Bruinderinkweg 4aa, Groot Bruinderink - Overige Vermeldingen en Bijlagen

  • Mens en land in de Middeleeuwen (1200-1488) (door B.H. Slicher van Bath): 'Brunrynck erf ten 1378 (RLZ. 277)'
  • Verpondingsregisters in 't Rigterambt Hengelo (tussen 1576-1656):

     


    1576: Brumerdinck ii g:
    Johan Lubbers van Brumerdinck ii oortt
    Everdtt Blanckhorst utt Brumerdinck iii oortt
    H: Derick Zarinck utt Bruenerdinck j ortt g:
    Thonniss Stemmers utt derselven goede j oortt

    1612: Brunerdinck mit Heerders landt 4 — x
    Brunerdincks kamp

    1616: Brunerdinck 4─10
    Brunerdincks camp daer die wever op woent 1─10

    1629: 3─4─0 Bruijnerdinx camp daer Willem Egginck woonth 1─15─
    9─12─0 Bruijnerdinck 9─0─

    1650:
    Braenerdinck Camp, Willem Eggincks kinderen (eigenaar), Hendrick (bouwman) 59-4-0
    Bruenerdinck, Sondach van Munster (eigenaar), (Jan) Henrick (bouwman) 77-17

    1656: Bruinderinks Camp Willem Egginks kinderen 10 -14 -12
    Brunerdink Hardenbargs kinderen 15 -19 - 8



    Leenaktenboeken van het Vorstendom Gelre en Graafschap Zutphen (vanaf 1326):

    't Goet ten Brunrynck, gelegen in den kerspel van Hyngel, met sijn tobehoor ten Zutphenschen rechten erkent bij Rycquijn Brunryngh, anno 1378.

    Idem, anno 1403.

    Johan Stenerdinck ontfinck 't goet tot Bruynrinck met allen sijnen tobehoren, gelegen in den kerspel van Hengel, tot Zutphenschen rechte, a°. 1417.

    Idem ontfinck een goet geheiten Brunrinck met sijnen tobehoor, gelegen opgen Goei in den kerspel van Hengeloe, anno 1424.

    Henrick van der Horst bij transport Johans voorn., a°. 1454.

    Idem, anno 1465.

    Idem venijt eedt, 22 Aug. 1484.

    Anthonis van Seyst, richter to Hengel, ontfengt dit als een verfrevelt ende verbeurt leen, 13 Febr. 1521.

    Idem vernijt eedt van den goede geheiten Bruynrinck, in der graeffschap van Zutphen, in den kerspel van Hengel, in der buyrschap van Beeckvelt gelegen, tot Zutphenschen rechten, 7 Junii 1539.

    Johan van Seist beleent, 28 Martii 1542, ende eedt vernijt, 11 Julii 1544.

    Idem vernijt eedt, 19 Junii 1556.

    Lijsbet van Seist, erve hares vaders Johans, 7 Aug. 1594, Johan Henrickssoon is haer hulder.

    Adam van Heerd, lieutenant van capitain Johan van Brakel, bij opdragt sijner moder Elisabet beleent mit 't goet Bruynrinck met sijn tobehoren, in der graefschap Zutphen, kerspel Hengel ende buerschap Beckvelt, gelegen, te Zutphenschen rechten; alleen daervan uutgesondert een stuxken boulands van omtrent een molder geseys, gelegen in eenen camp, die tsamen groot is omtrent 3 mergen, ten deel wey- ende ten deel bouland, daervan het een molder geseys leen ende die 3 mergen allet ongeveer allodial ende vrij goet is; in aller gestalt sulx ongescheiden deur malcanderen gebouwet, geweydet, gebruyckt ende Bruynrinckscamp genoomt wort, dien sij haren nakindren Dirck Beens ende Annae Warren maeckt, allet met haren man ende momher Edouard Warren, corporal van colonel Cecils compaignie ruyteren, 12 Aug. 1619.

    Reyner van Heerd, erve sijnnes vaders Adams, beleent, 10 Mey 1642.

    Cristina van Hardenberch bij opdracht Reyners van Heerde, 4 Meert 1644. Sondach van Munster, haer man, hulder.

