede door de heer Van Campherbeek voorn[oem]t a[en de] ges[egde] Hermina Tinnegieter op den 14 sept[em]b[e]r 1744.

    Reële immissie in het leengoed Hiekink, voorts 1e , 2e en 3e  ruijmingen, door den heer Van Heeckeren tot Campherbeek c[on]tra juffr[ouw] Hendrica Tinnegieter, op den 9 august[us] 1745



    Akten met betrekking tot het huwelijk van Peter Antink en Tunneken Cuijpers:

    ECAL
    Toegangsnummer          : 3021

    Inventarisnummer         :   880

    1751
    Staed off inventaris op de gerede en ongerede goederen, door Tunnesken Cuijpers wedue en boedelhoudersche van wijlen Aelbert Vreterrink, soo sij met wijlen haere voornoemde eheman in gemeenschap heeft beseten, soo en als dieselve sijn geweest ten tijde haere voorschreven eheman levendig en dood is geweest, alles ter goeder trouwe opgegeven, en indien yets wes mogte vergeten sijn, reserveert sig erffuijtersche sulx ten allen tijden te mogen suppleren, etc.

    Eijgen land
    op’t Remelinkblek, drij schepel zaat
    Den Kroij en Telden, ongeveer ses schepel zaad
    Besselinkstuck, een malder gezaaij
    Nog een stuck, de Opdrijfft genaemt, van 1½ schepel gezaaij
    Derk Speulmans huijs halff, en 10 schepel gezaij land in den boedel
    Groot Vreterink, tien schepel gezaaij
    Selfenslag halff
    Welcke eijgen land blieff tusschen moeder en kinderen onverdeelt in’t gemeen.

    Wegens de gerede goederen
    Sub verso in paarden, beesten ingevolge gespecificeerde en getaxeerde lijst, bedraagt eene summa van                                                                                                             393-10-0
    No. 1 Lateris                                                                 393-10-0
    No. 2                                                                              71-  3-0
    No. 3                                                                            290-  6-0
    No. 4                                                                              69-  0-0
    No. 5                                                                            123-19-0

                                                                                        947-18-0

    De gespecificeerde boedelschulden 
    als sub No.6 te sien hier affgetrocken
    ad                                                                                 400-11-  2
    Dit halff voor de erffuijtersche                                          547-  6-14
    ad                                                                                 273-13-15
    De andere halffscheijt, ¼ part
    voor de voordogter ad                f. 68-8-8
    en de andere ¾ parten voor
    de drij onmundige kinderen,
    elx eene summa van                     68-8-8

    Op dato den 29e aprill 1751 is tusschen de moeder wedue erffuijtersche, en de mombaeren van de onmundige kinderen geaccordeet, dat naementlijk de kinderen sullen worden verpleegt in kost, klederen en Christelijk op te brengen, en behoorlijk te laeten leren lesen en schrijven, sonder eenige ontgeltnisse, en dat in val de kinderen off kind quam te sterven sal sulx vererffen nae landregten, en wanneer een ijder twintig jaeren heeff bereijkt sullen haer portie van voorstaende gerede en ongereede trecken. Sonder argelist en verband en bedwank als regte dese getekent. Actum op Hietink den 29e aprill 1751.
    Onder stond geteekent

    Attestor
    AEdAlmaras, rigter
    Dit  O  merk heeft Tunneken Cuijpers selff getroken
    Peter  Antink
    Dit  E  merk Berent Horstink als bloetmombaer getroken
    Hen-  Y  rick Gotink als bloetmombar dit merk getroken
    Sulx getuijgen wij mombaren
    Pel Pelgrum, Arent Hubink
    Pro copie subschriptum
    AEdAlmaras, rigter

     

    ECAL
    Toegangsnummer          : 3021

    Inventarisnummer         :   880

    Op den 21e aprill 1751
    Coram Aaron Exalto d’Almaras, rigter
    Gerigtsluijden Jan Jansen op den Runneboomshof en Derk Wassink

    Compareerde Tunneken Cuijpers, wedue van wijlen Aelbert Freterink op Hietink, geassisteert met Derk Wassink als haeren gekoren mombaer, te kennen gevende dat voornemens was te trouwen met Peter Antink, weshalven versogte boven haer onmundige kinderen bloetmombaren, met naeme Berentjen,  Hendrik en Willemken Freterink, een paer onpartijdige mombaren, die den kinderen beste besorget en ’t argste weren.

