Hazenhutweg 8, Koekamp - Akten, Verhalen en Gebeurtenissen

  • Akten, verhalen en gebeurtenissen:

     


    1640 Varsselsen enck 1322 11640

    (transcripties en hertaling door Sikke Postma)

    In 1640 heeft Willem Baerken de landmeter Nicolaas Geelkerk gevraagd om een kaart te tekenen van de landerijen rond zijn boerderijen in verband met een probleem dat gerezen is tussen zijn boeren en die van Klein Roessink. Van Geelkerken heeft dit gedaan en eveneens de uitleg van Baerken opgeschreven. Van deze uitleg bestaan enkel twee klad exemplaren. Hieronder een gecombineerde hertaling van deze beide documenten.

    Uitleg van bijgaande kaart die in Varselt is gemaakt.

    'Vandaag 10 september 1640 heb ik ondergetekende deze kaart op verzoek van Willem Baerken op het oog gemaakt van Groot en Klein Heekingh. Zijn uitleg hierbij is als volgt:

    In de eerste plaats zijn Groot en Klein Heekingh allebei zijn eigendom. Tussen de bouwman en de keuterboer bestaat al langere tijd ruzie. Die gaat niet alleen over het vee, het plaggen en vervoeren, maar eigenlijk meer over het feit dat de keuter van Klein Heekingh een tijd geleden tijdens het plaggenmaaien een stuk Frans goud heeft gevonden. Die was daar zo ‘verleckerd’ en ‘amoreus’ op, dat hij van ’s ochtends vroeg tot ’s avonds laat door bleef zoeken tijdens het plaggenmaaien. Hierbij liet hij niet na om dichtbij of zelfs in de plakzicht van anderen te maaien. Uiteindelijk kwam de boer van Groot Heekingh daar achter en werd diens boosheid nog groter.

    Hoewel Groot Heekingh een groene weg voor Klein Heekingh had overgelaten, zodat die via de kortste weg naar zijn achterste kamp kon rijden om van daaruit op het heideveld te komen, heeft dat niet geholpen. Daarom voelde Baerken zich genoodzaakt om als oplossing van de ruzie het huis van de keuterstede Klein Heekingh te verplaatsen naar de achterste kamp, zodat die de groene weg niet meer hoeft te gebruiken.

    Als gevolg van deze twist profiteert Klein Roesingh van de groene weg en gebruikt die als een sluipweg om op zijn bouwland het Geerstuk te komen, zoals te zien is op de kaart.

    A   Baerkens Groot Heekingh
    B   De oude plek van Baerkens Klein Heekingh
    C   De onbebouwde groene weg waarlangs Klein Heekingh vroeger naar de achterste kamp kon rijden
    D   De grensboom
    E   Bomen en stompen, door Baerken gepoot, geknot en gerooid
    F   Baerkens gerooide bos
    G  Het nieuwe huis Klein Heekingh
    H  Volgens deze stippellijn zou Klein Rousingh dwars door Baerkens land rijden

    1   Klein Rousingh, met verschillende wegen naar zijn land
    2   De weg die Klein Rousinghs nu neemt naar zijn land bij de grensboom
    3   Het gemeenschappelijk hek van de enk waarlangs hij naar zijn land bij de grensboom kan gaan
    4   Een gemeenschappelijke weg waarover Rousingh naar het Geerstuck aan het heideveld kan gaan
    5   Een andere weg die Rousingh kan gebruiken om op het Geerstuck te komen
    6   Plekken of dammen waar Rousingh het Geerstuck op kan rijden

    Op’t bouwland nabij de groene weg heb ik een losse oersteen zien liggen waarvan Klein Rousinghs meent dat het wat te betekenen heeft.

    Alhier gedaan op jaar en dag als bovenvermeld.
    w.g
    N. Geelkerk’


     

    Transcriptie van de originele tekst:

    Gelders Archief
    Toegangsnummer           : 0124
    Inventarisnummer          : 1322

    Verclaeringe van dese kaert gemackt t’ Varselt.

