Wichmondseweg 26aa, Reijnderink - Akten, Verhalen en Gebeurtenissen
-
Akten, verhalen en gebeurtenissen:
'Houwelijkse voorwaerden'
ECAL 3021 - 870
(door Marian Kruijt Schatten uit het historisch verleden van Hengelo Gld.)Hengelo, den 21. April 1735
Voor de rechtbank is verschenen de 'eersame' Hendrik Derksen op Reijnerdink, bruidegom, geassisteerd door zijn broers Jan en Teunis Derksen, voorts zijn zusters Trientjen en Berentjen Derksen, alsmede Gerrit Jansen op Bruijnderink. Verder is verschenen de 'eerbare' dochter Jenneken Rutgers, bruid, geassisteerd door haar vader Rutger Arents en haar broer Arent Rutgers. Beiden bekenden, ten overstaan van het gerecht en de aanwezige 'vrienden, maegden en dedingsluijden een Christelijk houwelijk te hebben beraamt en geslooten gelijk zijn doende bij en cragt deses op volgende wijse'. Ten eerste brengen de bruid en bruidegom 'tot stuur deses houwelijks' mede al wat zij beiden in bezit hebben en 'door spaersaemheijd overgewonnen' en wat zij tijdens hun aanstaande huwelijk nog tegemoet kunnen zien. Het aanstaande bruidspaar trouwt in gemeenschap van goederen en verder hebben bruidegom en bruid bepaald dat, 'inval dit houwelijk sonder kind of kinderen nae te laeten gescheurt wierde', de langstlevende alle goederen zal behouden gedurende zijn of haar leven en dat zij 'bij gesondheijd off krankheijd den eenen den anderen sigh naeder te mogen begiftigen, welke gift so bundigh en van waerde sal sijn, als off sulks van woorde tot woorde hierinne waere geinsereert'. Dergelijke aktes komen veelvuldig voor in het Oud Rechterlijk Archief.
1749 Inventarislijst. Bron ECAL 3021-904.( transcripties door Sikke Postma )
ECAL
Toegangsnummer : 3021
Inventarisnummer : 0904 (29-39)Op den 20e 8br. [october] 1749
Coram Aaron Exalto d’Almaras, rigter
Gerigtsluijden Derk Wassink en Gerrit MeijerCompareerde Jenneken Rutgers, wedue van wijlen Henrik Derksen op Reijnderink, geassisteert met Henrik Elfferink, te kennen gevende dat voornemens was te trouwen met gemelte Henrik Elferink, weshalven versogte een paer mombaeren over haere twe onmundige kinderen met naeme Griete en Geerteruijt Reijnderink, welcke mombaeren het beste besorgen en ’t argste weren.
’t Gerigte stelt tot mombaers [over] den kinderen aan Jan Derksen op Ronnebooms hoff, en Henrik Gotink, welke op den 12 9br. [november] 1749 in den gerigte sijn gecompareert en bij hanttastinge die momberschap angenomenen verburget als regtens.[In de marge]
456-16-0 [416-16-0?]
113-12-8
303- 3-8
250- 0-0
53- 3-8Den 29 octob[e]r 1749. He[n]rik Starink presenteert exhib[eert] een request contra Frerink den olden Agtercamp, welcke op sijn snijcull op heden, hem is geinsinueert, dus voor debet f. 1-5-0
----------------------[In de marge]
Geexhibbeerde inventaris op den 19 en 20 8br. door wedue erfffuijtersche op Reijndrink gegeven des gehele bouwerije, in- en uijtschulden.Op den 1e 9br. [november] 1749
Coram Aaron Exalto d’Almaras, rigter
Gerigtsluijden Derk Wassink en Gerrit MeijerCompareerde de mombaeren Jan Derksen op Ronnebooms hoff en Henrik Gotink, en bekande, dese bouwerije ingevolge inventaris in- en uijtschulden, te hebben overgelaeten en verkoft an de wedue erfuijtersche, schoon deselve hooger belopen als den boedel is getaxeert, daermede sal Jan Derksen op Ronnebooms hoff eens voor all hebben voor sijne gesustineerde prætentie eene summa van vijfftien gulden, dan mede heeft sij wedue, geassisteert met haer compstige eheman Henrik Elfferink, annomen gelijk zij comparante ehelijden anneemt bij desen uijt consideraetie te betaalen, boven een kiste en de wollen klederen, an Tunnis Derksen te betaalen voor sijn gesustineerde prætentien eens voor all eene summa van veertig gulden sonder meer, blijvende de verdere in- en uitschulden ingevolge den inventaris ten vordel en laste van de wedue erffuijteresse en haer comstige eheman, dan mede is versprooken de twe onmundige kinderen behoorlijk Christelijk sullen worden verplee[g]t en opgebragt, in behoorlijk cost en drank en linnen en wullen, tot dat een ijder 20 jaeren hebben bereijkt, daer en boven an elx uijt consideratie sullen hebben elx eenen daalder, saemen 3 gulden.