    ‘t Gerigte stelt boven de bloetmombaren Pel Pelgrum en Arent Hoebink, welcke in den gerigte present, haren momberschap hebben met handtastinge angenomen en die verburget als regtens.

     

    pdfPdf 1751 Inventarislijst   (transcriptie Sikke Postma) 

    ECAL
    Toegangsnummer          : 3021
    Inventarisnummer         :   880

    [In de marge:]
    Op den 29e aprill 1751
    A.E.dAlmaras, rigter
    (29-4-1751)
    Gerigtsluijden Pel Pelgrum en Arent Hoebink

    Op dato ondergeschreven is ter eeren Gode een Christelijk houwelijk gesloten ten overstaen des gerigts en wederzijds vrienden en dedigsluijden tusschen den eersaemen Peter Antink, geassisteert met sijn broer Henrick Hietink, Carel Wijsink, Harmen Jebbink en Tunne Cleijne Antink, als bruijdegom ter eenre, en de eersaeme Tunneken Cuijpers, wedue van wijlen Aelbert Vreterink, geassisteert met Jan Cuijper, Henrik Gotink en Berent Horstink als bruijd ter andere zijde, en bekande te saemen een houwelijk te hebben beraamt en gededi[n]g[t] op volgende wijse:

    Eerstelijck belooft de bruijdegom tot stuijr dese[s] houwelij[k]s mede te brengen all wat voor tegenswoordig heeft, en wat ter eeniger tijt anerven off ansterven mogte; van gelijke brengt de bruijd mede, dat op heden haer bij verdeelinge is verbleven en wat haer verder anerven off ansterven mogte, tredende alsoo in gemeenschap van goederen.

    Verder is geconditioneert, dat als hij br[u]ijdegom deser werelt quam te overlijden, sonder kind off kinderen bij de bruijd te hebben verweckt, uijt sijne goederen an sijn beminde bruijd te geven een summa van drij hondert gulden; daer en tegens belooft de bruijd als zij uijt deser ehe geen kind [off] kinderen bij haeren lieven bruijdegom quam te verwecken, uijt haere goederen te sullen geven eene summa van twe hondert gulden.

    Vorder referreeren sig compstige eheluijden ten allen tijden bij gesontheijt off krankheijt sig naeder te kunnen begifftigen, off betugtigen, welke giffte off tugt soo bundig en van waerde sal sijn off sulx van woorde tot woorde hier in gespecificiert stonde. S.A.L. hebben bruijdegom en bruijd en anwesende vrienden en dedingsluijden hier op gestipuleert als regten.

    [w.g.]
    A.E.dAlmaras, rigter
    (29-4-1751)
    Pel Pelgrum
    Arent Hubinck


     

    ECAL
    Toegangsnummer          : 3021

    Inventarisnummer         :   876

    Op den 22 april 1765
    Coram L.A. Willinck, rigter
    Gerigtsl[uijd]en Hendrik Langele en Derk Waessink

