Beschrijving van Ludger uit de 2e vita.
Door Job de Gelder.
Er zijn over Ludger 3 vita’s =levensbeschrijvingen geschreven. De 2e vita is omstreeks 1030 voorzien van 23 miniaturen. Twaalf hiervan worden hier in beeld gebracht. De vita’s geven niet altijd een juist historisch beeld van de heilige. Maar daar waren ze ook niet voor geschreven. Het eigenlijk doel was om de heilige te verheerlijken en alle lof toe te zwaaien.
De redding van Ludgers moeder:
De grootmoeder van Liafburg was een heiden. Omdat uit het gezin van haar zoon alleen maar dochters werden geboren gaf ze een knecht opdracht de pas geboren baby te verdrinken in een tobbe. Maar de baby, nog geen uur oud, strekte haar armpjes uit en klampte zich vast aan de rand van de tobbe. Een buurvrouw zag het gebeuren en griste de kleine uit handen van de knecht. Thuisgekomen gaf ze het kind een beetje honing. Volgens de wetten van de Friezen was het niet toegestaan om een zuigeling te doden die iets had gegeten. De knecht durfde niet tegen de grootmoeder te zeggen wat er gebeurd was en hij stemde er in toe dat de buurvrouw het kind zou opvoeden. Toen de grootmoeder was overleden, werd Liafburg aan haar moeder teruggegeven.
Ludger is dol op boeken:
Ludger maakte de “boeken” van berkenbast en naaide stukken bast aan elkaar als een boek. Links zit Ludger te midden van een aantal “boeken” en geeft er één aan zijn moeder, Liafburg. Van boven verschijnt de hand van God, die het spel van Ludger zegent.
Ludgers ouders brengen hem naar de kloosterschool van Gregorius:
Thiatgrim, de vader van Ludger (rechts) draagt hem over aan abt Gregorius, met staf. Als gebaar van ontvangst steekt Gregorius de hand uit naar Ludger. Als afscheidgebaar kijkt Ludger op naar zijn vader. Het gebouw op de achtergrond is het klooster.
Lebuïnus/Liafwinus wordt door Ludger herbegraven:
Als Ludger uit York weer naar Utrecht komt, krijgt hij van de opvolger van Gregorius ( Albrius ), de opdracht om in Deventer de verwoeste kerk van Lebuïnus te herbouwen en om Lebuïnus, die inmiddels overleden was, te herbegraven. Op de voorstelling zien we dat Lebuïnus in de kerkruimte wordt begraven. Ludger, die zojuist in York gewijd is tot diaken mag de begrafenisplechtigheid leiden. Hij houdt het kruis vast en een spreekt de gebeden uit. Een klerk houdt de bijbel voor hem op. In hoofdstuk 15 van de vita Sancti Liudgeri lezen we dat na de dood van Lebuïnus de Saksen weer de kerk verwoestten. Liudger bouwde een kerkje op de plaats waar hij dacht dat Lebuïnus begraven lag, want hij kon het lichaam niet vinden. De fundering was al klaar toen hij een droom kreeg waarin hem werd verteld dat het lichaam onder de net gebouwde zuidmuur lag. De volgende dag werd de muur afgebroken en vonden ze het graf van Lebuïnus. De zuidmuur werd verplaatst en zo kwam het graf binnen de kerk te liggen.
Ludger geneest Bernlef:
De geknielde man is de blinde Bernlef. Hij was een bard = zanger die de heidense heldendaden vertolkte. Ludger is gekleed als burger niet als priester. Het zegende gebaar van Ludger wordt bevestigd door Gods hand uit de wolken. Niet Ludger geneest, maar God.
Ludger bezoekt Helgoland:
In de Duitse Bocht ligt een klein eiland, dat in de tijd van Ludger gezien werd als een land vol demonen. Dit is te zien door het fabeldier rechtsboven. Ludger brengt het licht, dat wordt gesymboliseerd door de zon, waaruit de hand van God steekt. In zijn linkerhand heeft Ludger (verbleekt) kruis om de demonen af te weren.
Karel de Grote schenkt Ludger een klooster.
Karel de Grote gezeten op een troon met op de achtergrond het paleis, schenkt Ludger het klooster Lothusa/Leuze in Henegouwen, om de zendingsarbeid te kunnen bekostigen. Links staat Ludger die de oorkonde voorzien van de tekst ”SIT TUA LOTHUSA”, in ontvangst neemt.
Bouw van het klooster in Werden:
Op het bovenste deel van de miniatuur zien we dat er getimmerd wordt voor de bouw van het klooster. De onderste voorstelling toont Ludger als een heilige op de troon, naast de boom waaronder hij begraven wil worden. De mensen rechts naast hem kunnen bouwlieden zijn, die hij aanwijzingen geeft.
Ludger wordt tot bisschop gewijd.
Op 30 maart 805 wordt Ludger in Keulen door aartsbisschop Hildebrand tot bisschop gewijd. De aartsbisschop voltrekt de plechtigheid door uit een hoorn olie over Ludger te gieten.
Ludger gaat naar de hemel:
Ludger ligt opgebaard, de blauwe halve cirkel stelt de aarde voor en zijn vrienden staan op hem heen. Zijn ziel, zonder aardse kentekenen zichtbaar gemaakt, wordt door de engelen naar de hemel gevoerd, waar hij met open armen wordt ontvangen.
Ludger wordt opgebaard:
Ludger sterft in Billerbeck. Zijn lichaam wordt in Münster opgebaard in de Mariakerk, totdat duidelijk is waar hij begraven zal worden. De bevolking van Münster en zijn medebroeders aanbidden de baar. Vermoed wordt dat de persoon met staf en boek zijn opvolger Gerfried is.
Ludger wordt overgebracht naar zijn klooster in Werden (bij Essen).
Ludger had tijdens zijn leven al gezegd dat hij in Werden onder een boom bij zijn klooster begraven wilde worden. De bevolking uit Münster was het daar niet mee eens, omdat Ludger de bisschop van Münster was. Karel de Grote besliste dat de wens van Ludger gerespecteerd diende te worden en werd hij naar Werden overgebracht. Op de miniatuur zien we twee monniken die de baar dragen en overgedragen aan de abt van het klooster. Hij heeft een wierookvat en begroet de overledene op liturgische wijze. Rechts vooraan staan de leerlingen van de kloosterschool. Daarachter de kloosterlingen en de bevolking van Werden als de baar uit Münster aankomt.
Website opmaak voor www.oudhengelo.nl : H.M. Somsen