S.A.L. en verband en bedwank als nae regten hebben de voorschreven mombaers, en wedue erffuijttersche, geassisteert met haer compstige eheman Henrik Elfferink hier op gestipuleert als regtens.
[w.g.]
A.E.d’Almaras, rigter
(1-11-1749)
Derck Waessenk
Gert Meijer
----------------------Op den 1e 9br. 1749
Coram
Aaron Exalto d’Almaras, rigter
Gerigtsluijden Derk Wassink en Gerrit MeijerCompareerde Henrik Elfferink, als bruijdegom, geassisteert met sijn broer Gerrit Coops op Elfferink, en He[n]rik Gotink, neffens Jenneken Rutgers, wedue van wijlen Henrik Derksen op Reijnerdink, als bruijd, geassisteert met haer broers Arent en Willem Rutgers en Jan Derksen op Ronnebooms hoff, en becande ten overstaen des gerigts een Christelijk houwelijk te hebben beraamt, en gesloten en gedediget op volgende wijsen:
Eerstelijk beloven compstige eheluijden nae Christelijke ordonnantie dit houwelijk te sullen voltrecken, en niet van den anderen scheijden dan door de tijdelijke dood.
Ten tweden belooft de bruijdegom tot houwelijk stuijr te sullen inbrengen eene summa van 500 gulden en wat hem verder anerven off ansterven mogte.
Daer en tegens belooft de bruijd mede te brengen wat zij tegenswoordig heeft en wat haer verder an-erven en verder ansterven mogten.
En soo het gebeuren mogte dat dit houwelijk bedde gescheurt wierde sonder kind off kinderen uijt dese compstige ehe te verwecken ende bruijdegomb de eerste sijnde, reserveert sig wederom sijn angebragte vijffhondert gulden, met sijn klederen, linnen en wullen ten sijne lijve hebbende gehoort, an sijne naeste vrienden sullen moeten wederom worden uijtgereijkt, ten ware dat hij bruijdegom bij gesontheijt off kra[n]kheijt hier naeder over quam te disponeeren en veranderinge maakte, hetwelken het welke bij desen expres sig voorbehoud, van sulx te kunnen en mogen doen.
En de bruijd als vooren sonder kinderen uijt dese ehe quam te sterven, reserveert sig de bouwerije in ’t geheel voor haer sal verblijven; reserveren sig bijde compstige eheluijden bij gesontheijt off kranckheijt ten allen tijden sig naeder te mogen begift[igen] off betugtige, welcke giffte off tugt off beijde tesaemen soo bundig en van waerde sullen sijn, off sulx van woort tot woort hier naeder in begrepen stonden. S.A.L. en verband en bedwank als regte[ns], hebben bruijdegom en bruijd, nevens voorschreven vrienden en dedings[luijden] hier op gestipuleert als regt[en]s.
[w.g.]