    Op huijden den 10 septemb[er] des jaers 1640 heb ick onders[chreven] ten versoek van  Willem Baerkens  dese kaert nae den oogenschijn van Groot ende Clein Heekingh gemackt ende sijnen verclaeringe hier op gestelt in voegen als volgt:

    Voor eerst segt den voorss[eide] Baerken dat sijn bouluijden van Groot ende Kleijn Heekingh voor lange jaeren twistigh geweest sijn, niet alleen om haer vee offte plaggen maijen, maer oock hefft eertijts den kaeter van Klein Heekingh in’t plaggen maijen seekere stuck frans gout gevonden; dit hem verleckerende, dat hij des morgens vroegh unde avents laet op’t plaggen maijen seer neerstigh pasten. In’t lest werdt den bouman van Groot Heekingh gewaer dat Klein Heekingh in hulen plaghsicht hadde, werdt den haet te grooter, al was’t dat men Klein Heekingh eenen groenen wegh gelaeten werdt om naer den achtersten kamp te vaeren, ‘t mocht niet helppen, alsoo dat hij Baerken genootsaekt was de kaet[er]stee ende nu den groonen wegh niet meer van doen hebbende avermits het huijs op den achterkamp is geset, soe om haer vee als plaggen meijen, alsoe dat die erffgenamen van Groot Heekingh haer huijsluijden te geval[len] eenen groenen wegh hebben gelaeten om den achtersten kamp te gebruiken

    A  is Baerkens Groet Heekingh
    B  is de oude huijs platz van Klein Heekingh
    C  is den grounen omgebouden wegh waerdoer dat eertijt Klein Heekingh naer den achtersten kamp plagh te vaeren
    D  is den scheijtboom
    E  sijn boomen ende stomppen die Baerken gepoot, geknoot unde uijtgeroijt hefft
    F  is Baerkens uijtgeroijt busken
    G is ‘t nieu huys van Klein Heekingh
    H dese stippelen beteijkenen alwaer Klein Rousingh hem dwers aver Baerkens lant vaeren soude.

    • 1 is Klein Rousingh met allen sijne uijtweg
    • 2 is Klein Rousings wegh naer sijn lant aen den scheijtboom
    • 3 is Heekingh heck nae den Enck
    • 4 is eenen gemeenen wegh daer Rousingh naer sijn Geerstuck varen kan
    • 5 is eenen anderen wegh daer Klein Rousingh tot sijn Geerstuck komen kan
    • 6 sijn bequaeme platzen offte vaergaeten om op’t Rousingh Geerstuck te komen

    Omtrent de groune wegh heb ick eenen oersteen los op’t lant sien leggen.

    Alhier gedaen op jaer ende dagh als boven
    [w.g.]
    N. Geelkerk

    Op huiden den .. september des jaers 1640 heb ick onders[chreven] ten versoek van Willem Baerken tot Varselt onder Hengel dese kaert ende Willem Baerkens verclaeringe hier op geeft in voegen als volgt:

    Voor eerst dat Groet ende Kleijn Heekingh albeyde sijn goet is end unde dat den huysman met den caeter altoys twistigh waren om het vee, plaggen en vaeren, desto meer eertijts hefft Klein Heekingh in’t plaggen meijen seeker stucken frans gout gevonden, hij seer amorues op’t gout, leest niet aff den anderen te naer te maijen, in’t lest dit uijtkomende werdt den haet te grooter al was dat hem eenen grounen wegh gelaeten werdt om tot sijn achterste lant te komen, mocht niet helpen, alsoo dat hij Baerken genootsaekt het huijs op den achterste kamp te setten alssoo dat hij van achter naer het velt uijt kompt. In desen twist hefft Klein Rosingh met den groen wegh soeken sijn profijt te doen, soo dus bede slups wijse ende gewelt te baven op het Geerstuck op het velt gelijck de kaert uijtwijst.

