Ruurloseweg 92, Het Zelle - Akten, Verhalen en Gebeurtenissen

  • Akten, verhalen en gebeurtenissen:

     


     LEES OOK

    1771-1773 Testament van Engelbert Tieleman Grothe, oud-burgemeester van Arnhem

    (transcriptie Sikke Postma)

     


     

    1811 Testament van mr. Jacob Engelbert Tieleman Grothe op het Zelle:


    (transcriptie Sikke Postma)

    ECAL
    Toegangsnummer            : 3021
    Inventarisnummer           : 0894 (315-324)


    Op den 5 van lentemaand 1811
    des avonds om agt uur
    Coram L.A. Willinck, richter
    Gerigtsl[uijden] Garrit Langeler en Jan Onstenk

    Compareerde mr. Arnold Engelen, dewelke, als met en benevens mr. T.G. Plegher, bij acte op den 2 v[an] oogstm[aand] 1810 voor dezen gerichte gepasseerd, door wijlen den heer en mr. Jacob Engelbert Tieleman Grothe aangestelde executeurs van zijn testament en erfuiters zijner nalatenschap; vermits het op den 28 februarij l.l. overlijden van denzelven mr. J.E.T. Grothe, mits dezen exhibeerde zodane besloten testamentaire dispositie, als op den 29 januarij 1807 voor dezen gerichte gepasseerd, in den boedel gevonden is, met verzoek, dat na visitatie des zegels, hetzelve door den gerichte moge worden geopend, uitgelezen en geregistreerd, voorts na met attest der registratie, aan den comparanten q.p. gerestitueert om te strekken na behooren, aannemende den comp[aranten] q.p. om het zegel dezes, te zijner tijd te suppleeren na behooren.

    Waarop het gerichte, na examinatie der zegels, welke ongevitieerd en in order bevonden zijn, overgegaan is tot de opening en uitlezinge van die testamentaire dispositie, zijnde van den volgenden inhoud:

    [In de marge:] geschreven op een zegel van 75 gulden
    Ik ondergetekende Jacob Engelbert Tieleman Grothe, overweegende de zekerheijd des doods en de onzeekere uure van dien, en niet willende uit deze weereld scheijden, zonder over mijne tijdelijke na te laaten goederen, mij door God Almachtig verleend, te hebben gedisponeerd, zo hebbe ik na rijpen rade en uit vrije wil, zonder inductie of persuasie van iemand, goedgevonden te disponeeren als volgd:

    Eerstelijk maak en legateer ik aan mijn broeder de heer Laurens Carel Grothe vooruijt in vollen eijgendom alle meubelen en huiscieraden, zo die mij in eijgendom alleen, als die mij en mijn broeder te zamen toebehoren, waar onder moeten gerekend worden het gemaakte zilverwerk, gemaakt en ongemaakt linnen, zoo tavel- als beddegoed, bibliotheek, provisie, rijtuigen, bouwgereetschap, paarden met derselver getuigen, beesten of ander vhee, en in één woord, alles wat ten tijde van mijn overlijden in huis, stallen of schuuren gevonden word en mij toebehorende is.

    Ten tweden maak ik aan mijn broeder vooruit alles wat tot mijn lijfstoebehooren is dienende als goud, zilver, juweelen, kleederen, linnen en alles wat daar onder kan gerekend worden.

    Ten derde zo maak en legateere ik aan meergemelde mijnen broeder de lijftogt van de helft van alle mijne na te latene goederen, zo allodiale als feudale obligatien, actien en crediten, contante en te goed zijnde penningen.