A.E.d’Almaras, rigter
(1-11-1749)
Derck Waessenk
Gert Meijer
----------------------[In de marge]
Op den 19 8br. 1749
Exhibeert den 20e october 1749
en den 1e 9br. deselve geexamineertStaet van inventaris opgerigt door en uijt naem van Jenneken Rutgers, weduwe van wijlen Hendrik Reijnderink, over de goederen soo sij met wijlen haren eheman voornoemt heeft beseten en haer stervende zijn nagelaten, alles ter goeder trouwe en nae haer beste konde en wetenschap laten opstellen. In- en uijtschulden den boedel enigsints rakende, edog soo iets onvermoetlijk te veel, te weijnig of te onregt mogt opgestelt zijn, bij nader informatie te mogen vermeerderen, verminderen of veranderen buijten prejuditie van de overleden erfgenamen, en is bevonden als volgt:
Hengelo op ’t erve Reijnderink den 18 october 1749.
Dit door den bloetmomber Jan Derks en momber Hendrik Gotink en versogte mannen Jan Menink en Frerik Dringenborg getaxeert.LEES OOK:
Pdf 1749 'Staet van inventaris' op 't Reijnderink
ECAL
Toegangsnummer : 3021
Inventarisnummer : 0876 (129)Op den 12 meij 1764
Coram L.A. Willinck, righter
Gerigtslieden Hendrikus van Munster en Derk KusinksCompareerde Berent Onstenk pro se et nomine uxoris Griete Rijnderink, voorts Geertruijd Reijnderink, in deesen geadsisteert met haaren swager Berent Onstenk als regtens, en bekenden ontvangen te hebben van haaren stiefvader Hendrik Elferink, bouwman op Reijnderink, sodane somma van seshondert gulden als haar nog pro resto wegens haar moederlijke erfportie van gemelten Hendrik Elferink was competerende, verklaerende hiermede aan het magescheijd in dato den 13 junij 1763 opgerigt, ten opzigte van gez[eijde] moederlijk versterf, waarbij denselven haar comparanten bij wijse van erfnis uijtkoop tegens behoud van alle des boedels gerede en ongerede effecten, zo feudael als allodiael, voor eene somma van sevenhondert en vijftig gulden heeft uijtgekogt, ten vollen te zijn voldaen, bedankende derhalven denselven voor de prompte betaelinge en uijtreijkinge haarer goederen, en ten dien eijnde renuntieerende van alle regten en pretensien hoe genaemt, als nog door haar op deesen boedel soude kunnen geformeert worden, maar daarvan en ten behoeve van dukgeseijden Hendrik Elferink desisterende.
Versoekende hiervan prothocollatie en dat extract deses aan denselven moge worden uijtgereijkt om te kunnen strekken als na regten, de super stipulando.
Stipulatio facta est.
1821 Uitsnede uit de successieaangifte van Janna Hesselink-Loman. Bron Gelders Archief.
'3e Dat in gemelde nalatenschap geene onroerende goederen gevonden worden als 1/2 van een huis en hof in de gemeente Hengelo, en 1/2 van een stuk bouwland groot ongeveer een mudde gezaaij in de gemeente Hengelo, kanton Vorden gelegen.'
1829 Uitsnede uit de successieaangifte van Ambrosius Steenlack. Bron Gelders Archief.
'8e Van het erve Klein Reinderink gelegen in de buurschap Kovik gemeente Hengelo bestaande in een huis met het daar aan gelegen land, groot drie en zeventig roeden benevens eene weide de Havermaat genaamd groot nagenoeg twee bunder eene roede en zeven en twintig ellen. Mitsgaders twee stukken bouwland gelegen in de Veldekes-Enk onder Hengelo het Gotinkstuk genaamd, het eene groot elf roeden en zes en dertig ellen, het andere groot acht roeden en negen ellen.'
1836 Uitsneden uit de successieaangifte van Harmanus Hesselink. Bron Gelders Archief.'Dat tot desen nalatenschap behoren de volgende ongerede goederen: Het duizend drie en dertig, veertien duizend drie honderd zes en dertigsten zege 1033/14336 gedeelte van een alnog onverdeelde katerstede den Reinderink genaamd onder Hengelo gelegen bestaande in huis en erf met eenig hof, bouw[land], weide en ander grond, staande bij het Kadaster bekend sectie B no. 170, sectie K nos. 103, 708, 709, 712, 713, 714, 715, 716 en 717 in zijn geheel groot eene bunder 82 roeden en 90 ellen.'
1852 Zutphensche Courant.