    Eadem tucht haer man Sondach van Munster sijn leven lanck geduyrende, eodem die.

    Eadem laet haere dispositie approberen, 31 Aug. 1648.

    Emerentiana ende Agnes Margreta van Hardenberch uyt cracht van testamentaire dispositie van Sondach van Munster ende Cristina van Hardenberg beleent, 30 Aprill 1649. Johan van Hardenberch, oer vader, is hulder.

    Die twee weidekes met het bouwlant, in Veldekes enck gelegen, worden van de leenplicht gevrijdt, waermede alleen geaffecteert blijven huys, hoff, kempken ende het weideken, aen ende om het huys gelegen, mits dat hetselv van nu voortaen altijt met een dubbelt heergewaedt verheft sal worden, ende sijn daermede beleent de onmundige kinderen van Johan van den Hardenberch ende Catharina van Munster, 14 Febr. 1660.

    De mombaeren van die twee dochteren draegen dit leen in het geheel sonder afsplissinge van de gevrijde parceelen op aen Coenraet van Munster, die met het goet Bruynrinck met sijnen toebehooren, aen den V.G. ende G.Z. met een pont goet gelts leenroerich volgens des Hoves apoin tement van 20 Dec. 1661, voor nu ende hiernaemaels beleent is, 17 Nov. 1663.

    Maria, Helena ende Theodera Margareta van Diemen, kinderen van Dr. Peter van Diemen, secretarius der stadt Zutphen, ende Geertruyt van Munster, dit leen als aengecocht van haer bestevaeder Coenraet van Munster te deel gevallen sijnde, sijn daermede beleent door haeren ohem ende hulder Johan van Munster, 29 Febr. 1676.

    Hendrick van Essen laet approberen het maeggescheit, waerbij Helena Catharina van Diemen, sijn huisvrou, dit toegevallen is, 7 Maii 1695.

    Helena Catarina van Diem met de ledige hant beleent, eodem die. Johan van Essen, erfgenaem sijns moeders Helena Catarina, beleent, 18 Oct. 1727.

    Johan van Essen, erfgenaam sijns vaders Johan, beleent, 4 Aug. 1761.

    Jan van Essen, minderjarig, erfgenaam sijns vaders Johan, beleend, 19 Oct. 1762.

    Idem, meerderjarig geworden, vernieuwt eed, 6 Oct. 1768.

    Jan en Tido Hendrik van Essen, gebroeders, laten het magescheyd van 24 Febr. 1772 approberen en per clausulas concernentes registreren, 12 Meert 1774.

    Jan van Essen en Maria Bernhardina Dumbar. eheluyden, laaten aproberen en registreren hunne huwlijksvoorwaarden van 18 Dec. 1777, 1 April 1778.

    Iedem laten approberen en registreren een conventie, 30 April 1791 met wedersijdsche naastbestaanden opgerigt, 11 Maii 1791.

    Iedem laten haar besloten testament van 7 Maii 1791 approberen, eodem die.

    Johan van Essen laat de vorenstaande geoponde testamentaire dispositie van 7 Maii 1791 registreren, 3 Febr. 1798.


    Afgespleten

    Een stuxken boulands van omtrent een molder geseys, gelegen in eenen camp, die tsamen groot is ongeveer drye mergen, ten deel wey ende ten deel bouland, daervan 't selve molder leen ende die rest der drye mergen vrij goet is, gelijck sulx ongescheyden deur malcanderen gebout, geweyt, gebruyckt ende Bruenrinckscamp genoomt wort, ten besunderen leen te Zutphenschen rechten opgedragen bij Elisabet van Seist, huysfrou Edouards Warren, op Wilhem Egginck, 10 Aprilis 1624.

    Beerntgen Egginck, erve haeres vaders Willems, beleent, 20 Mey 1637. Haer man Derck van Wey deet hulde.

    Aeltjen van der Wey voor haer selven ende voor haer andere susters als erven haeres moeders Berentjen Egginck beleent door Hendrick Rutgers van Voorst, haer man, 17 Aug. 1686.