    Ten vierden stelle ik tot mijne eenige en universeele erfgenamen van alle mijne na te laaten goederen, obligatien, actien en crediten in de eerste plaats dukgemelten mijnen broeder de heer Laurens Carel Grothe voor de eene helft, en voor de andere helft (egter op den last des lijftogts als boven, en na uitkering der hier na volgende legaten) mijn neef de heer Arnold Engelen, en bij deszelfs vooroverlijden deszelfs wettige na te laaten kind, kinderen of verdere deschendenten, en indien mijn broeder voor mij mogt komen te overlijden stelle ik tot mijn eenige en universeele erfgenaam deze mijnen neef de heer Arnold Engelen.
    Dan indien het mogte gebeuren, dat God genadig verhoede, dat deezen mijnen neef mogt komen te overlijden zonder kind, kinderen of verdere deschendenten na te laten, zo maak ik het huis en goed de Zelle met alle derzelver onderhoorige hooven, bouw- en weijdelanden, boeren en daghuurders plaatsen, bosschen en al wat ten tijde van mijn overlijden daar onder behoord, vooruit aan mijn neef en nicht de heer Alexander Jan Grothe en deszelfs ehevrouw Louiza Elisabeth Roosmale met verzoek, wil en begeerte, dat zij dit huis en goed de Zelle met al het onderhorige vooruit maken aan derzelver oudsten zoon Laurens Clarus Eliza Grothe en in geval van deszelfs vooroverlijden den oudsten in leven zijnde zoon ten tijde van het overlijden van de langstlevende van mijn neef en nicht voornoemd.

    En in geval deze mijne neef en nicht voor mij mogten koomen te overlijden, zo maak ik dit huis en goed de Zelle met al het onderhorige aan deszelfs oudsten zoon Laurens Clarus Eliza Grothe, en zo die mede voor mij mogt afsterven, alsdan den oudsten in leven zijnde zoon van gezegden mijnen neef en nicht A.J. Grothe en L.E. Roosmale, zullende egter deze making van nul en geener waarde wezen, indien mijn neef de heer Arnold Engelen een of meerder wettige deschendenten mogte nalaaten.
    En in alle mijne overige na te laaten goederen stelle ik, indien bovengemeld onverhopentlijk geval mogte gebeuren, namentlijk dat mijne neef de heer Arnold Engelen zonder lijfserven na te laaten mogte komen te overlijden, tot mijne erfgenamen aan, degeene welke ab intestato de naaste in den bloede zijn van een egaalen graad.