    A  Baerkens Groet Heekingh
    B  is den vorsten den Baerkens an’t Klein Hekingh daer het huijs gestaen heft
    C  is den gronen omgebouden wegh naer het lant dat Clein Heekingh bouwet
    D  is eenen scheijtbom
    E  sijn bomen stompen ind groeten van bomen die Baerken gebruickt
    F  is een uijtgeroijt buijsken busken Baerken toestendigh
    G is nieuje huys van Klein Heekingh die nae het velt uijt weegh
    J  dese stippelen beteijkenen daer Klein Rousingh met gewelt dwers aver Baerkenss lant wil varen.

    • 1 is Klein Rousingh dewelck dieversche wegen tot sijn lant hefft
    • 2 is den wegh naer sijn lant op den scheijtboom
    • 3 is het gemeen hek van den Enck daer hij kan komen tot sijn lant en den scheijdtbom
    • 4 is eenen gemenen wegh die hij Rousin[gh] gebruijken kan naer het Geerstuck an velt
    • 5 is eenen anderen wegh die hie Rous[ingh] gebruijken kan om te komen op het Geerstuk
    • 6 hoeken offte menegaeten daer hij Rousingh op het Geerstuck komen kan

    Op’t geboude lant omtrent den groenen wegh heb ick eenen our steen los vonden leggen de welcke Klein Rousingh meent wat te beteijkenen



    ECAL
    Toegangsnummer            : 3021
    Inventarisnummer           : 0637 (46/47)

    Op den 6e martij 1661
    Coram Conr: Van Munster, stadtholder
    Gerichtsluijden J. v. Essen ende Willem Egginck

    Erschenen die E. Bernhardt Winckelman voer hem selven, ende de rato cavirende voer sijne kinderen, in soeveel dieselve hier in berechtiget sijn, wie mede die E. Jan Hoedemaecker oeck voer hem selven ende sich mede sterck maeckende voer sijne kinderen, in soe veel dieselve hier oeck an berechtiget. Ende bekanden voer oen und oeren erven voer een summa van penningen wel voldaen ende betaelt, verkofft, cediert und transportiert toe hebben, als sij doen bij desen an Borchart Henrixsen, Jenneken, Berent, voerts Gertien ende Fenneken Henrixsen, broederen ende susteren elck even nae, het huijs, hoff ende campken van het erve ende goet Kleijne Heijckinck, soe ende aller gestalt het selve tusschen den Coecamp ende het hietlandt is affgegraeven ende uijtgevruchtet, met allen recht ende gerechticheijt daertoe gehoerende, wie noch een stuxken hietlandts met het boulandt daer in, naest het voern[oemde] kampken tot an Antinges hietlandt, in den carspel van Hengeloe, buerschap Varsell gelegen, sijnde voer desen leen geweest, ende nu tott vrij allodiael goet gemaeckt, verners vrij en quijt sonder enich beswaer offte uijtganck. Ende hebben volgens dien transportanten voer oen und oeren erven, hier op vertegen als rechtens, met handt, halem und monde, ende bekandt geen recht noch ansprake meer daer an te hebben noch te beholden, maer dat de voern[oemde] coeperen ende desselffs erven wederom daer an geerfft ende gerechticht sullen sijn en blijven, gelavende verner desen coep te willen staen, wachten en waeren jaer ende dage ende ten allen tijden, daer voer stellende ende verbindende haer persoenen en goeder, om in vall van noet sich daer an te konnen und moegen verhaelen. S.A.L.



    ECAL
    Toegangsnummer            : 3021
    Inventarisnummer           :   860 (117)

    Den 24 junij 1686.
    Coram Ad. Cremer, richter
    Coergenoten Theod. Overstege en Hend. Hiddinck.