    Compareerde mr. L.M. Verheull in qualiteit als volmagtiger van vrouwe Rudolpha Bloemendael, weduwe wijlen den heer landrentmeester A. Verheull, te kennen gevende hoe dat in voorschreven qualiteit op den 7 meij 1762 inleijdinge heeft versogt en geobtineert in het goed Goddekink nu Heijtink in deesen rigterampte gesitueert en aan Jan Mellink tot Vorden toestendig, tot bekominge van sodane penningen als uijt dat goed aan de domeijnen deeser provintie verschult waeren en bij acte van inleijdinge met meerderen geëxprimeert staen q.r.
    Dat op voorschreven dato de eerste, tweede en derde ruijmingen gebooden, gevolglijk na omgank van dese termijn bij het Hof deser Graefschap gepretigeert de revenues en opkomsten van dat goed aan comparantes vrouwe principalinne zijn competerende.
    Dan, vermits den comparant onbekend is hoe veel penningen door den bouwman op Heijtink, Garrit Jan Geessink genaemt, wegens pagt jaarlijks verschuld is, heeft den comparant denselven tegens heden voor deesen weledelen gerigte laeten citeeren, ten eijnde dien bouwman af te vraegen, gelijk geschied bij deesen, hoe veel pagt hij jaarlijks te betaelen schuldig en gehouden is.
    En terwijl die citatie na behooren is ge-exploicteert teste prothocolli ook den gedaagde sig werkelijk dien ten gevolge in judicio heeft gesisteert, so sal den comparant q.p. desselfs verklaringe in opsigte voorschreven afwagten sig bij ontstentenisse vandien of verweijgeringe van dien quaeris juris remedia reserverende onder wel expres protest van kosten, salvis.
    Daar op erscheenen den bouwman op Heijtink, Garrit Jan Geessink genaamt, en verklaarde uijt hoofde van ingegaene pagt conditie jaarlijks aan sijnen landheer Jan Mellink te moeten betaelen dartig guldens vrij geld.


    Op den 22 april 1765
    Coram L.A. Willinck, rigter
    Gerigtsl[uijde]n Derk Wassink en Arent Smeenk

    Compareerde mr. L.M. Verheull als volmagtiger van vrouwe Rudolpha Bloemendael, weduwe van wijlen den heer landrentmeester Ad. Verheull, en in die qualiteit als verwinhebber van het goed Goddekink nu Heijtink in deesen rigterampte gesitueert en aan Jan Mellink tot Vorden toestendig, en versogte dat Garrit Jan Geessink, bouwman op voorschreven goed bij extract deeses moge worden gerequireert en gesommeert om binnen den tijd van 14 dagen ins. salva aan handen van den comparant q.p. op te leggen en te betaelen sodane pagtpenningen als denselve van dat goed verschult is over twee  en een half jaar, aanvank nemende met den 22 augustus 1762 tot den 22 februarij deses jaars 1765 jaarlijks, ingevolge des bouwmans declaratoir heden hier in judicio afgegeven, ad dertig gulden, dus te samen monterende tot vijf en seventig guldens, onder intimatie dat men in cas van verweijgeringe, protractie of delaij sal weeten te vervaren als regtens met wijder versoek van insinuatie en relatie ut moris ac stijli met eijsch en onder wel expres protest van kosten dese en verder aen te wendene kosten, salvis.

    Fiat quod petiture

    Derk Wassink, onderrigter des ampts Hengelo, retulit deese acte van sommatie per extractum prothocolli aan Garrit Jan Geessink, bouwman op Heijtink, voorhoofs te hebben geinsinueert en in desselfs handen gelaten. Actum Hengelo den 23 april 1765.


     

    ECAL
    Toegangsnummer          : 3021
    Inventarisnummer         :   671-257

    Opdragt van het plaatsjen den Trekop g[e]n[oem]t met twee campen bouland daar aan geleegen en een weide onder het erven Goddekink of Hijtink behoorende door Jan Mellink en sijn huisvrouw Willemina Lentink aan den rigter L.A. Willink en G. Planten te Hengelo op den 7 meij 1767.


     

    1767 ECAL 3021 652 329 Hijtink of GoedekinkIn deze akte wordt Hijtink 'Erve en Goed Goedekink' genoemd.
    1767 ECAL 3021-652-329.

     



    1830 uitsnede mvs Caspar Dirk Willinck Heitink1830 Uitsnede uit de memorie van successie van Casper Derk Willinck. Bron Gelders Archief. 



    Heytink en Hagenbek 14 08 1844 Arnhemse C1844 Bron Arnhemse Courant. 


     

    1853 mvs Jan Groot Jebbink eigenaar D97
    1853 Uitsnede uit de memorie van successie van Jan (Groot) Jebbink, medeëigenaar. Bron Gelders Archief. 

     


    GB 14 08 1886

    1886 Bron Graafschapbode. 


     

     

     

     

     

Laatst aangepast op vrijdag 17 juli 2020 20:28