    Ten vierden, zo maake en legateere ik aan mijne dienstboden welke ten tijde van mijn overlijden bij mij zullen woonen, en door mij aan hun, of door hun aan mij, den dienst niet is opgezegd, moetende voor dienstboden gerekend worden, diegeene welke bij mij in huis woonen en in die qualiteijt kost en loon genieten, en zulks in manieren als volgt:
           Degeene welke onder de vijf jaaren bij mij gediend hebben, voor ieder jaar hondert gulden eens, moetende het begonnen jaar als voleijnd gerekend worden; zoo dat diegeene welke in mijn dienst getreden is, schoon ten tijde van mijn overlijden nog geen jaar gedient hebbende hondert guldens, en die het tweede jaar begonnen heeft, twee hondert guldens zal genieten, en zoo vervolgens tot vijf hondert guldens toe. Degeene welke de vijf jaaren voleijnd hebben en onder de tien jaaren bij mij gedient hebben maake en legateere ik jaarlijks gedurende hun leven lang vijftig gulden, die tien jaaren vervuld hebben tot onder de vijftien jaaren vijf en zeventig gulden, van vijftien tot twintig jaaren hondert guldens, van twintig tot vijf en twintig jaaren hondert vijf en twintig gulden, van vijf en twintig tot dertig jaaren hondert vijftig gulden, van dertig tot vijf en dertig jaaren hondert vijf en zeventig gulden, van vijf en dertig tot veertig jaaren twee hondert guldens, en boven de veertig jaaren bij mij gedient hebbende voor ieder jaar tien gulden meerder, moetende het begonnen jaar voor voleijnd gerekend worden, en zulks alles jaarlijks en alle jaaren hun leven lang gedurende, en daar en boven make ik aan mijn coetsier Beerend van der Laak een zomma van duizend guldens eens, tot een vergelding van zijne langdurige en buitengemeene getrouwe diensten, alles egter met dien verstande, dat ten tijde van mijn overlijden bij mij dienen, en den dienst door mij aan hun, of door een of meerder hunner, aan mij niet is opgezegd.
           In de tweede plaats maake en legateer ik aan de gereformeerde diaconij van Hengelo, gelegen in het landdrosten ambt des quartiers van Zutphen, de zomma van twee duisend guldens eens, moetende dit capitaal op eene secuure wijze en niet anders als onder secuur verband uitgezet, en de intressen daarvan, tot onderhoud van de gereformeerde armen besteed worden, verzoekende ik den tijdelijken predicant en de tijdelijke kerkenraad dezes kerspels, te allen tijden nauwkeurig agt te geven, dat aan deze mijne intentie voldaan worde, zullende aan dezelve copia autentieq voor zo veel deze making aangaat ter hand gesteld moeten worden. Edog zal dit capitaal niet behoeven uitgekeerd te worden, dan na het overlijden van mijn broeder de heer L.C. Grothe indien denzelven de langstlevende is.
           Ten derden zo make en legateer ik aan de gereformeerde kerk te Hengelo, gelegen in het landdrosten ambt des quartiers van Zutphen, eene somma van twee duisend guldens eens, moetende dit capitaal op eene secuure wijze en niet anders als onder secuur verband ten meesten voordeele van de kerk uitgezet, en de intressen tot onderhoud van dezelve gebruikt worden, verzoekende ik de gezamentlijke heeren opperkerkmeesteren, nauwkeurig toe te zien dat aan deze mijne intentie ten vollen voldaan worden, zullende den tijdelijken kerkmeester dit capitaal niet mogen uitzetten als met consent van de gezamentlijke opperkerkmeesteren, en de intressen daarvan aan dezelve moeten verrekenen, en zal dierhalven aan gemelde opperkerkmeesteren een copia autentieq, voor zo veel deze making aangaat, moeten ter hand gesteld worden. Edog zal dit capitaal insgelijks niet behoeven uitgekeerd te worden dan na het overlijden van gemelten mijnen broeder indien de langstlevenden is.
        Ten vierden zo maake en legateere ik aan Engelbert, zoon van den tegenwoordigen bouwman op het erve Groot Zelle, Lucas Meijerink, de somma van vijf hondert guldens eens, moetende dit capitaal zo hij ten tijde van mijn overlijden nog niet ten vollen meerderjarig is, op een secure wijze, en niet anders als onder secuur verband, uitgezet worden, verzoekende ik mijne erfgenamen deze zomma niet af te geven voor en aleer aan deeze mijne intentie voldaan is.
           Ten vijfden zo make en legateer ik aan Eymbert Zonneveld, zo nog ten tijden van mijn overlijden in mijn werk is, of door ouderdom, ziekte of ongemak daar omtrent verhindert word, en nog op het Zonneveld woond, de zomma van vijfhonderd guldens eens.
    Eindelijk make ik aan mijn arbeiders, welke ten tijde van mijn overlijden bij mij in gestadig werk zijn, en dus niet diegeene welke maar voor een zekere tijd bij mij in het werk zijn, en anderzints bij anderen werken, al hetgeen die onder mij woonen mij wegens agterstandige pacht, of wegens iets anders schuldig mogten zijn, en diegeene welke niet onder mij woonen, hetgeen zijlieden uit welken hoofde ook mij mogten schuldig zijn, en daar en boven aan ieder twee volle maanden daghuur ad tien stuivers daags.

    Al hetwelk hier boven geposeerde mijn wil en welbehagen zijnde, zo begeere ik ook dat deze mijne dispositie in alles stiptelijk en exactelijk zal agtervolgd worden, hetzij als testament, codicil, legaat, fidei commis, gifte ter zake des doods, ofte onder de levenden, of zo en als dezelve op de beste wijze na rechten zal kunnen bestaan, al waar het schoon, dat alle nodige solemniteijten na scherpheid van rechten gerequireerd, in dezen niet waren geadhibeerd, willende die mits dezen voor geadhibeerd gehouden hebben.