    Erschenen Luijcas op den Bloemendal Rademaker in Leesten in q[ualiteit] als momboir van die onmundige kinderen van wijlen Jan Dercxsen en versoghte omni meliori modo, verbot an den nien bouman op den Coecamp, om gene penn[ingen] uijt te keren an Hendrick, gewesenen bouman van den Coecamp, wegens die verkofte bouwerie eer en bevorens comparant q.q. van sijn vers[trekte] penn[ingen] ad 50 dalers met daerop verschenene interesse en costen sij voldaen, op een poene van dubbele bet[aling].

    Die jura van den onderrichter en 3 st[uver] [opteken[?] ont[fangen]



    ECAL
    Toegangsnummer            : 3021
    Inventarisnummer           :   860 (117/118)

    Den 5 julij 1686.
    Coram Ad. Cremer, richter
    Coergenoten  Wanner op Lenderinck en Jan Waggelinck

    Erschenen Hendricx op Cleine Heeckinck met sijne huijsvrouwe Enneken Wijmelincks ende bekanden vercoft te hebben gelijck sij vercopen craght deses an Meindt Egberts en desselfs huijsvrouwe Marrie Hendricx alle haere gerede goederen soo van imboedel en gerackheidt des huijses, soo ketel en potten, drie beddesteden in het huijs, voorts de paerden, beesten, wagen en ploegh, ’t saet op den balcken en op het landt, neffens een nieuwe scheupe staende aldernaest het huijs op het velt, met alle die mest in die vaelt en het mestregt in het landt ’t welck comparant tevens in’t gebruijck gehadt heeft, om het selve van stonden aen te gebruijcken en het saeijlandt tot haeren schoonsten op die swaere garve te bouen, niets uijtgesonder[t], als alleen een schaefbancke en het gene tot dato deses daer uijt gehaelt is, neffens die halfscheit van het boumans deel van een stuxken roggen gesaeij ad een en een halff schepel groot, soo coper een voor al, en dat maer voor dit jaer, alleen sal uijtkeren an vercopers vader den oude Hendrick Heeckinck, neffens het lijn tegenwoordigh staende op het boulandt, en dat voor een somma van 295 caroli gulden vrij geldt, waer op anstondts an die richter Cremer uijtgetelt is hondert gulden, sullende die resterende hondert 95 gulden betaelt worden in twee terminen, het eerste op Micheli [1]anstaende, het laeste op Micheli over een jaer, als men schrieven sal 1687, edoch een acht off veertijn dagen onder off over onverhaelt, wat angaet die verpondinge sal coper anvangen te betalen in midden meij des jaers 1686, sijnde in het jaer 1686 voornoemt anderhalf vierdel ten laste van den vercoper, en die rest voor den koper, stellende tot naecominge van het gene voorschreven, hij contrahenten[2] haere personen en goederen tot borge, ter judicature van allen heeren, hoven, richteren en gerighten, om in val van onverhopentlijcke misbetalinge sigh daer aen cost- en schadeloos te konnen verhalen. S.A.L. 

    [1] Sint Michael: 29 september

    [2] Contrahent: contractant (verouderd woord)


     

    ECAL
    Toegangsnummer            : 3021
    Inventarisnummer           :   860 (132)

    Den 10 9br [november] 1686.
    Coram Ad. Cremer, richter
    Coergenoten Theodorus Oversteegh ende Jan Cornelissen.

    Hebbe ick richter ter instantie van meester Lucas de Rademaker in Leesten eene capitale somma van 50 dalers gedenuntieert en opgesegt an Hendrick Heeckinck off Coecamp den ouden en sijn soon Hendrick bij ’t Winckel wonende, om sulcx tegens den verschijnsdagh met de interesse van dien te erleggen, welcke denuntiatie sij hebben angenomen.



