A.J. Weerts
Bewijs van toedeling van markegronden aan het erve Groot Sessink.
ORA 0217-inv. 872 (transcriptie door Marian Kruijt Boekenlijst)
Op den 23 maert 1737
Coram
Aaron Exalto D’Almaras, righter
Gerigtsluijden; Gerrit Woers en Derk Wassink
Compareerde Henrik Wunnink op ’t erve Sessink en sijn ehevrouw Maria Jacobs, nevens Berent Wunnink en Trijne Egginks en verklaerden ter instantie van Frerik op ’t Agtercamp en sijn ehevrouw Trientjen Aelberts, naedat hier alvorens toe waren geciteert, hebbende te samen haer competenten ouderdom, bij handtastinge in eedes plaats, hoe dat in haare getuijgen praesentie Derk ten Pae, hebbende sijn volkomen verstand en kennisse op den 2 januarij deses jaers 1737 met Frerik Aghtercamp en sijn voorschreven ehevrouw heeft geaccordeert voor handreijkinge, oppassen en andere moeijte meer ten tijde hij daer bij aen ’t huijs is krank geweest en dat wel voor eene summa van 56 guldens, die hij bij handtastinge aen belooft heeft, haer daer voor sal worden voldaen; verklaerende verder wanneer dit accoort was getroffen dat hij Derk ten Pae voorschreven een oor genever heeft laeten haelen en dieselve heeft ten beste gegeven en toen daer ook mede van gedronken S.A.L. stipulatio facta qita N.B. Agtercamp hier van de halve costen betaalt 1:1:0.
RAZ 0407, 0709 van AD 1740 (transcriptie J.D. Lettink en S. Postma)
Onderstaande akte uit 1742 bevat de belening van de kerkmeesters van de Walburgiskerk met het goed Sesink of Branderhorst in het kerspel Hengelo.
Anno 1742 den 31en maij
Coram den hoogh edelen gestrengen heer Pet[er] Ch[ristiaan] van Marle lantdrost en stathouder van leenen der graeffschap Bergh drossard der hoogheijt Wisch heer toe Diepstegen en 't Loe oircond leenmannen de heer lantschrijver Jan van Marle en Abrah[am] de Both.
Erschenen Nicolaus van Huet in qualiteijt als volmagtiger van de heer Dames van Landeren (in kantlijn: jur[is] utr[iusque] doctor) kerckmeester van s[in]t Walburgs kercke, en provisoor van het Oude en Nieuwe Gasthuijs tot Zutphen uijt kragt van volmagt voor de heeren Tobias Gutberleth Pleger, en Theodorus Marcus Exalto D'Almaras der beijden reghten doctorenen leenmannen des furstendombs Gelre en graeffschaps Zutphen onder der leenmannen en heeren constituants eijgenhandige onderteekeningen en pitschappen binnen Zutphen den 21 april gepasseert, alhier in den leengerighte gelesen en van waerde erkent; en heeft in name van sijn heer principaal voornoemt, wegens het affsterven van leenheer met lediger hant verhefft twee distincte leenen het eene den smalentiendt uijt het goet Lutticken Graeffele in Warnsfelde, en het goet Jebekinck in Vuijrden gelegen, mitsgaeders een stedigheijt van aght malder halff rogge, en halff garste uijt het goet Lutticken Graeffele en het goet Jebekinck jaerlijx gaende, en het andere het goet Sesinck ofte Branderhorst met sijnen toebehooren in den kerspell Hengelo kennelijck gelegen het eene aen s[in]t Walburgs kercke, en het andere aen het Oude en Nieuwe Gasthuijs tot Zutphen toestendigh, so aen den hooghgraeff[licke] Huijse van den Bergh ten Zutphensen reghten leenroerigh; en heeft voorn[oemde] Nicolaus van Huet q:pta daer van bij hantastinge in plaatse van eede hulde en trouwe gedaan nae leenreghten aen sijn hooghgraeff[licke] exell[enti]e den hooghgebooren heere Johan Baptist grave tot den Bergh, HohenZollern, Sigmaringen, etc., etc., etc.