    Afgespleten

    Den Langencamp met den cleynen kempken, so dat om die hoffstat Tackencamp gelegen; noch omtrent 8 molder saetlants, gelegen in den Goischen enck, die 4 tuschen erffnis Ellerdinck ende Banninck, die ander 4 over den wegh, met den eenen eynde streckende tegen Hoenkinck op den Hoghen wegh, uut den goede Bruynrinck gespleten ende tot Zutphenschen rechten opgedragen bij Johan van Seyst tot behoeff van Lijsbet Horstinx, huysfrou Arnt Obekinx, die sulx overgeeft Geertrud, weduwe Martins Quaden, 4 Dec. 1550.

    Eadem deur Bernt Obbekinck eedt vernijt, 19 Junii 1556.

    Eadem deur Lambert Louwerman eedt vernijt, 24 Febr. 1560.

    Lamme van Eynschoten crigt uutstel, 24 Junii 1561.

    Lamme de Quade, weduwe Mathijs van Enschoten, beleent bij deylinge, 23 Julii 1561.

    Wilhelma van den Sande, onmundig, erve harer moder Lamme, beleent, 31 Julii 1564. Haer vader Dr. Reiner van den Sande is haer hulder.

    Eadem eedt vernijt deur Martin de Quade vermitz hares vaders uutlendicheyt, 21 Martii 1571.

    Eadem deur haren vader eedt vernijt, 9 Oct. 1581.

    Eadem, huysfrou Evert Everwijns, vernijt eed, 14 Oct. 1589.

    Reiner Everwijn, onmundig, erve sijner moder Wilhelmae, beleent, 3 Aug. 1600. Sijn oom Fredrick van den Sande Reinerssoon is hulder.

    Idem, mundig, deet selffs eed, 12 Febr. 1619.

    Idem tucht sijn vrou Naleken Kreyfengers ende maeckt dit leen deylbaer onder sijne kinderen, 7 Febr. 1622.

    Evert Everwijn, erve sijnnes vaders Reyners, 12 Aug. 1631.

    Luytjen Everwijns, huysvrouw van Otto Engelen, naer approbatie van de erfdeilinge haerer olderen naelaetenschap beleent deur haeren man als haeren hulder ende laet haer dispositie approberen, 4 Nov. 1663.

    Engelbert Engelen, erve sijner moder Lucretia Everwijns, beleent, 14 Julii 1692.

    Catarina Engelen, erve haers moeders Lucretia Everwijn, beleent, 3 Febr. 1695.

    Eadem en haer man Dr. Johan van Hasselt laten haer beslote dispositie approberen, 3 April 1704.

    Johan van Hasselt als tugtenaer van sijn vrou Catarina Engelen beleent, 7 April 1705.

    Johan Engelen, erfgenaem van Catharina Engelen, nae doode van Johan van Hasselt beleend, 18 Dec. 1739.

    Idem draegd dit leen op aen Jan van Essen, die daer weder mede beleend is, eodem die


  • Verbalen uitzetting capitale- of hoofdschatting 1654:

    'Hendrick op Bruenerdinck Janneken sijn huesfre:'

  • Monsterrollen 1665: 'Bruenerdinck'
  • Weerbare mannen 1784: 'Groot Bruijnderink, 1 [knegt] Aalbert Mentink'
  • Inwonerslijsten per buurtschap 1795:

    ‘D.W. Groote Bruendrienk, Albert Bluemink, dienstknegt’


     

  • Hengelose Markenboeken (1612-1881):

     


    1618: ‘Corporael Warner dolierde dat bij Jr. Vijt van Munster twie hecken gehangen, die hem te nae gehangen voor Bruijnderdinck, versocht die selve wegh geschafft te worden. Munster sachte die hecken gehangen toe hebben op zijnen brinck, nae luijt goede olde versegelde brieven voor onwaert erckant weren. Warner sechte dat het een gemeijne weg daer die hecken gehangen waeren. Munster stelt hem sulcks te bewijsen ten rechte tegens toecomstige holtinge. ‘


     

Laatst aangepast op zaterdag 11 december 2021 08:24