    ECAL
    Toegangsnummer           : 3021
    Inventarisnummer          :   861

    Op den 14 7ber [September] 1709

    Ter instantie van de vrouw van Huslij tot Dotinchem door den geauthoriseerden gerigtsbode Tunnis Cosstede laeten interdiceeren an de bouwluijden, die Coecamps landt bouwen als naementlijck de wedue op Antink hoff, Henr. Coecamp, en Frerinck op Hiekinck om geen coorngewas an den lantter tot Hummel woonende, Will. Wissinck  genoemt, te laeten volgen de sub poena juris

    [In de marge:]
    Den 8en jan.1710 door Henr.Coecamp dese betaelt met deesen
    ---- ondergetekenden in ---- 3 personen
    f. 3-15-0


     

    ECAL
    Toegangsnummer           : 3021
    Inventarisnummer          :   861

    Op den 21e meert 1715
    Coram Aaron Exalto d’Almaras, rigter
    Gerigtsluijden Harmen Hietinck en Gerrit op de Hoffstede

    Erschenen Henrick op Cleijne Hiekinck alias Coecamp ter eenre, en Jan Antinck en Sweer Haijkinck als gerigtel[ijck] gestelde mombaren van de 4 onmundige kinderen van wijlen Henders Jansen ehelijck bij Henrick Coecamp voorschreven verweckt, en hebben onderlinge opgerigt en geslooten een eeuwigdeurent maeggescheijt op volgende manieren:

    Eerstelijck sal hij Henrick Coecamp eeuwiglick en erfflijck beholden alle gerede goederen van paerden, beesten, kar, ploeg, ingedoempt des huijses, gedorst en ongedorst kooren, gesaaij op het landt, mest en mestregt, niets daer van uijtgesondert (als alleen de kiste van die overledene,  moeders  kleeren, linnen en wullen tot haer lijve behoorende, sullen verblijven voor die 4 kinderen). En voor het voorschrevene sall de vaeder geven de duckgemelte 4 onmundige kinderen (elk twintig jaren bereijckt hebbende) de summa van 120 gulden, off ijder kindt van dit selve dertig gulden, voorts sal hij vaeder de kinderen, nae huijsvermoogen, tot de voorschreven tijt opbrengen, die selve laeten leren, lesen, in kleren en linnen verplegen. Verder sullen alle incoomende en uijtgaende schulden sijn en verblijven voor eerste comparant Henrick Coecamp, sonder daer van tot laste van sijne kinderen te mogen inbrengen als alleen dese costen sal hij voor de ½scheijt [=halfscheijt] de kinderen mogen  corten.

    Vorder blijft het ongereede, soo als voor tegenwoordig in eijgendomb heeft, naementlijck ’t huijs, hoff en landt (dair sijn broer en Harmen Wijmelink mede an hebben) en dan nog 4½ schepel gesaaij soo van Peter Meijerink en Harmen Vaeluinck is angecoft en bij ’t leven van die kinderen haer moeder betaelt, onverdeelt halff en halff, tussen meergemelten vader en kinderen. Eijndelijck is bedongen als eene van die kinderen quame te sterven bij het leven van haer vaeder sonder lijfts erven nae te laeten, dat des overledens goederen sullen sterven en vervallen, halff op hare vaeder, en halff op de levendige kindt off kinderen. S.A.L. hebben hier op comparanten gestipuleert als regtens.

    NB: De moeders kleren en linnen sijn op dato verdeelt en de reste voor die 3 jongste kinderen verbleven.

    [in de marge:]
    Hier van op den 13 febru[arij] 1758 extract gegeven aan de erfgename Coecamp.