Quod attestor
Abrah[am] de Both leen[griffier]
Solvit voor de jura van het verheff
met lediger hant van ijder leen f 7-15
dus van dees twee leenen f 15-10
voort versuijm ten reguarde van
de kerck en Gasthuijs is maer gestelt f 4-10
---------
dus tesaamen f 20-0-
de copia, van dit verhef leijt in de canselarij in s[in]t Walburghs kerke, leen verheftinge met lediger handt van Lutteke Graffell en Jebbink resp[ectivelick]e in Warnsfeldt, & Vorden gelegen, en dan het goet Branderhorst in Hengelo gelegen, toestendigh aen Walburgen kerke.
ORA toeg. 0217 inv. 648 (transcriptie J.D. Lettink en S. Postma)
Op den 26. februarij 1750
Coram de heer Joost Schomaker, stadholder,
Gerigtsluiden Jan Kranenborg en Jan Gesink
Compareerden Theod[ora] Aleida Cremer, wed[uwe] erffuitersche en boedelhouderse van wijlen d'heer Willem de Fumal in leven l[uitenan]t collonel ten dienste deeser landen, de l[uitenan]ts Jacob en Peter de Fumal, de moeder met haeren soon Jacob de Fumal geadsisteert als regtens, voorts de l[uitena]nt Jan Hubert van den Heuvel en juffr[ouw] Petronella de Fumal egtelieden, als mede juffr[ouw] Josina de Fumal, de twee laastgenoemde mede met haeren eheman en broeder geadsisteert als regtens, respective meerderjarige kinderen van voors[eide] vrouw Theo[dora] Aleida Cremer en heer l[uitenan]t collonel de Fumal, en bekenden in eenen steden vasten en onwederroepelijken effcoop, euwiglijk en erffelijk gedurende gecedeert, getransporteert, op- en overgedragen te hebben, gelijk cedeeren transporteren, draegen op en over kragt en mitsdezen aan den eerwaarden heer Philip Jacob Snethlage, bedienaar des Goddelijken woords in de gereformeerde gemeente te Hengelo en juffrouw Maria Beeuw egtelieden en haer erven, haar comparanten en transportanten gereghte halffscheijt met zijn regt en toebehoren aen het erve en goed; Groot Sessink genaamd, waar van de wederhelfte is toekomende de kinderen van de heer oud burgemeester Arnold Wentholt in egt verwekt bij wijlen vrouw Swanida van Munster, in sijne kennelijke limiten gelegen in den landrosten ampte der Graafschap Zutphen kerspel Hengelo op off onder 't Gooij, zijnde de geheele plaatze met geenerhande lasten bezwaart als 's heeren verpondinge drie schepel rogge en veertiende halve stuiver en een paar hoenders en vorders als bij de coopcedulle van den 7. janu[arij] 1749 met meerderen is gespecificeert.
Verklarende sij transportanten daer aan geen het minste regt off eijgendom meer te hebben off te behouden, maar daar van nu en ten euwigen dage te zijn ontervet en ontgoedet, met belofte van dit
transport te zullen staan waghten en wharen jaer en dagh als erffcoopsregt is, voorts allen hinder en voorkommer aff te doen, voor den geenen die des toe regten comen wilde. S.A.L (Sonder Arg of List)
(In de kantlijn:)
Opdragt van de helft van het goed Groot Sessink onder Hengelo op het Gooij.
Geregistreert.