    In oorconde der waarheid heb ik deze eijgenhandig getekend, en met mijn cachet bekragtigd op den huijze Zelle den 28 januarij 1800 zeven.

    Was nevens een opgedrukt cachet in roden lakke getekend

    (L[oco] S[igili])                

    J.E.T. Grothe

    De acte van superscriptie was luidende als volgd:

    Ik Lambert Arnold Willinck, richter des ambts Hengelo, namens ende van wegens A.W.C.W. van Pallandt, officier van het landdrosten ambt des kwartiers van Zutphen, etc. etc. etc., doe cond en certificeere bij deezen, dat voor mij en gerichtsluijden Garrit Langeler en Jan Onstenk in den gerichte erscheenen is mr. Jacob Engelbert Tieleman Grothe, dewelke onder verklaaring, bij presentatie van eede, dat hij in geene meerdere classe van gegoedheijd behoort, als het zegel op het hier na gemeld testament bedraagd, en exhibeerden hierbij een beslooten testament met twee cachetten in rood lak verzegeld, verklaarende daar in vervat te zijn, zijn uijterste en laatste wille,met begeerte dat die na zijn dood zal worden agtervolgd, ’t zij als testament, codiciel, gifte ter zake des doods of zo als zulks het beste en favorabelste na rechten zal kunnen bestaan, met verder verzoek dat die dispositie tot meerdere corroboratie getransfigeerd en vervolgens aan den comparant in forma uitgereikt moge worden, aldaar op stipulierende S.A.L.
    Welk verzoek in allen deelen bij den gerichte geaccordeert en opgevolgd zijnde, is aan den comparant hetzelve besloten papier gerestitueerd. 
    In oorconde van waarheid heb ik richter voors[chreven] deze getransfigeerd, gezegeld, en met mijn eijgenhandige ondertekening bekragtigd. Actum Hengelo den 29 januarij 1807, des voordemiddags om half twaalf uur.

    Was nevens deze opgedrukte zegels in rood lak getekend

    (LS)   (LS)   (LS)                  

    L.A. Willinck
    richter



    1822 Nederlandsche Staatscourant1822-12-28 Bron Nederlandsche Staatscourant.

    1834 Opregte haarlemsche Courant1834-10-9 Bron Opregte Haarlemsche Courant.

    1838 Arnhemsche Courant a1838 Arnhemsche Courant b1838 Bron Arnhemsche Courant.

    1859 zc1859-2-5 Bron Zutphensche Courant.

    1867 zc1867-11-6 Bron Zutphensche Courant.

    1869 zc1869-3-20 Bron Zutphensche Courant.

    1875 zc1875-3-13 Bron Zutphensche Courant.

    1875 ac1875-8-7 Bron Arnhemsche Courant.

    1875 mvs CA v Dorth tot Medler a1875 mvs CA v Dorth tot Medler b1875 Uitsneden uit de successieaangifte van Clemens August Antonius Ignatius Gerhardus van Dorth tot Medler.
    Bron Gelders Archief.

    1875 ZC b1875-7-10 Bron Zutphensche Courant.

    18751875-9-30 Bron Provinciale Overijsselsche en Zwolsche Courant.



    Uit de Graafschapbode van 1915:
    Image1
    1915 GB Zelle a1915 GB Zelle b1915 GB Zelle c1915 Bron Graafschap-bode


     

    Successieaangiften
    van het op huwelijkse voorwaarden getrouwde echtpaar Bosch van Drakestein-Van Dorth tot Medler:

      

    pdf1921 Successieaangifte van Willem Fredrik Hendrik Joseph Bosch van Drakestein

    pdf1923 Successieaangifte van Anna Louise Clementine Maria van Dorth tot Medler

     

    (bron Gelders Archief)

      



    1936 Telegraaf1936-3-20 Bron De Telegraaf

     

Laatst aangepast op zondag 20 augustus 2023 23:59