    Eodem datum
    Coram Aaron Exalto d’Almaras, rigter
    Gerigtsluijden Jan Antinck en Sweer Haijkinck

    Erschenen Henrick op Cleijne Hiekinck alias Coecamp, wedunaer van wijlen Henders Jansen, bruijdegomb ter eenre, en Jenneken Hiekincks bruijdt, geassi[s]teert met haer broer Harmen Hiekinck als regtens ter andere sijde, en becande onderlinge ter presentie van beijderzijdts vrinden en dedigsluijden beraemt en geslooten te hebben, een christelijck houwelijck gelijck sulx gedaen wordt bij desen, op volgende manieren:

    Eerstelijkck sullen contrahenten sig nae kerckelijcke ordonnantie laeten coppelen en niet van den anderen scheijden dan door die tijdelijcke doodt.

    Verder beloofft den bruijdegomb tot steuijr deses houwelicx all ’t geene wat hem bij maeggescheijt, op dato tusschen sijne kinderen opgerigt, is verbleven, en wat hem verder ansterven off anerven sal.

    Van gelijcke brengt de bruijdt mede tot steuijr deses houwelicx all het geen sij bereijdts door spaersaemheijt heeft overwonnen, en voor tegenswo[ordig] is hebbende, vorder all ’t geene haer ter eenigertijt ansterven off anerven sall.

    En in vall het mogte gebeuren dat den bruijdegomb sonder geboorte bij dese ehe nae te laeten ’t eerste voor sijne bruijdt mogte komen te sterven, sal die bruijdt uijt den gemeenen boedel trecken die summa van vijfftig Caroli gulden, en soo die bruijdt voor haeren bruijdegomb als voorschreven sonder kinderen quaeme te sterven sal hij bruijdegomb van gelijcken vooraff uijt den gemenen boedel trecken die summa van veertig gulden, vorder willen contrahenten die gemeenschap van goederen in allen deelen hebben bedongen.

    Eijndelijck willen sig contrahenten hebben gereserveert die magt van mallkanderen ten allen tijden bij gesontheijt, off kra[n]ckheijt, te mogen begiftigen, off betugtigen  ten helen off ten delen, welcke giftte offte tugt, soo bundig en van waerde sal sijn off sulx van woort tot woort hier in gehalereert stonde. S.A.L. hebben comparanten hier op gestipuleert ut juris.



    (in deze akte uit 1759 wordt gesproken over 'Kleijn Hijtink alias Koekamp', het is niet honderd procent zeker dat het hier om de boerderij 'Koekamp' gaat)


    ECAL
    Toegangsnummer            : 3021
    Inventarisnummer           :   902 (021/022)

    Op den 17 november 1759.
    Coram L.A. Willinck, rigter
    Gerigtsl[uid]en Arent Smeenk en Garrit Planten

    Compareerde Gerritjen Beunk, weduwe wijlen Hend. Kleijn Hijtink, alias Koekamp, in desen geadsisteert met Berent Waarle, te kennen gevende, dat voornemens was een twede ehe aan te gaan, dog eer dat sulx konde geschieden, het de noodsakelijkheijd vereijste, dat over haaren onmundigen zoon, met name Lambert, oud 1½ jaar, bij voornoemde haaren eheman geprocreert, momberen waaren aangestelt, weshalven de comp[aran]te was te rade geworden sig deswegens aan desen weledelen gerigte te adresseren en te versoeken, dat boven en behalven de bloetmomberen, tot momberen mogte worden aangestelt de persoonen van Jan Joitink en Hend. Antink, en teffens gelast de momberschap op sig te nemen.

    Decretum
    Het gerigte stelt in desen aan tot momberen over opgemelte onmundige de persoonen in bovenstaande acte door comp[aran]te geproponeerd, welke daarop dese haare momberschap bij handtastinge in edes plaatse hebben aangenomen en daarbij aanbeloofd sig als trouwe en christelijke momberen te sullen gedragen der pupillen welzijn en voordeel naar haar vermogen helpen voorstaan en bevorderen

    ECAL
    Toegangsnummer            : 3021
    Inventarisnummer           :   902 (022/023)

    Op den 17 november 1759.
    Coram L.A. Willinck, rigter
    Gerigtsl[uid]en Arent Smeenk en Garrit Planten