(In de kantlijn:)
L.9. den 50e penn[ing] betaalt met f 69-13-10
ORA toeg. 0217-inv. 888 (transcriptie J.D. Lettink en S. Postma)
Op den 25 februa[ris] 1780 des voordemiddags
om half elf
Coram L.A. Willinck Richter
Gerigtsl[ieden] Garrit Planten en Hendrik Branderhorst
Compareerde Maria Nijenhuijs weduwe wijlen Hendrik Groot Sessink, in deesen geadsisteert met Berend Wunnink als reghtens wel ziek van lichaam zijnde edog hebbende haar goed verstand kennis en oordeel, te kennen gevende dat in overweeging genoomen hebbende haare hoog klimmende jaaren, en daardoor vereijscht wordende noodige adsistentie en dat sedert het overlijden van haar man Hendrik Groote Sessink haare zoons Derk, Jan en Harmen Groot Zessink haare bouwerije getrouwelijk waargenoomen, haar van het nodige onderhoud versorgt, hebben, uijt dien hoofde uijt een suijvere genegentheijd, in volkoomen eijgendom is overgevende, gelijk doet bij en kragt deeses, aan en ten erfelijken behoeve van haaren zoon Derk Sessink haar geregte aandeel van alle haare gereede goederen en effecten bestaande in inboedel des huijses levendige have en vhee, bouwerije en bouwgereetschap gesaaij in en op het land mest en mestregt niets van allen uijtgesondert, zoals deselve met wijlen haaren eheman op het Erve Groot Sessink in gemeenschap hebben beseeten, om het selve als zijn eijgendommelijk goed te hebben en blijven behouden onder deese conditie dat genoemden haaren zoon Derk Sessink zal verpligt en gehouden zijn, om haar com[parante] gedurende den tijd van haar leven, te onderhouden en te voorsien van kost, kledinge en inwooninge, na doode een ordentelijke begraafenisse, de schulden welke zig in den boedel bevinden gelijk mede het loon aan haare drie zoons Derk, Jan en Harmen, zedert de dood van haar vader belooft, zullen uijt den gemeenen boedel betaalt worden, hebbende zij comparanten beneffens haaren adistent hier op gestipuleert ten fine en effecte als na regten.
Daar op mede erscheenen Derk Sessink, en verklaarde overgifte van zijn moeder, in dank te ontfangen aannemende de conditien daarbij gestipuleert in alle zijn deelen en leeden te zullen agtervolgen en naleeven desselfs moeder met schuldige liefde en genegentheijd te sullen behandelen, hebbende ten dien
daarop gestipuleert ten effecte als na reghten,
L.A. Willinck Richter
Gerigtsl[ieden] G: Planten
H. Branderhorst
ORA 0217-inv. 657 (tabel inv. 671) (transcriptie J.D. Lettink en S. Postma)
In de kantlijn: Opdracht (overdracht) der helft aan 't Erve Groot Sessink onder Hengelo, in Gooij.
Op den 12 April 1790.
Des namiddags, te half een uur.
Coram den Heer Abraham Francken, stadhouder.
Gerichtsluiden: Frans Gerrit Nieuwenhuis en Jacobus Driessen.
In de kantlijn: geregistreerd
Erschenen Mr. Philip Jacob Snethlage, in qualiteit als gevolmachtigde van deszelfs ouders D[ominus] Samuel Johan Snethlage, predikant te Hengelo, en Johanna Geertruid Plegher, echtelieden vermogens volmacht, in dato 29 maart jongstleeden voor een edelen land-gerichte van Hengelo op den comparant gepasseerd, in judicio vertoond en gelezen, en bekende q:p: tegen genoegzaame voldoening der koopspenningen, in eenen steden, vasten en onwederroepelijken erfkoop, verkogt, gecedeerd, open overgedragen te hebben, cedeerde, droeg op, en verteeg van der hand, als erfkoops recht is, aan den heer Arnold Jacob Weerts, oudburgemeester der stad Deventer, en deszelfs ehevrouw Eva Alexandrina Wentholt de halfscheid van het erve en goed, Groot Sessink genaamd, met alle daaronder gehoorende hof-, bouw- en weidelanden, opgaand en ander houtgewas, onder het richterampt Hengelo, buurschap Gooij, in zijn bekende bepaalingen gesitueerd: alles ingevolge; en breeder bij het koopscontract de dato Hengelo den 16 December 1789 q.v. ?
Gelavende transportant q:p: voorschreeven koop en overdracht te zullen staan, wachten en waren, jaar en dag, onder verband en submissie van zijner principalen persoonen en goederen, als erfkoops recht is. De super stipulando. S.A.L. [Sonder Arg of List]
In de kantlijn: De 50e penn[ing] bet[aald] met f 100-:-: L.2.
ORA 0217-inv. 658 (tabel: inv. 671) (transcriptie J.D. Lettink en S. Postma)
In de kantlijn: Opdracht van 't erve Groot Sessink, onder Hengelo in Gooi.
Geregistreerd.
Op den 5 september 1792.
Des avonds, te half negen uuren.
Coram den heer Jacob Joan Schluiter, stadhouder.
