Antinkweg 3, Lijftogt - Akten, Verhalen en Gebeurtenissen

  • Akten, verhalen en gebeurtenissen:

     


    1721 ECAL 3021 inv 671 244 
    1721 Bron ECAL 3021-671(-244)

    'Verband van Haijkinks Lijftogt voor 181 g[u]l[de]n capitael, door Hugo Eggink en sijn huijsvr: aan dns Jan Knegt predicant tot Hengelo op den 6 augustus 1721. Op den 26. Octob: 1734 gerojeert'


     

    Dronken en vechtpartij

    ECAL 3021 - 894
    Uit Schatten uit het historisch verleden van Hengelo Gld. door Marian Kruijt


    Hengelo, den 12. Februarij 1807

    Op dinsdag 10 februari 1807 was er een vechtpartij waarvan Justitie graag wilde weten wie erbij betrokken waren. Daarvoor werd een aantal getuigen verzocht hun verhaal te doen.

    Hendricus Wassink, oud 50 jaar, was op die bewuste dinsdag naar een erfhuis 124 gegaan op ’t Haller onder Vorden, waar een boedelverkoping zou worden gehouden. Toen dat afgelopen was en hij naar huis wilde gaan, het werd al donker, was Garrit Lijftogt met hem opgelopen. Voor en achter hen liepen nog meer mensen, maar Hendricus wist niet wie dat waren. Ze hielden elkaar gezelschap tot halverwege de kamp van het Haller, toen Hendricus ‘daar zijn boksche hebben moeten afdoen en agtergebleven is’. Lijftogt liep ondertussen door en toen Hendricus in de bosjes achterbleef zag hij dat er mensen voorbij zijn gelopen. Hij vervolgde zijn weg en merkte niet dat er ruzie was ontstaan tussen Lijftogt, Beunk en Kleijn Zelle.

    Ook Teunis Sarink en Manis Waarle moesten hun verhaal doen. Beide mannen waren ca. 40 jaar oud, en beiden waren ook bij de verkoping op het erfhuis geweest. Toen ze naar huis gingen en bij de allee van ’t Kleijn Zelle kwamen, waren daar de boer van Kleijn Zelle met zijn vrouw, de oude Beunk en Garrit Lijftogt. Ze hoorden dat er ruzie was tussen de eerste twee en Lijftogt, maar ze hadden niet gezien dat ze elkaar sloegen. Toen ze voorbij liepen, de jonge boer van Kleijn Wassink was er ook bij gekomen, kwam Garrit Lijftogt hen achterop en ze zagen dat hij ‘er bekrabbelt om het hoofd uijtziende’ maar dat ze niet lang samen verder hadden gelopen en ieder zijn weg naar huis is gegaan.

    Jan Kleijn Wassink, 30 jaar, vertelde hetzelfde verhaal, maar vertelde nog dat Garrit Lijftogt tegen hem had gezegd "Ik neem uw tot getuijge ik daar zo mishandelt ben" waarop Jan antwoordde: "Hoe kan je mij tot getuijge nemen, ik heb niets gesien".

    Derk Jan Pieper, oud 27 jaar had een kleine aanvulling: "Ik heb gesien dat beijden voor de grond leijden, dat den ouden Beunk en de vrouw van Kleijn Zelle daar bij waaren, dat er veel volk om heen stond onder anderen Hendricus Wassink, boer Sarink, Harmanus Waarle van de Varseler Stege, den jongen boer van Wassink en Harmen Groot Roessink". Hij vervolgde  zijn weg zonder te kijken en toen hij een stukje verder was, kwam Garrit Lijftogt bij hem lopen en zei: "Heb je wel gezien hoe zij mij mishandelt hebben"? Garrit had bloed in het gezicht, maar verder kon Derk Jan niets nieuws meer vertellen.

    Op 19 mei 1807 werden de getuigenverklaringen aan de betrokkenen voorgelezen en Hendricus Wassink had nog iets toe te voegen. Toen hij de kamp van het Haller achter zich liet, zijn de boer van Kleijn Zelle en Lijftogt hem achterop gelopen, Kleijn Zelle was dronken en had moeite om de plas water, die op de weg lag, heen te lopen. Hendricus had hem daarbij moeten helpen en Garrit Lijftogt, die doorgelopen was, stond hen verderop op te wachten. Toen ze de allee van Kleijn Zelle opliepen leek het alsof boer Kleijn Zelle en Lijftogt de handen in elkaar sloegen alsof ze elkaar iets wilden verkopen, maar ze grepen elkaar bij het hoofd en vielen op de grond. Hendricus had geen idee wat er aan de hand was. De vrouw van Kleijn Zelle was er ook bij en die zei tegen Lijftogt ‘hij mogt haar man het gesigt tog niet stukken krabben’. Hendricus is doorgelopen totdat Garrit Lijftogt hem bij het schaapschot van Kleijn Zelle voorbij was gelopen en hem zei: "Ik neem uw tot getuijgen dat ze mij daar zo geslagen hebben".

    Manis Waarle voegde nog toe dat hij had gezien dat de oude Beunk met een stok had geslagen, zonder dat hij begreep wie er gelijk of ongelijk had  tijdens die ruzie.

    De getuigen verklaarden, nadat de verklaringen nogmaals waren voorgelezen, dat ze de oprechte waarheid spraken met ‘solemnelen eede tot God Almagtig gesterkt’.

    __________
    124 huis waar, na een overlijden, de nalatenschap/boedel publiekelijk wordt verkocht



    1823 mvs Rutger Tobias Snethlage 
    1823 Uitsnede uit de successieaangifte van Rutger Tobias Snethlage. 

    '11. de katerstede den Lijftocht gelegen als voren, groot zes bunder, eene roede vijf en dertig ellen'



    1895 5 18 GB
    1895-5-18 Bron Graafschapbode. 




    Door G.E.H. Lijftogt, Nijkerk. Het artikel is verschenen in het OTGB (1997):
    000100020003000400050006000700080009

    Kopie H. Schuppers-Demming.


     

     

Laatst aangepast op zondag 16 oktober 2022 10:56