    Compareerde Gerritjen Beunk, wed[uw]e wijlen Hend. Kleijn Hietink, alias Koekamp, in desen geadsisteerd met Berent Waarlo, voorts Hend. Antink en Jan Joitink in q[ua]l[itei]t als gerigtelijke aangestelde momberen van en over het onmundige kind bij haar eerste comp[aran]te met wijlen voorn[oem]de haren eheman in egten geprocreerd, en bekenden, na voorgaande  confectie van eenen behoorlijken staat en inventaris en vlijtige examinatie van dien ten overstaan van desen weled[elen] gerigte, ingegaan en gecelebreert te hebben dit erfmagescheijd en acte van divisie, om te strekken tot separatie tusschen haar en haar onmundige kind, en sulx volgende gestalte en manieren:

    Eerstelijk is tusschen partijen condividenten overeen gekomen, dat de ongerede goederen, namentlijk het huijs en hof Kleijn Hijtink genaemt, de halfscheijt van een stuk land in den Varselschen Enk, groot 3 schepels gesaeij, het Weertsstuk genaemt, de halfscheijt van een stukjen land, het Hietvelt genaemt, groot 3 schepel gesaeij, nog een stuk land groot 3 schepel gesaeij, tusschen de moeder en het kind half en half onverdeeld en in gemeenschap zal verblijven. Egter zoo het mogte gebeuren, dat des eerste comp[aran]te zig met des kinds bestevader en bestemoeder niet konden vereenigen en zij daerdoor genootsaekt wierden om, ingevolge koopcontract in dato den 8 april 1756 gemaekt, uijt te keeren eene somma van 400 guldens, so sal sulx bij het kind en de moeder half en half gedragen worden.

    Twedens is goet gevonden, dat de moeder sal hebben en behouden de geheele bouwerije met al wat daer onder gehoort, beneffens het ingedoemte des huijses, uijtgesondert de kist en kleederen die tot het onmundige zijn overledenen vaders lijf zijn gehoorende geweest, welke voor het selve zullen verblijven. Voorts beesten en verdere levendige haeve voor haer in eijgendom sal blijven behouden, alsmede de voordeelige boedelschulden op den inventaris geëxprimeert, waartegen zij zal gehouden wesen alle de lastige boedelschulden op den inventaris ervintelijk te betaelen zonder dat haere onmundige kind hiertoe iets hoeft te contribueeren. Voorts nog aen het selve, wanneer mundig zijnde, boven zijn geregte portie aen het ongereede voor sijn vaders versterf sal hebben uijt te keren eene somma van 181 guld[en] 2 st[uve]r 8 pen[ningen]

    Dardens neemt de moeder aen dese haere onmundige zoon in kost en drank, klederen, linnen en  wullen te sullen alimenteeren en verplegen, voorts handelen als een goed ouder omtrent haere kind verpligt is. Waermede partijen condividenten aengaende des vaders versterfte zijn gescheijden en gedeijlt; daerop stipuleerende als regtens


    LEES OOK: 

    pdf1759 Pdf Inventarislijst Kleijn Hietink, alias Koekamp



    ECAL
    Toegangsnummer            : 3021
    Inventarisnummer           :   893 (223)

    Op den 26 junij 1804, voordemiddags om elf uur.
    Coram L.A. Willinck, richter
    Gerigtslieden Garrit Langeler en Jan Onstenk

    Compareerde Lammert Kleijn Hietink, bouman op het Schimmel onder Vorden, voor zig zelfs en namens zijn vader Berend Waarle, te kennen gevende dat van Evert Beumer wegens pagt van den Koekamp onder Hengelo verscheenen Petrie 1803 en 1804, wel en wettig te pretendeeren is hebbende eene somma van 58 gulden, dat den comparant niet tegenstaande veelvuldige aanmaningen hiervan geen voldoeninge heeft kunnen bekomen, zo wilde denselven met consent van deesen gerichte hebben versogt en gedaan peijndinge en affectatie op en aan alle de gerede goederen, levendige have en vhee, gesaaij in en op ’t land, mest en mestregt, voorts al wat onder het gerede kan of mag gerekent worden, gezeide Berend[1] Beumer en zijn huijsvrouw toestendig, ten eijnde en effecte om daar aan te verhaalen betalinge van opgemelte somma van 58 gulden.