Gerichtsluiden Gerrit Ensdrinck en Arend Poelders.
Erschenen mr. Arnold op ten Noort, in qualiteit als gevolmachtigde van mr. Arnold Jacob Weerts
en vrouwe Eva Alexandrina Wentholt, Ehel[ieden] kracht volmacht voor den weledelen gerichte van Colmschate, op dato den 1 September 1792, op den comparant gepasseerd, alhier in judicio vertoond en gelezen, en bekende uit naam zijner constituanten, te transporteren en op te dragen, gelijk hij qp is doende mids dezen, aan hunl[ieden] zoon Johan Weerts, advocaat binnen Zutphen, het erve en goed, Groot Sessink, genaamd, in de graafschap Zutphen, onder 't richterampt Hengelo buurschap 't Gooie gelegen, doende jaarlijks in ordinaire verpondinge de summa van 29 guldens, 10 stuivers en 4 penn[ingen]. Daarop stipulerende S.A.L. [Sonder Arg of List]
In de kantlijn: Tegenstaande cessie is op 26 meij 1801 vernietigt vide het protocol sub isto dato.
Transcriptie door A. Menkveld (kopie Hennie Schuppers-Demming)
Arnhem 18 Maart 1823
Aan de heeren gecommitteerden
tot de verdeeling der binnenvelden
in de Dunsborger Hattemer Mark
onder Hengelo en Zelhem.
De ondergetekende, eigenaar van het erf Groot Sessink ontvangen hebbende eene circulaire aanschrijving van heeren gecommitteerden tot de verdeeling der velden in de Dunsborger Hattemer Mark in dato 20 November l.l. heeft de eer ter voldoening aan derzelver inhoud, daarop voor zijn belang voor te dragen:
Dat hij in het volkomen vertrouwen verkeert dat de bedoeling van de geërfdens van opgem. Mark bij derzelver resolutie van 6 Aug. l.l. geene andere geweest is of kan geweest zijn dan om de daarbij bepaalde verdeeling der gemeene velden naar billijkheid te doen plaats hebben en naar evenredigheid van het gemis hetwelk de respective erven daardoor zullen komen te lijden, zonder dat eenig erf daarbij in zijn wettig regt verkort of boven eenig ander zal bezwaard of benadeeld worden en dat gevolglijk bij deze verdeeling zal in aanmerking genomen worden:
1. Dat de erven aan de binnenvelden gelegen, welke evenals het erf Groot Sessink, een bekend en bij de Mark erkend regt van Schaapsdrift hebben, door de verdeeling der binnenvelden buiten staat zullen gesteld worden om dat regt uit te oefenen en dat indien zij deswegens niet door een in evenredigheid grooter aandeel in de verdeelde velden of op eene andere wijze worden schadeloos gesteld, deze erven dierhalve daardoor aanmerkelijk zullen bezwaard worden boven de erven die geen regt van schaapsdrift hebben en boven die aan het Groote Veld gelegen, die, niettegenstaande de verdeeling, daarvan zullen kunnen blijven jouisseren.
2.Dat bij die verdeeling in computatie zal gebracht worden dat gedeelte gronds het welk zal bevonden worden door zommige geërfdens zedert eenige jaren van de gemeene velden te zijn aangegraven zonder dezelve aan de Mark te hebben betaald.
3. Dat de verdeeling zal geschieden in evenredigheid van de uitgestrektheid der erven vermits de grotere erven een groter aantal vee moetende houden, in evenredigheid meer veldgrond nodig hebben niet alleen, maar deze ook in die zelfde evenredigheid genot hebben gehad van die velden en zij alnu dat genot in die zelfde evenredigheid zullen moeten missen.
4. En eindelijk.
Dat de toedeling van de gedeelten van het Groote Veld aan de daaraan liggende erven zoodanig geschiede dat de erven aan de Binnenvelden daardoor niet geheel en al van het onverdeeld bljvende gedeelte van dat Groote Veld worden afgesneden of daar van verder verwijderd worden dan dezelve thans zijn, ten einde des verkiezende van hun regt daarop te kunnen blijven jouisseren.
De ondergeteekende vleidt zich, dat ook de heeren gecommitteerden van de billijkheid van dit een en ander zullen overtuigd zijn en dat zij het gevolglijk door hunnen invloed daar heen zullen dirigeren dat daarop bij de finale verdeeling behoorlijk agt worde geslagen.
