Kerkstraat 26aa, Niesink - Overige vermeldingen en Bijlagen

  • Vermelding in het Boerderij- en Veldnamenboek Hengelo:

    kaart 27A1

  • Mens en land in de Middeleeuwen (1200-1488) (door B.H. Slicher van Bath): Nyenhusingh, erf 1378 (RLZ. 311)
  • Leenaktenboeken van het Vorstendom Gelre en Graafschap Zutphen (vanaf 1326):

     


    Nyenhusingh met sijnen tobehoor, in Hengelre kerspel op den Goye, ten dienstmansrechte entfinck Gerrit Rabende, anno 1378.

    Deyn Raebde van Zutphen entfinck dat goet ten Nyenhusingh met allen sijnen tobehoren, gelegen in den kerspel van Hengelen, tot eenen Zutphenschen leen, a°. 1380.

    Trude Enserings, weduwe Gerrit Ravens, entfinck dat goet tot Nyenhusinck, te Lutteke Geldingh ende tot Sessing, in den kerspelen van Zelm ende van Hengel gelegen, met heuren tobehoren in dienstmans stat tot eenen Zutphenschen leen, a°. 1399. Egebert Meyneringh is haer momber.

    Eadem, Lubbert Enzerichs dochter, huysfrou Herman Tasten, entfinck dat goet geheyten Nyenhusinck mit sijnen rechten ende tobehoren, a°. 1402.

    Eadem, anno 1424.

    Aleyt to Waerlo bij transport harer nichte Trude, a°. 1432. Haer soon Herman to Waerlo huldet voor sijn moder. Hier staet oick: dat goet to Nyenhusinck, dat goet to Lutteke Geltinck ende 't goet to Sessinck, in den lande van Zutphen, in den kerspel van Zelem ende van Hengel met allen heuren tobehoren gelegen, in dienstmans stat tot Zutphenschen rechte.

    Luhbert Enserinck entfinck dat goet to Nyenhusinck ende dat goet to Enserinck met heuren tobehoren in den kerspel van Hengel to Zutphenschen rechte. End in margine staet: Nyenhusinck zadelgoet, ut patet in proximo folio praecedenti, a°. 1432.

    Idem entfinck dat goet to Nyenhusinck ende dat goet to Enserinck met manschap, leenschap ende allen anderen tobehoren tot Zutphenschen rechte. In margine als boven, a°. 1433.

    Idem bij transport sijnes neven Hermans to Waerlo, daeraff hij oom is, entfengt dat goet tot Nyenhuys in den kerspel van Hengel, a°. 1435.

    Bernt Stuvenbergh bij transport Lubberts voorn, entfinck dat goet geheiten Nyenhusinck, in den kerspel van Hengel, in der buyrschap op dat Goey gelegen, met sijnen tobehoren tot Zutphenschen rechten, a°. 1447.

    Idem, anno 1465.

    Idem vernijt eedt van den goede geheiten Nyenhusinck, in den kerspel Van Hengel, in der buyrschap op dat Goy gelegen, met allen sijnen tobehoren, daer naest gelant is die Luttel Geltinck an d'een sijde ende dat goet ten Elshaven an d'ander, tot Zutphenschen rechten, 5 Oct. 1473.

    Idem vernijt eedt, 19 Aug. 1484.

    Idem vernijt eedt, anno 1492.

    Johan Stuvenbergh beleent, a°. 1498.

    N. N., huysfrou Arnts ten Wal, erve hares broders Johans, beleent, anno 1512.

    Dirck ten Wal, erve sijnes vaders Arnts, 28 Oct. 1528. Idem vernijt eedt, 17 Sept. 1538, 11 Junii 1544, 8 Maii 1556.

    Arnt ten Wal, erve sijnes vaders Derx, 18 Dec. 1565. Idem vernijt eedt, 7 Oct. 1581.

    Idem verset dit halve goet an sijne neven Steven ende Dirck van Remen, gebroder, voor 1250 daler, in 6 jaren aff te lossen, 29 Oct. 1593.

    Johan ende Gertrud van den Wal, bij vertichnis hares oltsten broders Dircks uut cracht van maechgescheyt als erven hares vaders Arnts beleent sijnde, dragen voort op haren neve Derck van Remen ein goet geheiten Nyenhuysinck met allen sijnen tobehoren ende gerechticheiden, met den goederen Lutke Geltinck, Sessinck ende Weyndinck, daervan onder anderen tot onderleenen uutgaende, in der graeffschap Zutphen, in den kerspel van Hengel, in der buerschap opt Goy, tuschen den goederen Groote Geltinck ende to Eshaven gelegen, te Zutphenschen rechten leenroerich, 5 Jan. 1604.