    Pandeijscher peijnd mede voor alle kosten en schaden met recht versoekende hiervan insinutie aan gepeijndete, en dat teffens bij de insinuatie der weete aan denselven mag worden gedenuntieert de pagt van het erve den Koekamp voornoemt om het zelve op Petri eerstkomende te ruijmen en ten profijte van den eijgenaar te laaten liggen, voorts dat van een en ander mag worden gerelateert ten fine en effecte als na rechten.
    Salvis

    De versogte peijndinge en denuntiatie word geaccordeert
    [w.g.]
    L.A. Willinck, richter
    Gerigtslieden      ( G. Langeler
                             ( J. Onstenk

    Relateert den onderrichter Garret Ditzel op zijnen eed, de wethe deser acte van peijndinge bij absentie van Evert Beumer aan desselfs huijsvrouw te hebben geinsinueert en daarbij versogte denuntiatie aan deselve gedaan op den 12 julij 1804.
    Actum in dato ut supra.

    In fidem
    [w.g]
    L.A. Willinck
    richter 

    [1] Moet zijn Evert



    1844 detail mvs Albert Hissink percnrs Koekamp1844 Uitsnede uit de successieaangifte van Albert Hissink met de kadastrale perceelnummers van Koekamp. Bron Gelders Archief. 

    'Het daghuurdersplaatsje den Koekamp genaamd, mede in de buurschap Varsel onder de Gemeente Hengelo gelegen, bestaande in huis en erf, voorts hof en bouwland, bosch en heidegrond, kadastraal bekend onder sectie D no. 200, 203, 209 tot en met 212, 230, 231, 232, 257, 258 en 268: voor eene grootte van 2 bunders 43 roeden en 4 ellen.'



    18681868 Bron Zutphensche Courant. 



    1888 mvs Jan  Willem Bruggeman a1888 Uitsnede uit de successieaangifte van Jan Willem Bruggeman. Bron Gelders Archief. 

    'notaris, verklaart dat zijn vader Jan Willem Bruggeman gewoond hebbende te Hengelo en aldaar ab intestato overleden den 18 December 1888 heeft nagelaten de helft in Actief a Hengelo sectie D nummers 215, 230, 231, 232, 268, 1407, 1412, 1413, 1414, 1416, 1422, 1423, 1424 huis, bouwland en heide 2 bunder 59 roede[n] 97 el ..... F1400/ b inboedel ..... F298/ c contanten F1,66/ zamen F1699,66'



    1893 mvs Jan Bruggeman1893 Uitsnede uit de successieaangifte van Jan Bruggeman. Bron Gelders Archief. 

    'dat zijn nalatenschap bestaat uit de helft in Het huis met erf en grond, in de gemeente Hengelo en aldaar kadastraal bekend in sectie D no. 215, 230, 231, 232, 268, 1407, 1412, 1413, 1414, 1416, 1968, 1969 en sectie C no. 790, groot 3 hectaren 39 aren 88 centiaren door de aangeefster begroot op F1200/ Gereed geld F10/ Lichamelijk roerend goed waaronder geen schepen, [schepen], schuiten of vaartuigen waard F300/ Totaal F1510/ Waarin de helft voor den erflater a F755/ uitmaakt zijne nalatenschap Eenvierde voor ieder zijner kinderen is F188,75/ Hengelo maart 1894, Hendrika Meulenkamp.'


     

     

     



     

Laatst aangepast op dinsdag 25 januari 2022 10:42