Voor het overige zal de ondergeteekende deze verdeeling gaarne aan de goede directie van heeren gecommitteerden overlaten en zal daarbij alleenlijk verzoeken:
Dat het aandeel in het Holterveld aan het erf Groot Sessink zullende toegelegd worden, moge genomen worden tegen het gem. erf, van de scheiding tusschen hetzelve en het erf Branderhorst, aan de overzijde van den aldaar liggenden grooten weg of dijk.
Nemende de ondergeteekende de vrijheid hierbij nog aan heeren gecommitteerden te herinneren dat de zoogenaamde Sessinksbosschen met het daarin en achter liggend binnenveldje zedert onheugelijke jaren het eigendom van het erf Sessink en door de eigenaren bewijslijk zedert eenige generatien bepoot geworden zijnde gevolglijk bij deze verdeeling in geene computatie kan gebragt worden
A.J. Weerts
Bewijs van toedeling van markegronden aan het erve Groot Sessink.
De geërfden der Dunsborger Mark, gelegen in de gemeenten Hengelo en Zelhem Provincie Gelderland verklaren dat ingevolge het plan van evenredige toedeling van een gedeelte van het gemeene mark-veld, dato den zesden Augustus achttienhonderd twee en twintig en de dien tengevolge gedane toedeling respectivelijk door de geerfden geapprobeerd den 2 Augustus 1825 en 1 Augustus 1827 aan de eigenaren van het erve en goed Groot Sessink onder Hengelo gelegen, zijnde een stemhebbend erve in de gemelde mark en alzoo voor de aangemelde erve is toegedeeld de markegrond gelegen tussen den groten weg van Hengelo op Steenderen en gemelde erve en verklaren de geërfden voornoemd dat de gemelde grond geen gedeelte van der geërfdens gemeene markveld meerder uitmaakt, maar een wettig eigendom is van de eigenaren van voornoemde erve om daarmede te doen en handelen na welgevallen, mits lastende en dragende alle rijks- en plaatselijke belasting reeds daarop gelegen en bij vervolg daarop te leggen, voords met de lusten en lasten als daartoe met regt gehoren als zijnde de toedeeling geschied voetstoots, zonder enige reserve en om niet en als een gevolg van het door de geërfden aangenomen plan en volgens het gedeelte het erve Groot Sessink in de gemeene mar-kengrond competerende en onverkort het regt van gezegde erve op het onverdeelde markveld.
Zoals van ouds, de regten van registratie en zegel zijn voor rekening van gezegde eigenaren.
Gedaan in de gemeente Zelhem
den zevenden Augustus 1800 acht en twintig.
Namens de geërfden voornoemd,
De administrerende Markerigter
hiertoe dato 1 Augustus 1827 gemagtigt
Herm. Becking.
Kadastrale gegevens Groot Sessink vanaf 1870.
1870: Aankoop boerderij gekocht door Berend Jan Menkveld, landbouwer in Warnsveld (hij was niet de bewoner).
Bewoner was zijn broer Jan Willem Menkveld met gezin.
1871: Bijbouw schuur (zie hiervoor kaartje 1870).
1875: Overlijden van de ongehuwde Berend Jan Menkveld hij liet twee broers na waaronder Jan Willem.
1877: Dat jaar vond er een ‘scheiding’ plaats en werd Jan Willem de nieuwe eigenaar.
1883: In dit jaar werden het oude huis en de schuur gesloopt en het nieuwe huis met schuur iets meer oostwaarts herbouwd
(oude en nieuwe situatie te zien op kaartje 1927).
1891: Overlijden van Jan Willem Menkveld
1895: De nieuwe eigenaar werd zoon Derk Jan Menkveld.
1938: Dat jaar vond er een afsplitsing plaats voor Nieuw Sessink (Hogenkampweg 1).
Pdf 1846 Groot Sessink als hypothecaire zekerheidsstelling (Bron RAZ, kopie H. Schuppers-Demming)
Artikel gemaakt ter gelegenheid van Open Monumenten Dag 2017.
Pdf Ter gelegenheid van Open Monumentendag 2017