    Idem crigt bevestiginge sijner hilixvorworden, met Magdalena Streuffen van Leuwenstein 14 Nov. 1619 gesloten, 14 Maii 1621.

    Idem maeckt dispositie onder sijnne twee soonen, die wort approbeert, voorbehouden der vrouwe oere tocht, 6 Nov. 1630.

    Johan Evert van Reemen, erve sijnnes vaders Dercks, beleent, 10 Julii 1637.

    Idem deet selver eedt ende transporteert dit leen aen sijn suster Susanna van Rhemen, die daermede beleent is, 1 Junii 1659. Haer man Johan Ruyter deet hulde.

    Johan Ruyter en Susanna van Reemen laeten haere houwelixe vuerweerden, als oock haer besloten testament approberen, 15 Nov. 1659.

    Derck Johan van Rhemen, erve sijner moeye Susanna, noch onmundich sijnde, beleent door Andries Steven van Winsen als hulder, 15 April 1679.

    Idem deet selfs eet, 4 April 1693.

    Idem draegt dit leen op aen de Borgerwesen der stad Zutphen, die daer weder mede beleent sijn door den provisor Johan Rauwers, 2 Nov. 1710.

    Derk Franken, mede provisor, na dode Johan Rauwers hulder, beleent, 27 Oct. 1735.

    Hermen Albert Toewater, provisor, na dode van Derk Franken beleent, 13 Julii 1745.

    Jan Hendrik van Hasselt, provisor, na dode van H. A. Toewater beleend, 8 Jan. 1778.


     

  • Rekening v. ontvangst van Pondschatting 1499: 'Jan op Nyenhusinck 0,5 [gulden en] Rent op Nyenhusinck 1,5 [gulden]'
  • Verpondingsregisters in 't Rigterambt Hengelo (tussen 1576-1656):

     


    1576
    : Nienhusinck vi g:

    1612: Nisinck 10-0

    1616: Nisinck 10─

    1629: 18─0─0 Nijsinck 17─10─

    1650 (uit Hengelo 1000 jaar) Niesink: de weduwe van Rhemen. (Deze plaats werd in 1710 verkocht aan het Burgerweeshuis te Zutphen. Sindsdien tot heden verpacht aan de familie Niesink).

    1656: Niesink de wed. van Rhemen 31 -13 - 0



     

    1650 transcriptie verpondingen

    Transcriptie verpondingen van 1650 (door Sikke Postma).


     

  • Verbalen uitzetting capitale- of hoofdschatting 1654:

    'Jan op Groete Nijsinck/ Marrie sijn huesfre:/ Die knecht Willem gnt:'

  • Monsterrollen 1665: 'Nijsinck'
  • Weerbare mannen 1784: 'Niesink, 2 zoons, Jan en Carel'
  • Inwonerslijsten per buurtschap 1795:

    'IJan Nisink, de knegt Albert Vos, de meiet Gartijen Stijnbrekker'

  • Dunsborger en Hattemer Markenboeken (1553-1847):

    in 1619 wordt hier voor de eerste keer de naam  'Nijsink' vermeld. In 1623 (blz. 27) worden zowel 'Nijsink' als 'Klein Nijsink' genoemd.


     

  • Thijnspligtigen in 1862, door E. ten Hoeve, Hengelo: 8 garven door het Weeshuis te Zutphen.
  • Bijlagen:

     

    1851 zc1851-11-22 Bron Zutphensche Courant.

    1866 ZC1866-11-24 Bron Zutphensche Courant.

    1894 5 5 De Opmerker1894-5-5 Bron De Opmerker 
     

    Niesink  gr bode 13 4 1912

    1912 Bron Graafschapbode.


     

  • Overige bijzonderheden: 1710: (388) Akte van belening van het Burgerweeshuis met het goed Nyenhuysink of Nisink en de daartoe behorende leenkamer, 1710, met verdere stukken betreffende dit goed en het eveneens in 1710 aangekocht goed Geltink of Tiller / 1837: (397) Eigendomsbewijs voor het Burgerweeshuis als eigenaar van de erven Niessink, Tilder en Huissink van drie graven op de nieuwe begraafplaats te Hengelo / 1840: (398) Akte van afstand door het Burgerweeshuis als eigenaar van de erven Niesink en Huisink, gelegen bij de Keyenborg, van het recht gras te maaien in de weide de Boomhagen, behorende tot het erf Jolink.
Laatst aangepast op zaterdag 29 oktober 2022 10:26